Fake News 2 Flashcards

(33 cards)

1
Q

de toegang makkelijker maken

A

rendre l’accès plus facile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mogelijk maken

A

rendre possible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

iets ontkennen

A

nier qqch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

over dit en vijf jaar

A

d’ici cinq ans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Meer

A

davantage = plus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

blootgesteld worden aan iets

A

être exposé à qqch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

artificiële intelligentie

A

l’intelligence artificielle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

men laat iemand foute dingen zeggen

A

on fait dire à une personne des choses fausses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de waarheid / waar, echt

A

la vérité / vrai, vraie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een oorlog

A

une guerre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een wet

A

une loi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Iets bewijzen in de kritische zin

A

faire preuve de sens critique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wanneer u een artikel leest

A

lorsque vous lisez un article (= quand ..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geloofwaardig zijn

A

être crédible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vermijden / onvermijdelijk

A

éviter / inévitable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

nepnieuws uitroeien

A

éradiquer les fake news

17
Q

iets, iemand wantrouwen

A

se méfier de qqn, qqch

18
Q

vertrouwen hebben in iemand

A

avoir confiance en qqn

19
Q

iets, iemand vertrouwen

A

faire confiance à qqn, qqch

20
Q

betrouwbaar / onbetrouwbaar

A

fiable / non fiable

21
Q

een pakkende titel

A

un titre accrocheur

22
Q

onderzoeken

23
Q

nakijken, checken

24
Q

een bron

25
een nauwkeurigheid / nauwkeurig, correct
exactitude / exact
26
opletten voor, letten op
faire attention à
27
een lay-out
une mise en forme / une mise en page
28
een gewoonte / gebruikelijk / ongebruikelijk
une habitude / habituel / inhabituel
29
een spelfout
une faute d'orthographe
30
een samenhang / samenhangend / onsamenhangend
une cohérence / cohérent / incohérent
31
bewerkte foto's
des photos retouchées
32
wijzigen, veranderen
modifier
33
raadplegen
consulter