Brainscape's Knowledge GenomeTM


Top Flashcards (Certified)
All Flashcards

French > S2. Catastrophes Naturelles > Flashcards

S2. Catastrophes Naturelles Flashcards

(85 cards)

Start Studying
1
Q

aardbeving

A

Un tremblement de terre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

tsunami

A

Un tsunami

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(bos) brand

A

Un incendie (de forêt /forestier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

spoorongeluk

A

Une catastrophe ferroviaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vliegtuigramp

A

Une catastrophe aérienne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

schipbreuk

A

Un naufrage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verkeersongeluk

A

Un accident de la route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

olievlek (zwarte vloedgolf)

A

Une marée noire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

overstroming / overstromen

A

Une inondation / inonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

explosie van een ruimteveer

A

Une explosion d’une navette spatiale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

chemische ramp

A

Une catastrophe chimique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

slachtoffer

A

Une victime

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

lichaam/lijk

A

un corps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hulpdiensten

A

les services de secours

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de regen

A

La pluie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

door het water meegenomen/ meegesleurd worden

A

Être emporté par les eaux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

teruggevonden worden

A

Être retrouvé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

verdrinken

A

Se noyer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

als vermiste opgegeven worden

A

Être porté disparu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het leven verliezen, het leven laten

A

Perdre la vie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

voetganger

A

Un piéton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Een bestuurder

A

un chauffeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een gewonde

A

un blessé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de woordvoerder van de brandweer

A

le porte-parole des pompiers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
slippen
déraper
26
een slippartij, een uitschuiver
un dérapage
27
zwaar gewond zijn
Être blessé grièvement
28
overbrengen naar het ziekenhuis
Transporter à l'hôpital
29
meenemen
emmener / emporter
30
in een toestand van choc verkeren, in choc zijn
Être en état de choc
31
zijn, haar leven is niet in gevaar
Ses jours ne sont pas en danger
32
huisvrouw
Une mère de famille
33
baby
un bébé
34
truckchauffeur
un conducteur de camion
35
brandweercommandant
le commandant des pompiers
36
autobestuurder
un automobiliste
37
frontale botsing
Une collision frontale
38
botsen tegen
Heurter
39
botsten tegen
entrer en collision avec
40
met hoge snelheid botsen tegen
percuter
41
van zijn rijstrook afwijken
Dévier de sa bande de circulation
42
overlijden
Décéder
43
ongedeerd zijn
être indemne
44
de klap niet overleven
Ne pas survivre au choc
45
hij heeft het niet overleefd
Il n'a pas survécu
46
redden
Sauver
47
De brandweer(lui)
Les pompiers
48
de militairen
les militaires
49
het leger
l'armée
50
een brand
Un incendie = un feu
51
starten
Démarrer
52
het vuur bestrijden
Combattre le feu
53
het vuur onder controle hebben/houden
Maîtriser le feu
54
afwezigheid van regen
Une absence de pluie
55
de droogte
La sécheresse
56
hevige winden
Des vents violents
57
branden, verbranden
Brûler
58
verwoesten
ravager
59
Ontsporing/ ontsporen
déraillement (dérailler)
60
Ontploffing / ontplotten
explosion (exploser)
61
Evacuatie / evacueren
évacuation (évacuer)
62
Reddingsoperaties / redden
des actions de sauvetage (sauver)
63
Blessures / verwonden
blessures (blesser)
64
Achtervolging/achtervolgen
poursuite (poursuivre)
65
Interventie, tussenkomst/ interveniëren
intervention (intervenir)
66
Vlucht/vluchten
fuite (fuir)
67
ongedeerd
sans blessures = indemne
68
overlevenden
les survivants = les rescapés
69
aangewakkerd
activé = avivé
70
verwoest
dévasté = ravagé
71
Onder controle
sous contrôle = maîtrisé
72
gezonken
coulé = sombré
73
overgebracht
transférés = transportés
74
Zijn gevlucht
se sont enfuis = ont pris la fuite
75
Vergiftigen
Intoxiquer
76
plots uitwijken
faire une embardée
77
Licht verwonden
blesser légèrement
78
een voortvluchtige
un fuyard
79
aanrijden
renverser
80
doden
tuer
81
buiten zijn oevers treden
déborder
82
Het begin van de brand / De brand is ontstaan
Le départ du feu / Le feu a éclaté.
83
de brand bestrijden / blussen
Combattre / éteindre le feu
84
Een vulkaanuitbarsting
Une éruption d'un volcan
85
een storm
Une tempête

French (23 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2025 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions