Family Flashcards
(46 cards)
1
Q
Family
A
De familie
2
Q
Parents
A
De ouders
3
Q
Mother
A
De moeder / mamma
4
Q
Father
A
De vader / papa
5
Q
Child / children
A
Het kind / de kinderen
6
Q
Son
A
De zoon
7
Q
Daughter
A
De dochter
8
Q
Brother
A
De broeder / broer
9
Q
Sister
A
De zuster / zus
10
Q
Grandparents
A
De rootouder
11
Q
Grandfather
A
De grootvader / opa
12
Q
Grandmother
A
De grootmoeder / oma
13
Q
Grandchildren
A
De kleinkinderen
14
Q
Niece / cousin
A
De nicht
15
Q
Nephew / cousin
A
De neef
16
Q
Uncle
A
De oom
17
Q
Aunt
A
De tante
18
Q
Stepmother
A
De stiefmoeder
19
Q
Stepfather
A
De stiefvader
20
Q
Stepdaughter
A
De stiefdochter
21
Q
Stepson
A
De stiefzoon
22
Q
Stepsister
A
De stiefzuster
23
Q
Stepbrother
A
De stiefbroeder
24
Q
Mother-in-law
A
De schoonmoeder
25
Father-in-law
De schoonvader
26
Daughter-in-law
De schoondochter
27
Son-in-law
De schoonzoon
28
Sister-in-law
De schoonzuster
29
Brother-in-law
De zwager
30
Godmother
De meter
31
Godfather
De peetvader
32
Boy
De jongen
33
Girl
Het meisje
34
Child
Het kind
35
Man, husband
De man
36
Woman, wife
De vrouw
37
Friend (m)
De vriend
38
Friend (f)
De vriendin
39
Adult
De volwassene
40
Relative
De bloedverwant
41
Siblings
De broers en zusters
42
Twin
De tweeling
43
Birth
De geboorte
44
Death
De dood
45
Marriage
Het huwelijk
46
Divorce
De echtscheiding
