Fruits, Vegetables, and Meat Flashcards
(41 cards)
1
Q
Fruit
A
De vrucht
2
Q
Pineapple
A
De ananas
3
Q
Apple
A
De appel
4
Q
Apricot
A
De abrikoos
5
Q
Banana
A
De banaan
6
Q
Pear
A
De peer
7
Q
Strawberry
A
De framboos
8
Q
Cherry
A
De kers
9
Q
Lime
A
De limoen
10
Q
Lemon
A
De citroen
11
Q
Orange
A
De sinaasappel
12
Q
Peach
A
De perzik
13
Q
Grapes
A
De druif
14
Q
Vegetables
A
De groente
15
Q
Cauliflower
A
De bloemkool
16
Q
Bean
A
De boon
17
Q
Pea
A
De erwt
18
Q
Cucumber
A
De komkommer
19
Q
Carrot
A
De wortel / peen
20
Q
Potato
A
De aardappel
21
Q
Cabbage
A
De kool
22
Q
Pumpkin
A
De pompoen
23
Q
Olive
A
De olijf
24
Q
Radish
A
De radijs
25
Lettuce
De sla
26
Tomato
De tomaat
27
Onion
De ui
28
Meat
Het vlees
29
Veal
Het kalfsvlees
30
Lamb
Het lam
31
Beef
Het rundvlees
32
Ham
De ham
33
Pork
Het varkensvlees
34
Bacon
De bacon
35
Sausage
De worst
36
Poultry
Het pluimvee
37
Duck
De eend
38
Goose
De gans
39
Chicken
De kip
40
Turkey
De kalkoen
41
Fish
De vis
