Farmacokinetiek Flashcards
(23 cards)
Wat beschrijft farmacokinetiek?
De processen waaraan een werkzame stof in het lichaam wordt onderworpen: absorptie, distributie, metabolisme en eliminatie.
Wat geeft de therapeutische breedte aan?
Het verschil tussen (on)werkzame doseringen en toxische doseringen.
Wat gebeurt er bij een smalle therapeutische breedte?
Er is een grotere kans op toxiciteit en overdoseringen.
Geef een voorbeeld van een medicijn met een smalle therapeutische breedte.
Digoxine.
Geef een voorbeeld van een medicijn met een grote therapeutische breedte.
Amoxicilline.
Wat is de biologische beschikbaarheid (F)?
De fractie van de toegediende dosis die onveranderd de algemene circulatie bereikt.
Wat is het first-pass effect?
De metabolisme van een deel van de geabsorbeerde stof door enzymen in darmen of lever voordat het in de circulatie komt.
Wat is de formule voor het verdelingsvolume (Vd)?
C0 = F x D / Vd.
Wat is het effect van sterke binding aan plasma-eiwitten op het verdelingsvolume?
Het verdelingsvolume zal klein zijn.
Wat zijn type I-reacties in het metabolisme?
Hydrolyse, oxidatie of reductie.
Wat zijn type II-reacties in het metabolisme?
Conjugatie reacties zoals acetylering, gluconidering en sulfatering.
Wat is de rol van het CYP450-enzymsysteem?
Het is belangrijk voor de biotransformatie van geneesmiddelen.
-
-
-
-
- Azolen (ketoconazol, itraconazol, miconazol)
- Claritromycine (macrolide AB)
- Erytromycine (macrolide AB)
- Verapamil (Ca-kanaal blokker)
- Grapefruitsap
Wat is het effect van enzyminhibitors op CYP3A4?
Ze zorgen voor inhibitie van CYP3A4, wat leidt tot hogere bloedspiegels.
-
-
- Rifampicine
- Anti-epileptica (carbamazepine, fenytoïne)
- St. Janskruid
Wat is de klaring?
De hoeveelheid plasma die per tijdseenheid van stof wordt ontdaan.
Wat gebeurt er bij nierinsufficiëntie met betrekking tot medicijnaccumulatie?
Er is kans op accumulatie van medicijnen door verminderde glomerulaire filtratie.
Wat is de halfwaardetijd (T1/2)?
De tijdsduur waarin de plasmaconcentratie in waarde halveert.
Wat bepaalt de noodzaak van een oplaaddosering?
De halfwaardetijd.
Wat is de relatie tussen halfwaardetijd, verdelingsvolume en klaring?
T1/2 = 0.7 x Vd / Cl.
Hoeveel tijd is er nodig om steady state te bereiken?
Circa vijfmaal T1/2.
Wat gebeurt er met de plasmaconcentratie na het stoppen van een geneesmiddel?
Het geneesmiddel is na 4-5 halfwaardetijden verdwenen.