filosofie Flashcards

(21 cards)

1
Q

wat zijn de uitgangspunten van het rationalistisch perspectief op zelfredzaamheid

A
  • mensen zijn in staat om de regie over hun eigen leven te voeren
    -iedereen beschikt over mentaal vermogen om zichzelf te redden.
  • kwetsbare groep is de uitzondering die de regel bevestigd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is toegepaste ethiek

A

een concrete casus is de context waarin bepaald wordt of iets goed is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is descriptieve ethiek

A

beschrijft de geldende waarden en normen van een tijd of cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is normatieve ethiek

A

geeft richtlijnen om volgens gevonden criteria te bepalen wat goed is, het schrijft voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is meta ethiek

A

onderzoekt de betekenis van begrippen die een rol spelen in de ethiek ( vrijheid, goed).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uitgangspunten van bestaansethiek

A
  • opzoek naar het goede leven.
  • wie ben ik?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn kenmerken van een project

A
  • vaak multidisciplinair.
  • vaak kortdurend, minder dan 2 jaar.
  • afstemming van mensen en middelen op het doel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de stroming rationalisme

A

de stroming die er van uitgaat dat de werkelijkheid zich maar op een manier laat kennen en dat is door de rede. alles wat wij bedenken structureert de werkelijkheid ( via het hoofd, denken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zegt Descartes over het rationalisme

A

we hebben aangeboren ideeën die ervoor zorgen dat we inzicht hebben in de werkelijkheid zonder zintuigelijke waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de stroming empirisme

A

de stroming die ervan uitgaat dat alles wat wij kunnen weten door onze ervaringen tot stand komt. mensen worden geboren zonder ook maar enige vorm van kennis ( tabula rasa). door onze ervaringen leren we de dingen kennen en worden we een beschreven blad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zegt Lock over het empirisme

A

alles wat we ervaren/ waarnemen is de basis voor onze kennis. we structuren onze waarnemingen tot werkelijkheid, eerst ervaren dan verder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het utaliteitsbeginsel ( Bentham)

A

het bevorderen van zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen.
gaat uit van de kwantificeerbaarheid van geluk ( puurheid, hoe lang duurt het, hoeveel mensen etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zegt Mill over het utaliteitsbeginsel

A

geluk is het nastreven van genot en vermijden van leed.
onderscheid tussen lichamelijk en geestelijke genietingen.
utilisme = nut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

uitgangspunten John stuart Mill

A
  • individuele vrijheid en zelfontplooiing leiden naar algemeen welzijn.
  • mijn vrijheid houdt op waar ik die van jou schaadt.
    -daar waar mensen samenkomen en afwijkende meningen hebben groeit het algemeen welzijn.
  • omdat iets door iedereen wordt gedaan betekent het niet dat het goed is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

uitganspunten John Rawls

A
  • alles laat zien dat er onrechtvaardigheid is als het gaat om verdeling van primaire goederen ( zorg, recht).
  • sluier van onwetendheid zorgt ervoor dat we belangeloos kunnen redeneren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de sluier van onwetendheid

A

stel je voor dat jij niet jij was

17
Q

principes van sluier van onwetendheid

A

1: dingen mogen ongelijk verdeeld worden, maar de ondergrens is: als er ongelijke verdeling is moet het wel ten gunste zijn van de mensen die het minst bedeeld zijn.
2: iedereen moet gelijke toegang krijgen ( geen discriminatie maar eisen stellen mag).

18
Q

uitgangspunten van Kant

A
  • hij spoort aan om te durven denken ( sapere aude).
  • kritiek betekent bij kant: blijven nadenken., onderbouwen, legitimeren.
  • de geldende moraal kan nooit leidend zijn, de formule voor het handelen wel.
19
Q

oordelen volgens Kant, kennis is te verdelen in:

A
  • a priori: vooraf het concept kennen, eenduidig, knip en klaar weten wat iets is zonder dat het er is, analytisch oordeel.
  • a posteriori: kennis na de ervaring, we voegen iets toe aan iets, namelijk de ervaring dus een synthetisch oordeel.

Kant: we moeten er a priori vanuit gaan dat de mens autonoom is terwijl dat er niet van afgeleid kan worden.

20
Q

twee regels bij het handelen ( volgens logica)

A
  1. handel zo dat de regel waarop je handelen gebaseerd is als wet voor iedereen en altijd kan gelden zonder tegenspraak.
  2. de mens mag nooit als middel worden gebruikt, altijd als doel
21
Q

definitie van Kant zijn ethiek, plichtethiek/ deontologische ethiek

A

mensen hebben de plicht om goed te handelen volgens de wet die je jezelf hebt opgelegd.
je moet dit dus ongeacht de omstandigheden/ gevolgen volgen.

doe een ander niet wat jij niet wilt dat jou geschied.