politicologie Flashcards

(13 cards)

1
Q

wat zijn grondrechten

A

rechten die burgers de vrijheid geven om zonder bemoeienis van de overheid te leven, of de rechten om deel te nemen aan de samenleving/ politiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn sociale grondrechten

A

de economische, sociale en culturele rechten.

is een instructie aan de overheid maar meestal niet afdwingbaar bij een rechter.

recht op huisvestiging, onderwijs, sociale zekerheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn klassieke grondrechten

A

de burgerlijke en politieke rechten. wel afdwingbaar bij een rechter.

kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, recht op privacy etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe kan een grondwet gewijzigd worden

A

alleen als er eerst een wet wordt aangenomen die regelt dat wijziging van de grondwet overwogen wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan een overwegingswet aangenomen worden

A

eerste ronde: moet in de eerste en tweede kamer minstens de helft +1 van de stemmen hebben.

ronde twee: 2/3e van de stemmen nodig in eerste en tweede kamer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een representatieve democratie

A

burgers mogen via verkiezingen hun stem uitbrengen en worden vervolgens vertegenwoordigd door volksvertegenwoordigers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke twee dimensies kent de politiek

A

economisch conservatisme: links vs rechts.
cultureel conservatisme: progressief vs conservatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de uitgangspunten van economisch conservatisme

A
  • klassieke economische vraagstukken.
  • arbeid, inkomensgelijkheid & sterke relatie overheid ( links)
  • kapitaal, inkomensongelijkheid en vrije relatie met overheid( rechts).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uitganspunten van cultureel conservatisme

A
  • progressief, persoonlijke en culturele vrijheid, abortus, islam etc eigen keuze en veranderingsgezind ( liberaal)
  • conservatief, persoonlijke en culturele gelijkheid, sturende staat om waarden en normen te waarborgen( autoritair).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

schaarste hypothese definitie

A

eerst in basisbehoeften voorzien, pas daarna houd je je bezig met andere dingen (zoals autonomie en vrijheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

socialisatie hypothese definitie

A

opgegroeid zonder veel welvaart -> materialistisch

opgegroeid met veel welvaart -> postmaterialistisch

tegenwoordig veel opgegroeid met welvaary

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het cohort effect

A

wanneer je bent geboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het levensloop effect

A

bijv: eerst links en hoe ouder je wordt rechtser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly