Frans bescherelle série 1 Flashcards
(55 cards)
1
Q
sécher
A
drogen
2
Q
répéter
A
herhalen
3
Q
régler
A
regelen
4
Q
posséder
A
bezitten
5
Q
préférer
A
verkiezen
6
Q
précéder
A
voorafgaan
7
Q
s’inquiéter
A
verontrusten, zich zorgen maken
8
Q
inquiéter
A
overdrijven
9
Q
espérer
A
hopen
10
Q
célébrer
A
vieren
11
Q
accélérer
A
versnellen
12
Q
céder
A
wijken, afstaan
13
Q
voyager
A
reizen
14
Q
ranger
A
opruimen
15
Q
protéger
A
beschermen
16
Q
partager
A
verdelen
17
Q
nager
A
zwemmen
18
Q
mélanger
A
mengen
19
Q
juger
A
oordelen
20
Q
exiger
A
eisen
21
Q
encourager
A
aanmoedigen
22
Q
corriger
A
verbeteren
23
Q
déménager
A
verhuizen
24
Q
changer
A
veranderen
25
bouger
bewegen
26
prononcer
uitspreken
27
menacer
bedreigen
28
lancer
werpen
29
financer
financieren
30
manger
eten
31
effacer
uitwissen, uitvegen
32
déplacer
verplaatsen
33
divorcer
scheiden
34
commencer
beginnen
35
avancer
vooruitgaan
36
annoncer
aankonigen
37
placer
plaatsen, zetten
38
remarquer
opmerken
39
manquer
ontbreken, missen
40
attaquer
aanvallen
41
expliquer
uitleggen
42
naviguer
varen, navigeren
43
trier
sorteren
44
créer
ontwerpen
45
skier
skiën
46
oublier
vergeten
47
modifer
wijzigen, veranderen
48
crier
roepen
49
copier
kopiëren
50
apprécier
appreciëren
51
étudier
studeren
52
jouer
spelen
53
aimer
houden van
54
avoir
hebben
55
être
zijn