Geschiedenis H10 Begrippen Flashcards

Begrippenlijst H10"De strijd om de macht" (11 cards)

1
Q

Leenheer

A

Een koning of hoge edelman die land (een leen) geeft aan iemand in ruil voor trouw en diensten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leenman

A

Iemand die een stuk land van een leenheer krijgt en daarvoor militaire of bestuurlijke taken uitvoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Feodaal koninkrijk

A

Een rijk waarin de koning zijn macht deelt met leenheren, wat leidt tot veel versnippering van macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sacraal koningschap

A

Het idee dat de koning zijn macht van God kreeg en dus ook een religieuze rol had.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Erfopvolging

A

De gewoonte dat de macht automatisch overgaat op een familielid, meestal de oudste zoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Huwelijkspolitiek

A

Het sluiten van huwelijken tussen edelen of koninklijke families om allianties te vormen en gebieden te verenigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Militaire macht

A

De kracht van een koning of heer om oorlog te voeren en gezag af te dwingen via soldaten of ridders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Huurlingen

A

Soldaten die tegen betaling vechten, vaak gebruikt als een koning geen eigen leger had.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Territoriaal koninkrijk

A

Een rijk waar de koning centrale macht uitoefent over een duidelijk afgebakend gebied, met vaste grenzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De Magna Carta

A

Een Engels document waarin de koning voor het eerst macht moest afstaan aan de adel; begin van het beperken van koninklijke macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Parlement

A

Een vergadering van vertegenwoordigers (adel, geestelijkheid en soms burgers) die de koning moesten adviseren of controleren, vooral over belastingen en wetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly