Geschiedenis H8 Begrippen Flashcards
Begrippenlijst H8 "Nieuwe Rijken, Nieuwe Armen" (12 cards)
Sociale Ongelijkheid
Betekent dat mensen in de samenleving niet dezelfde rechten, kansen of macht hebben. In de standenmaatschappij van de middeleeuwen was dit duidelijk zichtbaar: de geestelijkheid en adel hadden veel privileges, terwijl de derde stand het zware werk deed en weinig te zeggen had.
Clerus
De geestelijkheid, oftewel de eerste stand (priesters, monniken, bisschoppen) die voor de kerk en het geloof zorgde.
Adel
De tweede stand, bestaande uit edelen zoals ridders en graven, die land bezaten en militaire en bestuurlijke macht hadden.
Derde Stand
De overige bevolking, zoals boeren, ambachtslui en handelaars, die werkten en belasting betaalden.
Patriciërs
Rijke burgers in de stad, vaak handelaren of bankiers, die veel invloed hadden op lokaal bestuur.
Dagloners
Arbeiders die per dag werden betaald en geen vast werk of inkomen hadden; meestal arm.
Marginalen
Mensen aan de rand van de samenleving, zoals bedelaars, zwervers of sociaal uitgeslotenen.
Minderheden
Groepen mensen die zich in religie, afkomst of cultuur onderscheidden van de meerderheid en vaak werden achtergesteld.
Religieuze minderheid
Groep mensen met een ander geloof dan de dominante religie (bv. joden in een christelijke samenleving).
Seksuele minderheid
Het niet accepteren van mensen met een andere seksuele geaardheid (bv. homoseksuelen), vaak met uitsluiting of vervolging als gevolg.
Medische onverdraagzaamheid
Het niet accepteren van mensen met een andere seksuele geaardheid (bv. homoseksuelen), vaak met uitsluiting of vervolging als gevolg.
Religieuze onverdraagzaamheid
Het niet accepteren van andere religies of geloofsopvattingen, wat vaak leidde tot discriminatie of vervolging.