geschiedenis van het theater: termen Flashcards
(10 cards)
tragedie (4)
- een aangrijpende gebeurtenis: een psychisch of moreel sociaal conflict
- hoofdpersonage (held) ondergaat een leidensweg die meestal slecht afloopt
- toeschouwer leeft mee en ondervraagt zichzelf
–> werkt louterend en bevrijdend
komedie (3)
- biedt een lachwekkende kijk op de mens en de alledaagse realiteit
- loopt goed af
- toeschouwer kan zich ontspannen/vermaken
tragikomedie (3)
- heeft elementen van zowel tragedie al komedie
- heeft happy-ending van komedie en het sombere van tragedie
- antiheld: onnozel, onbetekenend, passief (>< held tragedie)
klucht
volkstoneel, de schaterlach primeert, de intrige is minder verfijnd dan bij een komedie, de intrige is zeker niet ingewikkeld, het stuk draait rond eten, seks… de personages zijn typetjes, karikaturen
melodrama
een overdreven tragedie, nogal sentimenteel en pathetisch, de muziek dient om de gevoelens nog wat aan te dikken, geen psychologische diepgang, die inhoud bestaat uit een conflict tussen het goede en het kwade en het goede wordt beloond
revue
een aaneenschakeling van losse tonelen en voordrachten i.v.m. de actualiteit, afwisselend toneel, zang en dans, grootste decors, humoristisch en satirisch
absurd toneel
- ontstaan rond 1950, et leven van de mens wordt als zinloos en dus absurd ervaren dit toneel werkt met associaties met beelden, het wil vaak benadrukken dat mensen niet kunnen communiceren met elkaar, taal zit vol clichés en is vaak nonsens, een tragische ondertoon terwijl er oppervlakkig veel te lachen valt
opera
het tekstboek is het libretto, het is te vergelijken met de tragedie maar de teksten worden gezongen, decors en kostuums zijn indrukwekkend
operette
lichtvoetiger dan het voorgaande, afwisseling tussen zang en woord, draait vaak rond een liefdesaffaire die meestal goed afloopt
musical
ontstaan in Amerika, 2e helft van de 19e eeuw, licht zangspel, gericht p entertainment, veel show, een combinatie van dans muziek en zang