GrandesLignes Chap 7 Nl-Fr Flashcards
(48 cards)
1
Q
het weekend
A
le week-end
2
Q
het feest
A
la fête
3
Q
doorbrengen
A
passer
4
Q
missen
A
rater
5
Q
vergeten
A
oublier
6
Q
voorbereiden
A
préparer
7
Q
vertellen
A
raconter
8
Q
herhalen
A
réviser
9
Q
afmaken
A
terminer
10
Q
ik heb gedaan, ik heb gemaakt
A
j’ai fait
11
Q
geweldig
A
formidable
12
Q
de achternaam
A
le nom (de famille)
13
Q
de voornaam
A
le prénom
14
Q
de datum
A
la date
15
Q
de maand
A
le mois
16
Q
januari
A
janvier
17
Q
februari
A
février
18
Q
maart
A
mars
19
Q
april
A
avril
20
Q
mei
A
mai
21
Q
juni
A
juin
22
Q
juli
A
juillet
23
Q
augustus
A
août
24
Q
september
A
septembre
25
oktober
octobre
26
november
novembre
27
december
décembre
28
de gitaar
la guitare
29
het drumstel
la batterie
30
de fluit
la flûte
31
de viool
le violon
32
de piano
le piano
33
de saxofoon
le saxophone
34
de trompet
la trompette
35
de klarinet
la clarinette
36
het keyboard
les claviers m
37
de zanger
le chanteur
38
de zangeres
la chanteuse
39
vanaf
à partir de
40
sinds
depuis
41
gedurende, tijdens
pendant
42
nu
maintenant
43
elk(e)
chaque
44
beginnen
commencer
45
stoppen
arrêter
46
sturen
envoyer
47
besluiten
décider
48
eigen
propre
