Groepen Flashcards

(26 cards)

1
Q

Groep

A

Verzameling van 2 tot 40 mensen die gekenmerkt wordt door een gezamenlijk doel, een structuur, gezamenlijke cultuur en de mogelijkheid dat ieder lid met ieder lid direct kan communiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken van groep

A
  • gezamenlijk doel - vaak helder
  • heeft een structuur - iedereen neemt in loop van tijd bepaalde positie in de groep waaraan rollen gekoppeld
  • groepsstructuur - netwerk van groepsleden met hun posities ten opzichte van elkaar
  • gezamenlijke cultuur - overeenstemming bij de waarden en normen en hoeven niet genoemd te worden
  • iedereen kan direct met iedereen communiceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Soorten groep

A

Aantal jaar dat de groep bestaat - leeftijd
Aantal leden - grootte
Structuur - eenvoudig of ingewikkeld met veel verschillende posities
Samenstelling - geslacht, leeftijd, nationaliteit van leden
Leden gedwongen of niet gedwongen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Formele groep

A
  • duidelijk doel
  • structuur duidelijk vastgesteld
  • iedereen weet waar hij aan toe is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Informele groep

A
  • Wisselende positie en rollen
  • ontstaan door spontane interacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Primaire groep

A
  • leren onze basiswaarden en attitudes
  • emotioneel verbonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Secundaire groep

A

Meer emotionele afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Taakgerichte groep

A

Duidelijke taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Relatiegerichte groep

A
  • Geen sociale taak te vervullen
  • sociale en emotionele behoeften centraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Groepering

A

Verzameling van mensen die voldoen aan een of meer gezamenlijke kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Soort groepering : sociale categorie

A

Alle mensen die voldoen aan ten minste een sociaal kenmerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Soort groepering : collectiviteit

A

Verzameling van mensen die gezamenlijk doel, opvatting of waarden hebben
- meer dan een kenmerk gezamenlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Soort groepering : referentiegroep

A

Mensen vergelijken zich wat betreft waarden attitudes en gedragingen
- positieve referentiegroep - gedrag afstemmen op gedrag wat wij waarnemen in de groep - ingroup
- negatieve referentiegroep - gedrag juist niet willen vertonen - outgroup

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Togetherness Situation

A

Mensen die toevallig tijdelijk bij elkaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Functies van groepen

A

Profijtbeginsel - lid zolang voordelen overwegen
Sociale identiteit - wil erbij horen
Referentiegroep
Aspiratiegroep - referentiegroep waar we nog niet bij horen wel willen
Anticiperende socialisatie - oefenen van gedrag wat bij aspiratiegroep hoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stadia van een groep

A

1 vormingfase
2 stormfase
3 normfase
4 uitvoeringsfase
5 oplos fase

17
Q

Observatiecaterogie van bales

A

Interactieprofiel = percentage voor iedere Vaterfigur berekend om goede inschatting te maken
- handig om verschillen binnen de groep in kaart te brengen

18
Q

Rol

Rolgrenzen

Roldistantie

Roloveridentificatie

A

Verwachtingen van gedrag dat iemand in bepaalde positie zou moeten vertonen

Mag niet overschreden worden

Gedrag past bij positie maar voelt vreemd

Rol dingt door tot persoonlijkheid

20
Q

Groepsnormen

A
  • ongeschreven regel waaraan groepsleden zich moeten houden
    Socialisatie - overnemen en verinnerlijken van gedrag
    Taaknormen - normen die helpen taak goed uit te voren
    Omgangsnormen
21
Q

Cohesie

A

Gehechtheid-sterk wij gevoel
- ken beïnvloed worden
- druk van buitenaf - gezamenlijk doel
Samen opdracht uitvoeren en vieren

22
Q

Conformeren

A

Veranderen van mening of gedrag onder invloed van anderen

23
Q

Macht

A

Vermogen van een partij om een bepaalde situatie gedrag van een ander te beïnvloeden
- relatief begrip - altijd anders

24
Q

Gebruik van macht

A
  • dwang
  • gezag - macht wordt geaccepteerd door partij met minder macht
  • manipulatie - macht is onzichtbaar
25
Middelen om macht uit te oefenen
- fysiek geweld - economische middelen - organisatorische middelen - informationele middelen - deskundigheid - relationele middelen
26
Individualisering
Proces waarbij iemand afwijkend gedrag vertoont, doordat hij of zij in de situatie een deel van de eigen persoonlijke identiteit en bijbehorende normen en waarden is kwijt geraakt