Gutten Appetit 2 Flashcards
(81 cards)
1
Q
Het wegrestaurant
A
Der Rasthof
2
Q
De snackbar
A
Der Imbiss
3
Q
De tafel
A
Der Tisch
4
Q
De pot, pan
A
Der Topf
5
Q
De kok
A
Der Koch
6
Q
De suiker
A
Der Zucker
7
Q
De peper
A
Der Pfeffer
8
Q
Het Speck
A
Der Speck
9
Q
De pannenkoek
A
Der Pfannkuchen
10
Q
De ober, kelner
A
Der Ober
11
Q
De vis
A
Der Fisch
12
Q
De wijn
A
Der Wein
13
Q
Het sap
A
Der Saft
14
Q
De schuimwijn
A
Der Sekt
15
Q
De koffie
A
Der Kaffee
16
Q
Het zoutvat
A
Der Salzstreuer
17
Q
De lepel
A
Der Löffel
18
Q
De kurk
A
Der Korken
19
Q
De pizzeria
A
Die Pizzeria
20
Q
Het ijssalon
A
Die Eisdiele
21
Q
De banketbakkerij
A
Die Konditorei
22
Q
Het café
A
Die Kneipe
23
Q
Het wijncafé
A
Die Weinstube
24
Q
Het café
A
Die Bierstube
25
Het Restaurant
Die Gaststätte
26
Het wegrestaurant
Die Raststätte
27
Het eten, het gerecht
Die Speise
28
De kaart
Die Karte
29
De Schotel
Die Schüssel
30
De pan
Die Pfanne
31
De muts
Die Mütze
32
Het Geduld
Die Geduld
33
Het uithoudingsvermogen
Die Ausdauer
34
Het ingrediënt
Die Zutat
35
De gist
Die Hefe
36
De rekening
Die Rechnung
37
De worst
Die Wurst
38
De cola
Die Cola
39
De limonade
Die Limonade
40
Het servet
Die Serviette
41
De fles
Die Flasche
42
De vaas
Die Vase
43
De kaars
Die Kerze
44
De vork
Die Gabel
45
Het restaurant
Das Restaurant
46
Het gerecht
Das Gericht
47
Het recept
Das Rezept
48
Het meel
Das Mehl
49
Het zout
Das Salz
50
Het ei
Das Ei
51
De juffrouw
Das Fräulein
52
Het ijs
Das Eis
53
Het vlees
Das Fleisch
54
Het spuitwater
Das spruddelwasser
55
Het glas
Das Glas
56
Het bestek
Das Besteck
57
Het mes
Das Messer
58
reserveren
vorbestellen, reservieren
59
wachten
warten
60
trekken, tochten
ziehen
61
eten
essen
62
drinken
trinken
63
betalen
(be)zahlen
64
bereiden
zubereiten
65
vanzelfsprekend
selbstverständlich
66
aandachtig
aufmerksam
67
taai
zäh
68
koud
kalt
69
warm
warm
70
gezout
salzig
71
vet
fett
72
rauw
roh
73
hard
hart
74
Scherp, pikant
Scharf
75
flauw van smaak
fade
76
droog
trocken
77
zuur
sauer
78
zoet
süß
79
sterk
stark
80
vol
voll
81
leeg
leer
