Guyton H2 Flashcards

(187 cards)

1
Q

Uit welke 5 basic stoffen bestaat het protoplasma?

A

Water
Elektrolyten
Koolhydraten
Lipiden
Eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel % van een cel bestaat uit water?

A

70 - 85%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 5 ionen zijn in hoge concentraties aanwezig in de cel?

A

K+
Mg+
PO4 - fosfaat
SO42 - Sulfaat
HCO3-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 3 ionen zijn in lage concentraties aanwezig in de cel?

A

Na+
Ca2+
Cl-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel % van de celmassa bestaat uit proteïnen/eiwitten?

A

10 - 20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de twee belangrijkste lipiden?

A

Phospholiden
Cholesterol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel % van de celmassa bestaat uit lipiden?

A

2%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe worden triglyceriden ook wel genoemd?

A

Neutral vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn adipocyten?

A

Vetcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel procent van de vetcellen bestaat uit triglyceriden?

A

95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel % van de celmassa bestaat uit koolhydraten in normale, spier en levercellen?

A

Normaal: 1%
Spier: 3%
Lever: 6%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welke vorm wordt glucose opgeslagen in cellen?

A

Glycogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel % van de totale energie in een cel wordt door de mitochondria geproduceerd?

A

95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe dik is het celmembraan?

A

7.5 - 10nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de compositie in % van het celmembraan?

A
  • 55% eiwitten
  • 25% fosfolipiden
  • 13% cholesterol
  • 4% andere lipiden
  • 3% koolhydraten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke 3 lipiden bestaat het celmembraan?

A

Fosfolipiden
Cholesterol
Sphingolipiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een fosfolipide bestaat uit een kop en twee staartjes, wat is hydrofoob en hydrofiel?

A

Kop: hydrofiel
Staartjes: hydrofoob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar zijn sphingolipiden van gemaakt?

A

Sphingosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke twee dingen bepaalt het aantal cholesterolmoleculen in een membraan?

A
  1. Graad van permeabiliteit
  2. Vloeibaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een integrale protein in het membraan?

A

Gaat helemaal door membraan heen en zit dus zowel aan de binnen- als de buitenkant van het celmembraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een perifere proteïn in het celmembraan?

A

Zit maar aan 1 kant van het membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de 4 functies van de glycocalyx?

A
  1. Geeft meestal het buitenste membraan een negatieve lading, waardoor andere negatief geladen deeltjes worden aangetrokken.
  2. Glycocalyx kan attachment veroorzaken met glycocalyx van andere cellen.
  3. Koolhydraten op het membraan gedragen zich als receptoren voor hormoonbinding (bijv. Insuline) zodra verbonden, worden interne eiwitten geactiveerd.
  4. Koolhydraten spelen een rol in het immuunsysteem.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de functie van lysosomen?

A

Intracellulair digestief systeem voor beschadigde celstructuren, voedselpartikelen en ongewild materiaal zoals bacteriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe groot zijn lysosomen?

A

250 - 750 nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is het verschil tussen lysosomen en peroxisomen? (3x)
1. Peroxisomen bevatten oxidasen in plaats van hydrolasen zoals in lysosomen. 2. Peroxisomen zijn self-replicative en lysosomen worden door het Golgi-apparaat afgesneden. 3. Peroxisomen zijn vaak geassocieerd met enzymcatalase.
26
Hoe wordt het celmembraan ook wel genoemd?
Plasma membraan
27
Wat is het verschil tussen protoplasma en cytoplasma?
Protoplasma bevat alles binnen het celmembraan, dus ook de nucleus. Cytoplasma bevat alles binnen celmembraan behalve de nucleus.
28
Noem de twee typen eiwitten
1. Structurele eiwitten (microtubule) 2. Functionele eiwitten (enzymen)
29
Waar komt 95% van de energie vandaan die de cel nodig heeft/gebruikt?
Mitochondria
30
Welke lipide komt het meest voor?
Fosfolipide
31
Welke 3 water-oplosbare stoffen kunnen niet zomaar door het membraan penetreren?
Ionen Glucose Ureum
32
Welke vetoplosbare stoffen kunnen zonder moeite wel door het membraan heen penetreren?
Zuurstof (O2) CO2 Alcohol
33
Waar vind je sphingolipiden vooral?
Zenuwcellen
34
Wat is de functie van sphingolipiden in het celmembraan?
1. Bescherming tegen schadelijke milieufactoren 2. Signaaltransmissie 3. Adhesie plekken op membraan (voor eiwitten)
35
Wat is vaak de functie van het integrale eiwit in het membraan? (4x)
1. Doordat het helemaal penetreert door het membraan, kan het vaak dienen als een ‘channel’/ of porie waardoor wateroplosbare deeltjes over het membraan kunnen bewegen. 2. Soms kan het ook dienen als ‘carrier’ eiwit. 3. Sommige zijn enzymen. 4. Receptoren voor water-oplosbare deeltjes, die dan niet helemaal door het membraan hoeven om een signaal af te leveren (vervolgens zal er intracellulair een 2nd messenger zijn die het signaal binnen de cel doorgeeft).
36
Functie perifere eiwitten in het membraan?
Enzymen of controller/regulators van transport van stoffen door celmembraanporiën (integrale eiwitten)
37
Hoeveel membraan lipiden zijn glycolipiden?
1/10
38
Hoe wordt het netwerk van alle tubules van endoplasmatisch reticulum (ER) ook wel genoemd?
Cisternae
39
Hoe groot kan het oppervlak van het ER (endoplasmatisch reticulum) soms zijn?
(Levercellen): soms wel 30-40x zo groot als het celmembraan
40
Hoe noem je de binnenkant van het ER?
Endoplasmatische matrix
41
Hoe noem je het ER wanneer er ribosomen aan vast zitten?
Ruw endoplasmatisch reticulum
42
Waar bestaan ribosomen uit?
RNA en eiwitten
43
Wat is de functie van ribosomen?
Synthese van nieuwe eiwitten
44
Wat zijn de functies van het gladde / smooth ER?
1. Synthese van lipiden 2. Andere processen van de cel d.m.v. enzymen in ER
45
Lysosomen bevatten granulen, hoe groot zijn die?
5 - 8 nm
46
Hoeveel verschillende hydrolase enzymen bevatten lysosomen?
40
47
Wat doet een hydrolytisch enzym?
Het splijt een stof in twee of meer stukken door een H te binden aan de ene stof en de OH te binden aan de andere gesplitte stof.
48
Waarom worden peroxisomen zo genoemd?
Omdat doormiddel van de oxidasen die ze bevatten er peroxide wordt gevormd tijdens de afbraakreactie.
49
Wat breken de peroxisomen vooral af?
- De helft van alcohol - Long chain fatty acids kataboliseren
50
Hoeveel mitochondria bevatten cellen gemiddeld?
<100 - 1000+ Dus van minder dan 100 naar meer dan 1000
51
Zijn mitochondria altijd ongeveer even groot?
Nee, sommigen kunnen kleiner zijn en in een ovale vorm, terwijl andere veel langer kunnen zijn in een meer uitgerekte vorm. x100nm - 1um diameter, tot 7um lang
52
Hoe noem je de vouwen in mitochondria?
Cristae
53
Waarvoor dienen de cristae?
Zorgen voor een groot oppervlak, zodat er extra chemische reacties plaatsvinden.
54
Wat zijn de twee grootste afbraakproducten in mitochondria?
H2O en CO2
55
Hoe noem je de buitenste zone van het cytoplasma?
Ectoplasma
56
Hoe groot is een microtubule?
25nm
57
Hoe groot is een intermediate filament?
8 -12 nm
58
Hoe groot is een microfilament?
7nm
59
Hoe is een microtubule opgebouwd?
Uit alpha en beta-tubulin monomeren
60
Hoe is een microfilament opgebouwd? (Actine)
2 F-actine chains + allemaal G-actine monomeren.
61
Wat is de belangrijkste functie van microtubules?
Het functioneren als een cytoskelet, rigide fysieke structuren bieden voor delen van de cel.
62
Hoe wordt de nuclear membrane ook wel genoemd?
Nuclear envelope
63
Waar zit het buitenmembraan van de nucleus meteen aan vast?
ER
64
Hoe groot is een nuclear pore?
9nm
65
Hoe zwaar kan een molecuul zijn om de nuclear porie te passeren?
44.000 Dalton
66
Heeft de nucleolus ook nog een aparte membraan?
Nee, het is simpelweg een ophoping van RNA en eiwitten.
67
Wanneer wordt de nucleolus groter?
Wanneer de cel veel eiwitten maakt.
68
Waar begint de vorming van ribosomen?
Nucleus, maar ribosomen zijn pas mature zodra ze zich bevinden in het cytoplasma.
69
Hoe groot is het kleinste virus dat we kennen?
15 nm
70
Hoe groot is een ‘groot virus’?
150 nm
71
Hoe groot is Rickettsia bacterie?
350 nm
72
Hoe groot is de gemiddelde bacterie?
1um
73
Hoe groot zijn cellen ongeveer?
5 - 10 um
74
Welk organel van de mens onderscheidt zich van lagere organismen?
Nucleus
75
Noem 2 vormen van endocytosis
1. Pinocytose 2. Fagocytose
76
Wat betekent pinocytosis?
Ingestie van kleine wateroplosbare deeltjes door middel van het opslokken en daar een vesikel omheen te bouwen.
77
Wat betekent phagocytosis?
Ingestie van grotere deeltjes, zoals bacteriën, gehele cellen of delen van een degeneratief weefsel.
78
Hoeveel % van de gehele macrofaag membraan is elke minuut bezig met het opnemen van deeltjes?
3% van het gehele membraan
79
Hoe groot zijn pinocytotische vesicles?
100 - 200nm
80
Wat zijn ‘coated pits’?
Dat zijn delen van het membraan, waarin heel veel receptoren zitten opgestapeld. Waar een macromolecuul zou kunnen binden om pinocytosis te stimuleren.
81
Hoe heet het eiwit dat onder zulke coated pits zitten?
Clathrin
82
Welke andere contractiële eiwitten bevinden zich nog meer onder de coated pits?
Actine en myosine, voor samentrekken
83
Is er ATP nodig voor pinocytosis?
Ja
84
Wat is naast ATP nog meer nodig voor pinocytosis?
Ca2+ in extracellulaire vloeistof, wat kan reageren met actine en myosine
85
Wat voor cellen bevatten de functie fagocytosis?
Macrofagen en sommige witte bloedcellen
86
Wanneer is phagocytosis geïnitieerd?
Wanneer een bacterie, dode cel of weefseldeeltjes bindt aan bepaalde receptoren.
87
Hoe noem je het als een bacterie allemaal antilichamen aan zich ‘geplakt‘ heeft?
Opsonizatie
88
Wat gebeurt er met een phagocytotisch / pinocytotisch blaasje zodra ze in de cel zijn?
Dan zullen er 1 of meer lysosomen fuseren en hydrolases dumpen.
89
Hoe noem je het overblijfsel van een digestieve vesicle?
Residual body
90
Wat is de digestieve orgaan van een cel?
Lysosoom
91
Wanneer bepaalde weefsels minder worden gebruikt, zoals spieren, zullen ze gedeeltelijk afbouwen. Of denk bijvoorbeeld aan borstklieren, de baarmoeder, die worden na de zwangerschap meestal weer kleiner. Welk celorganel zorgt dat weefsels weer kleiner worden, naarmate ze minder gebruikt worden?
Lysosomen
92
Wat is autolysis?
Wanneer een cel ernstige schade heeft, zal er autolysis plaatsvinden. De hele cel zal dan verwijderd worden en een nieuwe cel wordt in plaats gevormd.
93
Noem 3 bactericidal agents die lysosomen bevatten?
1. Lysozyme 2. Lysoferrin 3. PH van 5.0
94
Wat doet de lysozyme?
Lost de bacteriële celwand op
95
Wat doet lysoferrin
Bindt aan Fe (ijzer) en verhindert bacteriële groei.
96
Wat doet pH van 5.0?
Zorgt ervoor dat de hydrolasen activeren en remt de metabolische systemen van bacteriën.
97
Wat is autophagy?
Hierbij worden organellen en grote eiwitten afgebroken en gerecycled door autophagosomen.
98
Hoe lang leeft een mitochondria voordat het wordt afgebroken?
10 dagen in levercellen
99
Wat doen ribosomen met de gemaakte eiwitten?
Of gelijk naar cytosol, maar de meeste eiwitten gaan in ER.
100
We weten dat smooth/glad ER lipiden maakt, maar welke twee lipiden voornamelijk?
Fosfolipiden en cholesterol
101
Wat gebeurt er met fosfolipiden en cholesterol wanneer ze gemaakt zijn in het SER?
Dan worden ze gebruikt voor het membraan van ER, maar ook worden ze gebruikt voor de membranen van de vesicles die van het ER afbudden.
102
Naast synthese van lipiden, welke functies heeft het gladde ER nog meer?
1. Aanleveren van enzymen die zorgen voor glycogeen afbraak 2. Aanleveren enzymen die bepaalde stoffen kunnen detoxificeren (drugs etc.)
103
Wat is de functie van Golgi?
Extra processen van de stoffen die het krijgt aangeleverd van het ER.
104
Naast het extra processen kan Golgi ook bepaalde dingen synthetiseren, wat?
Koolhydraten die niet in ER gemaakt kunnen worden: - Hyaluronzuur - Chondroitin
105
Wat zijn de vier functies van hyaluronzuur en chondroitine?
1. Major componenten van proteoglycanen 2. Major componenten van grondsubstantie (ECM, fillers tussen collageen) 3. Componenten van matrix in bot en kraakbeen 4. Belangrijk in celactiviteiten, migratie en proliferatie
106
CASUS Stel een cel ligt in een bad met aminozuren, wanneer zal je dan een eiwit (gemaakt van deze aminozuren) vinden in ER, Golgi en secreted uit cell?
ER: binnen 3-5 minuten Golgi: binnen 20 minuten Secreted uit cel: 1-2 uur
107
Waardoor wordt exocytosis gestimuleerd?
Door de entree van Ca2+ ionen in de cel.
108
Hoeveel ATP komt er vrij als glucose pyrodruivenzuur (glycolysis) wordt omgezet?
2 ATP ( 4 ATP opbrengst, maar ook 2 ATP verbruik, dus netto 2 ATP winst).
109
Leg stappenplan glucose -> ATP uit:
1. Glucose >> Pyrodruivenzuur (2 ATP+) 2. pyrodruivenzuur >> acetyl-CoA 3. AcetylCoA + O2 = CO2 + H2O + ATP
110
Hoeveel ATP komt er vrij bij 1 molecuul glucose?
38 ATP - 2 ATP bij stap naar pyrodruivenzuur - 36 ATP bij de rest
111
Vetzuren en aminozuren worden niet omgezet naar pyrodruivenzuur zoals glucose, naar welke stof worden die als eerst omgezet?
Acetoacetic acid
112
Vetzuren en aminozuren worden niet omgezet naar pyrodruivenzuur zoals glucose, naar welke stof worden die als eerst omgezet?
Acetoacetic acid
113
Waarnaar wordt acetoacetic acid omgezet?
Acetyl-Coenzym A (CoA)
114
Hoeveel ATP komt vrij bij vet- en aminozuren?
36 ATP (2 ATP minder dan glucose, want worden niet omgezet naar pyrodruivenzuur)
115
Wat gebeurt er met de overgebleven CO2 en H2O?
H2O wordt hergebruikt en CO2 wordt afgevoerd naar de longen
116
Hoe is ATP opgebouwd?
1. Adenine (base) 2. Ribose (sugar) 3. 3 fosfaat radicalen
117
Hoeveel high energy bonds bevat een ATP molecuul?
2
118
Hoeveel calorieën bevat 1 high-energy bond per mol ATP?
12.000 calorieën
119
Is de high-energy bond een sterke bond?
Nee erg labiel, kan snel gebroken worden.
120
Hoe noem je het proces dat glucose wordt omgezet naar pyrodruivenzuur?
Glycolysis
121
Hoeveel % van de energie wordt gemaakt uit glycolysis?
5%
122
Hoe wordt de andere 95% vd energie gemaakt?
Mitochondria
123
Hoe noem je de reactie die acetyl-CoA ondergaat in de matrix van de mitochondria?
Citroenzuurcyclus / Krebs cycle
124
Hoe wordt citroenzuurcyclus ook wel genoemd?
Krebs cycle
125
Pyrodruivenzuur en acetoacetic acid worden uiteindelijk omgezet naar acetyl-CoA, waar gebeurt dit?
In mitochondrische membranen schappen (shelves) die in de mitochondria matrix streken. Gewoon mitochondriale matrix
126
CO2 dat vrijkomt bij de citroenzuurcyclus diffuseert uit de cel, maar de overgebleven waterstofatomen, wat gebeurt daarmee?
Die reageren met O2, wat zorgt voor veel energie release, waardoor ADP naar ATP kan worden omgezet.
127
Wat is de algehele functie van de citroenzuurcyclus?
Acetyl-CoA splitten in H-atomen en CO2 En elektronen vrijmaken voor de elektronentransportketen
128
Nadat de citroenzuurcyclus zijn werk gedaan heeft en er H-atomen en CO2 over is, wat gebeurt er dan?
Dan zal CO2 weg diffunderen en H-atomen gebruikt worden in de elektronentransportketen.
129
Waar bevindt zich de elektronentransportketen?
In de binnenmembraan van de mitochondria.
130
Hoe werkt de elektronentransportketen?
Er zijn meerdere enzymen (4) in het binnenmembraan van de mitochondira die zorgen voor een H+ gradient doormiddel van elektronen (die gewonnen zijn uit de Hydrogen atomen) die door de transportketen stromen. H+ wordt naar intermembraan space (tussen de buiten- en binnenmembraan) gepompt, waardoor er een H+ gradient ontstaat.
131
Hoe wordt er dan uiteindelijk ATP gemaakt van die H+ gradient?
Doormiddel van het eiwit ATP synthetase/synthase, wordt H+ naar de matrix gepompt, waaruit energie kan worden gehaald, sinds er een H+ gradient was, en H+ graag naar de matrix gaat. Dus doordat H+ door ATP synthase richting de matrix gaat, kan ADP naar ATP worden omgezet.
132
Hoe wordt het algehele proces genoemd waarbij ATP wordt gemaakt?
Chemiosmotic mechanism
133
Komt er water vrij bij de citroenzuurcyclus?
Nee, er komt misschien tijdens het proces wel ergens water vrij, maar netto gezien, komt er geen water vrij.
134
Komt er water vrij bij de elektronentransportketen?
Ja
135
Komt er CO2 vrij bij de citroenzuurcyclus?
Ja, diffundeert weg uit mitochondria en uiteindelijk uit de cel richting de longen.
136
Met welke stof begint en eindigt de citroenzuurcyclus?
Oxaloacetic acid
137
Wat zijn de drie functies van ATP?
1. Transport 2. Synthesis van substanties 3. Mechanisch werk
138
Wat zijn de drie functies van ATP?
1. Transport 2. Synthesis van substanties
139
Hoeveel % van de energie gebruiken renale cellen voor membraantransport?
80%
140
Hoeveel % van het lichaamsgewicht bestaat uit spier?
50% (skeletal, smooth muscle en carciac muscle)
141
Wat is ameboid beweging?
Het is een soort kruipende beweging van een gehele cel in relatie tot zijn omgeving. Bijvoorbeeld een witte bloedcel die naar een bepaald weefsel beweegt / of door een bepaald weefsel beweegt.
142
Hoe werkt ameboid beweging?
Pseudopodium zit voorop en beweegt weg van de cel en bindt zich vast d.m.v. receptoren, en de rest van de cel beweegt tichting het pseudopodium
143
Wat gebeurt er specifiek in het pseudopodium?
Actine polymerizeert en contraheert daarna samen met myosine, waardoor het naar voren kan bewegen.
144
Bij welke cellen zie je veel ameboid bewegingen?
Witte bloedcellen
145
Hoe wordt ameboid locomotie gereguleerd?
Doormiddel van chemotaxis.
146
Er zijn 2 verschillende soorten chemotaxis:
Negatieve: dan bewegen cellen weg van de chemokinen bron Positieve: dan bewegen cellen naar de chemokinen bron toe
147
Hoe hebben chemokinen invloed op welke richting cellen bewegen?
Ze weten het niet zeker, maar waarschijnlijk hebben chemokinen invloed op hoe het membraan van de cel verandert.
148
Noem de twee soorten cilia?
1. Nonmotile (bewegen niet) 2. Motile (whiplike op oppervlakte cel)
149
Waar vind je vooral motile cilia?
1. Luchtwegen 2. Uterine tubes
150
Hoe snel beweegt mucus d.m.v. motile cilia?
1 cm/min
151
Hoeveel cilia zitten er ongeveer op 1 epithelial cel?
200
152
Hoe groot is een cilia?
2-4um
153
Hoe is een cilia opgebouwd?
11 microtubules - 2 enkele (centrum) - 9 dubbele (perifeer)
154
Wat kan je vergelijken met een motile cilia?
De flagellum van sperma
155
Hoe vaak beweegt een cilium?
10-20x per seconde
156
Hoe noem je alle single en double tubules (11 in total) bij elkaar?
Axoneme
157
Wat zijn 2 condities die nodig zijn voor cillary movement?
1. ATP 2. Ca2+ en Mg+
158
Welke eiwitten bevatten de cilia die ATPase activiteit heeft?
Dyneine
159
Hoe worden nonmotile cilia ook wel genoemd?
Primaire cilia
160
Hoeveel nonmotile cilia zitten er op 1 cel?
1 per 1 cel
161
Waarvoor denken we dat nonmotile cilia functioneren?
Als een soort sensorische antenne
162
Welke ziekte kan ontstaan door niet-werkende non-motile cilia in de nierbuiscellen?
Plycystic kidney disease
163
ATP productie gaat van Glycolysis > citroenzuurcyclus > elektronen transport keten. Komt er bij deze 3 processen allemaal ATP vrij?
Ja, bij alledrie de processen komt ATP vrij
164
Bij welk proces komt het meeste ATP vrij?
Elektronentransportketen
165
Waar vindt glycolyse plaats?
Cytosol van een cel
166
Komt er CO2 vrij bij elektronentransportketen?
Nee
167
Wat is het verschil tussen cytosol, cytoplasma en protoplasma?
Cytosol = vloeistof in cel zonder organellen Cytoplasma = vloeistof in cel met organellen (maar zonder kern) Protoplasma = cytoplasma + nucleus (alles binnen cel)
168
Hoe meer cholesterol in membraan des te .. ?
Als er meer cholesterol in het membraan zit, zal het meer rigide (stijf) maken en dus minder permeabel voor wateroplosbare deeltjes.
169
Uit welke drie dingen bestaat glycocalyx?
1. Glycoproteïnen (integrale proteïnen) 2. Glycolipiden 3. Proteoglycanen
170
In welke type cellen is het Golgi apparaat nadrukkelijk groot?
Secretoire cellen (aangezien secretoire vesicles door Golgi worden gemaakt)
171
Wat bevat de mitochondriale matrix?
Veel enzymen
172
Zijn mitochondriën self replicative?
Ja
173
De buitenste rand van een cel (ectoplasma) bevat veel… en waarom?
Actinefilamenten. Geven elastische steun aan de celmembraan.
174
Eerste levensvorm leek het meest op hedendaagse… ?
Leek het meest op hedendaagse virus.
175
In welk stadium begonnen organellen zich te ontwikkelen in het organisme?
Rickettsialen bacterial stages
176
Noem 3 voorbeelden van tissue regression door lysosomen.
1. Uterus na zwangerschap 2. Spieren die lang inactief zijn 3. Melkklieren na stoppen lactatie
177
Noem 4 functies waarbij lysosoom is betrokken
1. Pino/phagocytotische vesicle digestion 2. Tissueregression 3. Autolysis 4. Autophagy
178
Hoe ziet een autophagosoom er uit?
Dubbele membraanstructuur
179
In groeiende cellen, hoeveel procent kan wel gebruikt worden voor eiwitsynthese?
75%
180
Hoeveel procent lichaam is spiermassa?
Bijna 50%
181
Wat zijn de drie vormen van locomotie van cellen?
1. Ameboidlocomotion 2. Cilliairy movement 3. Muscle movement
182
Noem 4 cellen die gebruik maken van amoeboïde locomotie:
1. Witte bloedcellen 2. Fibroblasten 3. Germinalcells skin sometimes 4. Embryonic cellen migreren vaak relatief lange afstanden tijdens ontwikkeling
183
De meeste chemotaxis is negatief/positief?
Positief
184
Wat is de basal body van een cilium?
Een structuur direct onder de celmembraan van een cilium
185
Hoe wijkt een flagellum af van een cilium (2x)?
1. Flagellum is veel langer 2. Beweegt in quasi sinusoïde vorm in plaats van zweepachtig
186
Waar zijn de binnenste twee tubuli mogelijk belangrijk voor in een cilium?
Waarschijnlijk signaaltransmissie van een mogelijk elektrochemisch signaal die de dyneine armen activeert. In abnormale cilia waar deze twee ontbreken vindt geen buiging plaat.
187