Guyton H34 (extra) Flashcards

(344 cards)

1
Q

Waaruit bestaat het immuunsysteem? (2)

A

Leukocyten en weefselcellen afgeleid van leukocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee manieren waarop leukocyten en leukocyt-afgeleide weefselcellen ziektes voorkomen:

A
  1. Fagocytose
  2. Vorming van antilichamen of gesensibiliseerde lymfocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de mobiele eenheden van het lichaams beschermingssysteem?

A

Leukocyten (witte bloedcellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke (3) types witte bloedcellen worden gevormd in het beenmerg?

A

Granulocyten, monocyten en een paar lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke (2) types witte bloedcellen worden gevormd in het lymfeweefsel?

A

Lymfocyten en plasmacellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de echte waarde van witte bloedcellen?

A

Verzorgen snelle en potente bescherming tegen infectieuze agents (omdat ze specifiek getransporteerd worden naar gebieden met serieuze infectie en inflammatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke (2) types witte bloedcellen kunnen een onbekende indringer “lokaliseren en vernietigen”?

A

Granulocyten en monocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de (6) types witte bloedcellen aanwezig in het bloed?

A

Neutrofielen, eosinofielen, basofielen, monocyten, lymfocyten en (soms) plasmacellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Van welk type witte bloedcel zijn bloedplaatjes afgeleid?

A

Megakaryocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke (3) types witte bloedcellen zijn polymorfonucleaire cellen?

A

Neutrofielen, eosinofielen en basofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke type witte bloedcellen hebben een granulair uiterlijk?

A

Granulocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke (3) types witte bloedcellen zijn granulocyten?

A

Neutrofielen
Eosinofielen
Basofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke (2) types witte bloedcellen gebruiken fagocytose of laten antimicrobiale of inflammatoire stoffen los om het lichaam te beschermen tegen binnengetreden organismen?

A

Granulocyten
Monocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke (2) types witte bloedcellen werken vooral in samenwerking met het immuunsysteem?

A

Lymfocyten en plasmacellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk type cel heeft de specifieke functie om het bloedstollings mechanisme te activeren?

A

Lymfocyten en plasmacellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoeveel witte bloedcellen heeft een volwassen mensen ongeveer in het bloed?

A

7000 per microliter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoeveel rode bloedcellen heeft een volwassen mens ongeveer in het bloed?

A

5 miljoen per microliter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Van de totale hoeveelheid witte bloedcellen, wat is het normale percentage neutrofielen?

A

62%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Van de totale hoeveelheid witte bloedcellen, wat is de normale hoeveelheid eosinofielen (%)?

A

2.3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Van de totale hoeveelheid witte bloedcellen, wat is de normale hoeveelheid basofielen (%)?

A

0.4%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Van de totale hoeveelheid witte bloedcellen, wat is de normale hoeveelheid (%) monocyten?

A

5.3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Van de totale hoeveel witte bloedcellen, wat is de normale hoeveelheid (%) lymfocyten?

A

30.0%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de hoeveelheid bloedplaatjes in het bloed?

A

300.000 per microliter (150.000-400.000)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de (2) grote cellijnen bij de ontwikkeling van de witte bloedcellen?

A

Myelocytische en lymfocytische cellijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waar start de myelocytische cellijn mee?
Myeloblast
26
Waar start de lymfocytische cellijn mee?
Lymfoblast
27
Waar worden de granulocyten en monocyten gevormd?
In het beenmerg
28
Waar zijn lymfocyten en plasmacellen geproduceerd?
In de lymfeweefsels
29
In welke (5) weefsels worden lymfocyten en plasmacellen vooral geproduceerd?
Lymfeklieren Milt Thymus Amandelen Verschillende delen van lymfeweefsels
30
In welke (2) lymfeweefsel zakken worden lymfocyten en plasmacellen geproduceerd?
In het beenmerg en in Peyer’s pleisters/patches onder het epithelium in de darmwand.
31
Waar worden bloedcellen die in het beenmerg zijn gevormd, opgeslagen?
In het beenmerg
32
Hoeveel meer of minder witte bloedcellen zijn normaal opgeslagen in het beenmerg, vergeleken wat rondcirculeert in het bloed?
Ongeveer 3x zoveel opgeslagen in het beenmerg dan rondcirculeren in het bloed.
33
Voor hoeveel dagen voorraad is de normale hoeveelheid witte bloedcellen in het beenmerg?
6 dagen
34
Waar worden de lymfocyten vooral opgeslagen?
In lymfoïde weefsel
35
Waar bevindt zich een klein gedeelte van de lymfocyten?
In het bloed wanneer het wordt getransporteerd.
36
Waar worden megakaryocyten gevormd?
In het beenmerg
37
Waar vallen megakaryocyten uiteen in kleine fragmenten?
In het beenmerg
38
Wat is een ander woord voor bloedplaatjes?
Thrombocyten
39
Waar worden trombocyten gevormd?
In het beenmerg
40
Wat is erg belangrijk in de initiatie van bloedstolling?
Bloedplaatjes
41
Hoe lang circuleren granulocyten in het bloed?
4 tot 8 uur
42
Wat is de levensduur van een granulocyt, wanneer het in weefsel zit waar het nodig is?
4 tot 5 dagen (bovenop de 4 tot 8 uur)
43
Wanneer is de levensduur van granulocyten verkort naar een paar uur, ondanks dat het in weefsel zit?
Bij een serieuze infectie
44
Wat gebeurt er met een granulocyte wanneer het zijn functies heeft uitgevoerd?
Hij wordt verwoest in het proces
45
Hoe lang circuleren monocyten in het bloed?
10 tot 20 uur
46
Wat gebeurt er wanneer monocyten in een weefsel treden?
Ze zwellen tot een veel grotere grootte
47
Waar veranderen monocyten in wanneer ze in een weefsel zwellen?
Weefselmacrofagen
48
Hoe lang kunnen weefselmacrofagen in weefsel leven?
Meerdere maanden
49
Wat doen weefsel macrofagen tijdens hun levensduur?
Fagocytotische functies uitvoeren
50
Wat is de basis van het weefsel macrofaag systeem?
Weefsel macrofagen
51
Hoe lang is de levensduur van lymfocyten?
Meerdere weken of maanden (verschilt door lichaams nodigheid voor lymfocyten)
52
Hoe komen lymfocyten in de bloedcirculatie?
Via de lymfedrainering uit de lymfeklieren en andere lymfoïde weefsels
53
Hoe gaan lymfocyten uit het bloed terug de weefsels in?
Diapedese / extravasatie
54
Welk type witte bloedcellen zijn constant in circulatie in het lichaam?
Lymfocyten
55
Hoe vaak worden de bloedplaatjes in het bloed vervangen?
Elke 10 dagen
56
Hoeveel bloedplaatjes worden per dag gevormd voor elke microliter bloed?
30.000
57
Wat is een ander woord voor extravasatie?
Diapedese
58
Vooral welke (2) types witte bloedcellen vallen aan en vernietigen binnengetreden bacteriën, virussen en schadelijke diseases?
Neutrofielen en weefselmacrofagen
59
Wanneer zijn neutrofielen volwassen genoeg om bacteria aan te vallen en te vernietigen?
Al circulerend in het bloed
60
Wat is de onvolwassen versie van weefsel macrofagen?
Bloed monocyten
61
Wanneer kunnen bloed monocyten indringers vooral aanvallen en vernietigen?
Nadat het weefsel macrofagen zijn geworden
62
Hoeveel groter worden monocyten wanneer ze zwellen tot weefsel macrofagen?
Diameter kan tot 5x zo groot worden.
63
Hoe groot is de diameter van weefsel macrofagen?
60 tot 80 micrometers
64
Hoe treden de neutrofielen en monocyten uit de bloedcirculatie?
Diapedese (extravasatie)
65
Waar treden neutrofielen en monocyten uit de bloedcirculatie (2)?
Bloed capillairen en postcapillaire venen (aderen)
66
Hoe bewegen neutrofielen en macrofagen door weefsels?
Amoeboïde bewegingen
67
Hoe snel kunnen sommige neutrofielen of macrofagen bewegen?
40 um / min
68
Hoe worden witte bloedcellen aangetrokken tot geïnflammeerde weefsels?
Chemotaxis
69
Wat kan chemotaxis veroorzaken?
Verschillende chemicaliën
70
Minstens hoeveel verschillende producten veroorzaken chemotaxis wanneer een weefsel geïnflammeerd raakt?
12
71
Noem 4 voorbeelden die chemotaxis kunnen veroorzaken:
1. Bacteriële of virale toxines 2. Afbraakproducten van geïnflammeerde weefsels 3. Reactie producten van het complement systeem 4. Reactie producten van plasma-stolling in het geïnflammeerde gebied
72
Wat stuurt de unidirectionale beweging van witte bloedcellen tijdens chemotaxis?
Concentratie gradiënt van de chemotactische stof
73
Tot hoever van de bron/geïnflammeerd weefsel is chemotaxis effectief?
Tot 100 micrometers (um)
74
Binnen hoeveel afstand van de bloedcapillairen ligt bijna al het weefsel?
50 micrometers (um)
75
Wat is een grote functie van de neutrofielen en macrofagen?
Fagocytose
76
Wat is de naam van cellulaire inslikken van aanvallende indringers?
Fagocytose
77
Uit hoeveel selectieve procedures bestaat fagocytose?
3
78
Wat is het oppervlak van meeste natuurlijke structuren?
Glad
79
Wat voor oppervlakte vergroot de kans op fagocytose?
Ruw
80
Wat voor stoffen/structuren hebben een beschermende proteïnelaag die fagocyten afstoten?
Meeste natuurlijke stoffen van het lichaam
81
De afwezigheid van een beschermende laag van proteïnen resulteert wel of niet in fagocytose?
Wel
82
Wat ontwikkelt antilichamen om tegen infecties te vechten?
Het immuunsysteem
83
Waar binden antilichamen zich aan?
Membraan van de indringer
84
Door binding van antilichamen wordt welk “opruim” proces gestimuleerd?
Fagocytose (ruig oppervlak van indringer)
85
Waar combineren antilichamen moleculen mee om te binden aan membranen?
C3 moleculen van de complementaire cascade
86
Na binding van antilichamen, welk onderdeel bindt aan de receptoren van het fagocyte membraan?
C3 moleculen
87
Wat is de naam van het proces waarbij een pathogeen is geselecteerd voor fagocytose en verwoesting?
Opsonisatie
88
Welke cellen zijn al volwassen wanneer ze het weefsel binnentreden, neutrofielen of macrofagen?
Neutrofielen
89
Wat doen neutrofielen na binding aan indringers?
Pseudopodia vormen
90
Wat gebeurt er nadat pseudopodia de indringer hebben omgeven?
Kamer met gefagocyteerd deeltje keert binnenwaarts in de neutrofiele cel.
91
De naam van een losgebroken fagocytotisch blaasjes:
Fagosoom
92
Waar bevinden fagosomen zich?
In het cytoplasma
93
Hoeveel bacteriën kan een enkele neutrofiel fagocyteren voordat de neutrofiel wordt geïnactiveerd en afsterft?
3 tot 20 bacteriën
94
Hoeveel bacteriën kan een enkele weefsel macrofaag fagocyteren?
100 bacteriën
95
Welke fagocyte is krachtiger, neutrofielen of weefselmacrofagen?
Weefsel macrofagen
96
Welke fagocyte kan grotere deeltjes fagocyteren, neutrofielen of weefsel macrofagen?
Weefsel macrofagen
97
Kunnen neutrofiele deeltjes veel groter dan bacteriën fagocyteren?
Nee
98
Kunnen weefsel macrofagen deeltjes veel groter dan bacteriën fagocyteren?
Ja
99
Wie kunnen RBCs of soms malaria parasieten fagocyteren, neutrofielen of macrofagen?
Weefsel macrofagen
100
Na het verteren en extruderen van deeltjes, hoelang kunnen weefsel macrofagen overleven en functioneren?
Meerdere maanden
101
Na fagocytose, waardoor worden meeste deeltjes verteerd?
Intracellulaire enzymen
102
Wat is een intracellulair blaasje gevuld met proteolytische enzymen?
Lysosoom
103
Wat bevatten de lysosomen van macrofagen, wat die in neutrofielen niet bevatten?
Lipases
104
Wanneer verandert een fagosoom in een verterend blaasje?
Wanneer het in contact komt met lysosomen en andere cytoplasmatische granulen.
105
Wat bevatten de lysosomen van neutrofielen?
Proteolytische enzymen
106
Wat verteren lipases?
Dikke lipide membranen
107
Welke bacterie heeft dikke lipide membranen?
Tuberculosis bacillus
108
Hoe heten stoffen die bacteriënd doden?
Bactericidele (bacteriedodende) stoffen
109
Wat is een speciaal organel dat oxiderende stoffen produceert?
Peroxisoom
110
Wat kan lysosomale vertering van deeltjes voorkomen?
Beschermende laag van proteïnen
111
Veel van de dodende effecten van bacteriedodende stoffen is een resultaat van:
Krachtige oxiderende stoffen
112
Naast peroxisomen, waar worden oxiderende stoffen voor het doden van bacteriën nog meer geproduceerd?
Enzymen in het membraan van het fagosoom
113
De oxiderende stoffen van bacteriedodende stoffen bevat grote hoeveelheden van welke (3) moleculen/ionen?
Superoxide (O2-) Waterstofperoxide (H2O2) Hydroxyl ionen (OH-)
114
Welk lysosomale enzym kataliseert de reactie tussen waterstofperoxide (H2O2) en chloride ionen?
Myeloperoxidase
115
Wat vormt de reactie tussen waterstof peroxide (H2O2) en chloride ionen?
Hypochlorite
116
Myeloperoxidase katalyseert een reactie die welk product vormt?
Hypochlorite
117
Hypochlorite is buitengewoon …?
Bacteriedodend
118
Wat beschermt bacteriën zoals tuberculosis bacillus van lysosomale vertering?
Beschermende laag van proteïnen
119
Wat voor pathogenen zijn verantwoordelijk voor de chronische ziekte tuberculosis?
Bacteriën: tuberculosis bacillus
120
Naast een beschermende laag, wat kunnen bacteriën (zoals tuberculosis bacillus) doen om zich te weren tegen de dodende effecten van neutrofielen en macrofagen?
Stoffen uitscheiden die het doden gedeeltelijk weren
121
Zijn alle weefselmacrofagen, mobiele macrofagen?
Nee
122
Noem (3) voorbeelden van structuren die weefsel macrofagen kunnen fagocyteren:
Bacteriën Virussen Necrotiserend weefsel
123
Kunnen vaste/niet mobiele weefsel macrofagen reageren op een chemotaxis?
Ja
124
Door welk systeem kunnen macrofagen en monocyten in praktisch elk weefselgebied in het lichaam reageren op inflammatie?
Het uitgebreide monocyt-macrofaag systeem
125
Hoe heet de totale combinatie van monocyten, mobiele macrofagen, gefixeerde macrofagen, milt, lymfeklieren, en een paar gespecialiseerde endothele cellen in het beenmerg?
Reticuloendothele systeem
126
Van welke stamcellen origineren (bijna) alle cellen in het reticuloendothele systeem?
Monocytische stamcellen
127
Wanneer is de huid niet meer ondoordringbaar voor infectieuze stoffen?
Wanneer zij gebroken (kapot) is
128
Waar in de huid kan een infectie starten wat door lokale macrofagen wordt aangepakt?
Subcutane weefsel
129
Wanneer lokale inflammatie in de huid voorkomt, wat kunnen de lokale weefsel macrofagen in situ doen?
Delen en meer macrofagen vormen (daarna aanvallen en verwoesten van de aanwezige infectieuze stoffen)
130
Hoe verplaasen indringers zich door het lichaam als ze niet lokaal zijn verwoest?
Via de lymfe
131
Waar gaan indringers naartoe, als ze eenmaal in de lymfe zitten?
Lymfeklieren
132
Waardoor worden indringers vastgezet in de lymfeklieren?
Netwerk van holtes (sinussen) vol met weefselmacrofagen.
133
Kunnen weefsel macrofagen (vast)zitten in lymfe klieren?
Ja
134
Via welke lymfevaten komt lymfe aan in de lymfeklieren?
Afferente lymfevaten (aankomen)
135
Via welke lymfevaten verlaat de lymfe de lymfeklieren?
Efferente lymfevaten
136
Hoe heet de structuur in lymfeklieren, waar de lymfe bij de efferente lymfevaten doorheen komt?
Hilus
137
In welk bloed legen de efferente lymfevaten?
Aderlijk bloed
138
Wat in de lymfeklieren voorkomt algemene verspreiding van indringers?
Fagocytose door weefsel macrofagen
139
Zitten er weefsel macrofagen in het alveolaire membraan?
Ja
140
In het alveolaire membraan, als indringers worden verteerd door weefsel macrofagen, waar eindigen de verteerde producten in?
De lymfe
141
In het alveolaire membraan, als indringers niet kunnen worden verteerd door weefsel macrofagen, waar eindigen ze dan in?
In een reuze cell capsule
142
Wat gebeurt er met, voor macrofagen, onverteerbare indringers in het alveolaire membraan?
Macrofaag encapsuleert het deeltje totdat het langzaam (of niet) oplost
143
Noem (3) voorbeelden van indringers die, in het alveolaire membraan, in een reuze cel capsule terechtkomen:
Tuberculosis bacilli Silica stofdeeltjes Koolstofdeeltjes
144
Waarom worden indringers in het alveolaire membraan in reuze cel capsules gestopt?
Omdat ze onverteerbaar zijn voor weefsel macrofagen
145
Waar doorheen passeren grote getalen bacteriën om vanuit verteerd eten bij portaal bloed te komen?
Gastrointestinale mucosa
146
In welk bloed komen bacteriën die door de gastrointestinale mucosa treden?
Portaal bloed
147
Waar gaat portaal bloed doorheen, voordat het in de algemene circulatie terechtkomt?
Lever sinusoïden
148
Hoe heten de weefsel macrofagen in lever sinusoïden?
Kupffer cellen
149
Wat vormt zo’n effectief filtratie systeem dat bijna geen van de bacteriën uit de ingewanden en in het portaal bloed, in de algemene circulatie terecht kunnen komen?
Kupffer cellen in de lever sinusoïden
150
Hoe snel kan een Kupffer cel een enkele bacterie fagocyteren?
In minder dan 0.01 seconde
151
Vooral macrofagen van welke twee organen verdedigen het lichaam wanneer indringers in de algemene bloedcirculatie gekomen zijn?
De milt en het beenmerg
152
Hoe zitten weefsel macrofagen vast in de weefsels van de milt en het beenmerg?
Reticulaire netwerken
153
Welk orgaan is vergelijkbaar aan lymfeklieren, maar in plaats van lymfe stroomt er bloed door de weefselruimtes?
De milt
154
Zijn de bloed capillairen in de milt poreus?
Ja, erg poreus
155
In de milt, wat voor ader penetreert het miltpulp?
Kleine slagader
156
In de milt, bloed passeert uit de capillairen naar:
De koorden van rode pulp
157
Welke delen van het bloed treden uit de capillairen in de miltpulp?
Volledig bloed (capillairen zijn super poreus)
158
Uit wat voor soort netwerk bestaan de koorden van rode pulp?
Trabeculaire (balkachtig)
159
Hoe gaat bloed door het trabeculaire netwerk van de koorden van rode pulp?
Het perst zich er doorheen
160
Bloed keert vanuit de milt terug in de circulatie door welke endothele wanden te passeren?
Aderlijke holtes (aderlijke sinussen)
161
Bloed keert vanuit de milt terug in de circulatie door welk gedeelte van de aderlijke sinussen te passeren?
Endothele wanden
162
Welke (2) gedeeltes van de milt zitten vol met weefsel macrofagen?
1. Trabeculae van de rode pulp 2. Aderlijke sinussen
163
Wat voor soort rode bloedcellen kunnen uit het bloed worden gefilterd door de milt?
Oude en abnormale RBCs
164
Hoe worden in de milt bepaalde rode bloedcellen uit het bloed gefilterd?
Fagocytose door weefsel macrofagen
165
Wat is de bijzondere manier waarop bloed door de milt verplaatst terwijl het wordt gefilterd?
Perst zich door de koorden van de rode pulp
166
Hoe heet het complex van weefsel veranderingen als reactie op weefselschade?
Inflammatie
167
Hoeveel karakteristieken heeft inflammatie (inflammatie reacties)
5
168
Wat zijn de karakteristieken van inflammatie
1. Lokale vasodilatatie 2. Verhoogde capillaire permeabiliteit 3. Stolling van vloeistof in interstitiële ruimtes 4. Migratie van granulocyten en monocyten naar beschadigd weefsel 5. Zwelling van de weefselcellen
169
Door verhoogde aanwezigheid van welke stoffen vindt stolling van vloeistof in interstitiële ruimtes plaats bij inflammatie?
Fibrinogenen en andere proteïnen
170
Welke (4) weefsel producten kunnen inflammatie reacties veroorzaken?
Histamine Bradykinine Serotonine Prostaglandines
171
Reactieproducten van welke (2) systemen kunnen in weefsels een inflammatie reactie veroorzaken?
Het complement systeem en het bloedstollingssysteem
172
Hoe heten de stoffen die door gesensibiliseerde T-cellen worden uitgescheiden, die een inflammatie reactie kunnen veroorzaken?
Lymfokines
173
Hoe snel na het activeren van het macrofaag systeem, beginnen de macrofagen met het opeten en verwoesten van weefsels?
Binnen een paar uur
174
Vallen macrofagen ook levende weefsel cellen aan?
Ja, dit kan soms gebeuren
175
Welk systeem wordt (onder andere) geactiveerd door de stoffen die inflammatie reacties kunnen veroorzaken?
Macrofaag systeem
176
Wat is een van de eerste effecten van inflammatie?
Het beschadigde gebied te ommuren van de rest van de weefsels
177
Waardoor worden de weefsel ruimtes en lymfevaten in het geïnflammeerde gebied geblokkeerd?
Fibrinogene stolsels
178
Wat vertraagt de verspreiding van bacteriën of andere toxische stoffen bij inflammatie van weefsel?
Het afscheid-process (beschadigd weefsel wordt ommuurd)
179
Waaraan is de intensiteit van het inflammatie proces vaak proportioneel aan?
De mate van weefselschade
180
Wat veroorzaakt de meest intense weefselschade? Streptokokken of stafylokokken?
Stafylokokken
181
Wat doen stafylokokken, waardoor inflammatie super snel ontwikkelt?
Loslaten van extreem dodelijke cellulaire toxines
182
Hoe veroorzaken stafylokokken sneller inflammatie, loslaten van dodelijke toxines of vermenigvuldigen en verspreiden?
Loslaten van extreem dodelijke cellulaire toxines
183
Wat heeft een grotere neiging om zich door het lichaam te verspreiden, streptokokken of stafylokokken?
Streptokokken
184
Wat heeft een grotere neiging om overlijden te veroorzaken? streptokokken of stafylokokken?
Streptokokken
185
Wat is veel destructiever voor de weefsel? Streptokokken of stafylokokken?
Stafylokokken
186
Hoe snel nadat inflammatie start, presenteren de macrofagen zich in het weefsel?
Binnen minuten
187
Hoe heten de weefselmacrofagen in subcutane weefsels?
Histiocytes
188
Hoe heten de weefselmacrofagen in de longen?
Alveolaire macrofagen
189
Hoe heten de weefselmacrofagen in de hersenen?
Microglia
190
Wat is het eerste dat met weefsel macrofagen gebeurt, wanneer ze geactiveerd worden door producten van infectie of inflammatie?
Snelle vergroting
191
Wat is het tweede dat gebeurt met weefsel macrofagen, wanneer de geactiveerd worden door producten van infectie of inflammatie?
Vastzittende macrofagen in het weefsel breken los en worden mobiel
192
Hoe lang zijn de geactiveerde, vergrootte en gemobiliseerde weefsel macrofagen de eerste verdedigingslinie tegen infectie?
Het eerste uur
193
Waaruit bestaat de eerste verdedigingslinie tegen infectie tijdens het eerste uur van inflammatie?
Vroeg gemobiliseerde macrofagen
194
Hoe groot zijn de aantallen van vroeg gemobiliseerde macrofagen
Niet zo groot
195
Hoe lang nadat inflammatie start, beginnen neutrofielen het geïnflammeerde gebied binnen te vallen?
In het eerste uur
196
Hoe groot zijn de aantallen van neutrofielen die tijdens het eerste uur van inflammatie het geïnfecteerde gebied binnenvallen?
Grote aantallen
197
Van waaruit komen de neutrofielen het geïnflammeerder gebied binnenvallen?
Het bloed
198
Door wat voor soort producten wordt de invasie van neutrofielen uit het bloed veroorzaakt?
Biochemische produkten geproduceerd door geïnflammeerde weefsels
199
Wat zijn inflammatoire cytokinen?
Biochemisch product geproduceerd door geïnflammeerde weefsels
200
Noem (2) voorbeelden van inflammatoire cytokinen?
1. Tumor necrosis factor 2. Interleukine-1 (IL-1)
201
Biochemische producten van geïnflammeerde weefsels veroorzaken een verhoging van expressie van welk soort moleculen?
Adhesie moleculen
202
Wat zijn (2) voorbeelden van adhesie moleculen?
Selectines en intercellulair adhesie molecuul-1 (ICAM-1)
203
Waar wordt de expressie van adhesie moleculen verhoogd bij geïnflammeerd weefsel?
Oppervlakte endothele cellen in capillairen en aderen
204
Met welk gedeelte van neutrofielen reageren adhesie moleculen mee?
Complementaire integrin moleculen op neutrofielen
205
Waardoor blijven neutrofielen plakken aan de wanden van capillairen en aderen in het geïnflammeerde gebied?
Interactie met adhesie moleculen op oppervlak endothele cellen van de wanden
206
Hoe heet het effect waar neutrofielen plakken aan de wanden van capillairen en aderen in het geïnflammeerde weefsel?
Marginatie
207
Hoe kruipen neutrofielen door de ruimtes tussen endothele cellen van de capillairen?
Extravasatie
208
Tijdens inflammatie worden de ruimtes tussen endothele cellen van de capillairen en kleine venulen groter of kleiner?
Groter
209
Hoe heet de specifieke doorgang van bloedcellen door de intacte wanden van capillairen?
Diapedese
210
Hoe heet de translocatie door de capillairen naar de weefsels door neutrofielen of andere stoffen en cellen zoals monocyten?
Extravasatie
211
Hoe lang na weefselschade start, wordt het gebied goed bevoorraad met neutrofielen?
Binnen een paar uur
212
Waarom kunnen neutrofielen direct hun ‘straatveger’ functies uitvoeren, zoals bacteriën doden en onbekend materiaal verwijderen, wanneer ze aankomen in beschadigd weefsel?
Omdat ze al volwassen zijn?
213
Wat is de normale hoeveelheid neutrofielen in het bloed?
4.000 tot 5.000 neutrofielen/ul
214
Hoeveel verveelvoudigd de hoeveelheid neutrofielen in het bloed binnen een paar uur na de start van acute zware inflammatie?
4 tot 5x zoveel
215
Wat is de verhoogde hoeveelheid neutrofielen in het bloed, na een paar uur van acute zware inflammatie?
15.000 tot 25.000 neutrofielen/ul
216
Hoe heet de verhoging van de hoeveelheid neutrofielen in het bloed?
Neutrofilie
217
Door welke stoffen wordt neutrofilie veroorzaakt?
Inflammatie producten
218
Waar activeren inflammatie producten de neutrofielen (naast het beschadigde weefsel)?
Beenmerg
219
Hoe komen inflammatie producten bij het beenmerg om neutrofielen te activeren?
Via de bloedstroom
220
Wat heeft een grotere hoeveelheid in het bloed en beenmerg, monocyten of neutrofielen?
Neutrofielen
221
Hoe lang duurt de opbouw van de hoeveelheid macrofagen in beschadigd weefsel, voordat ze effectief zijn?
Meerdere dagen
222
Hoe lang hebben monocyten nodig om te vergroten tot volledige weefsel macrofagen?
8 uur
223
Hoe lang duurt het voordat macrofagen de dominerende fagocyterende cellen worden in het geïnflammeerde gebied?
Meerdere dagen tot weken
224
Hoeveel meer bacteriën kunnen macrofagen fagocyteren dan neutrofielen?
5x zoveel
225
Waardoor kunnen neutrofielen worden gefagocyteerd?
Macrofagen
226
Bij initiatie van welke ontwikkeling spelen macrofagen een belangrijke rol?
Initiatie van ontwikkeling van antilichamen
227
Wat is de 4e lijn van defensie bij inflammatie?
Sterk vergrote productie van granulocyten en monocyten door het beenmerg
228
Door stimulatie van wat wordt de productie van granulocyten en monocyten in het beenmerg sterk vergroot?
Granulocytische en monocytische progenitor cellen in het merg
229
Hoe lang duurt stimulatie voordat granulocyten en monocyten de stage bereiken om het beenmerg te verlaten?
3 tot 4 dagen
230
Hoelang kan de stimulus van het geïnflammeerde weefsel het beenmerg stimuleren om granulocyten en monocyten te produceren?
Maanden tot jaren
231
Hoeveel meer dan de normale productiesnelheid kan door geïnflammeerd weefsel gestimuleerd beenmerg, granulocyten en monocyten produceren?
20 tot 50x zoveel
232
Hoeveel factoren zijn betrokken bij de controle van de macrofaag reactie op inflammatie?
Meer dan 24 (2 dozijn)
233
Hoeveel factoren spelen een dominante rol in de controle van de macrofaag reactie op inflammatie?
5
234
Wat zijn de factoren die een dominante rol spelen in de controle van de macrofaag reactie op inflammatie?
1. TNF 2. IL-1 3. GM-CSF 4. G-CSF 5. M-CSF
235
Waar staat TNF voor?
Tumor necrosis factor
236
Waar staat IL-1 voor?
Interleukine 1
237
Waar staat GM-CSF voor?
Granulocyt-monocyt colonie-stimulerende factor
238
Waar staat G-CSF voor?
Granulocyt colonie stimulerende factor
239
Waar staat M-CSF voor?
Monocyt colonie-stimulerende factor
240
Door wat worden de 5 dominante factoren in de controle macrofaag reactie op inflammatie vooral geproduceerd?
Geactiveerde macrofaag cellen in het geïnflammeerde weefsel
241
Wat zijn de colonie stimulerende factoren?
GM-CSF, G-CSF, M-CSF
242
Naast geactiveerde macrofagen, welke (3) types cellen produceren (in kleinere hoeveelheden) CSFs?
Endothele cellen, fibroblasten, lymfocyten
243
De combinatie van CSFs en welke factoren verzorgen een krachtig feedback mechanisme dat begint met weefsel inflammatie en doorgaat met de formatie van grote aantallen verdedigende WBCs?
TNF en IL-1
244
Waaruit bestaat pus (4)?
Necrotisch weefsel Dode neutrofielen Dode macrofagen Weefselvloeistof
245
Waar vormt pus zich?
In een holte, uitgegraven in geïnflammeerde weefsels
246
Hoe lang duurt het voordat een holte met pus wordt gevormd?
3 of meer dagen
247
Wanneer worden de dode cellen en necrotisch weefsel in pus opgeruimd?
Nadat de infectie is onderdrukt
248
Hoe worden de dode cellen en necrotisch weefsel in pus opgeruimd?
Autolyse
249
Hoe lang duurt het opruimen van de dode cellen en necrotisch weefsel in pus?
Een periode van dagen
250
Waarin worden de eindproducten van de autolyse van pus-onderdelen geabsorbeerd?
Omgevende weefsels en lymfe
251
Hoeveel procent van de bloed leukocyten zijn eosinofielen?
2%
252
Zijn eosinofielen sterke of zwakke fagocyten?
Zwakke
253
Zijn eosinofielen significant in de bescherming tegen meeste types van infecties?
Nee
254
Bij welk type infectie worden grote aantallen eosinofielen geproduceerd?
Parasitiële infecties
255
Hoe vechten eosinofielen tegen parasieten?
Hechten zich aan het oppervlak en laten stoffen los die vele parasieten vermoorden.
256
Hoe hechten eosinofielen zich aan het oppervlak van parasieten?
Door speciale oppervlakte moleculen
257
Wat is een van de meest wijd verspreide parasitiële infecties?
Schistosomiasis
258
Waar komt 85% tot 90% van ‘s werelds gevallen van schistosomiasis voor?
Afrika
259
In 1/3 van de bevolking van ontwikkelingslanden in welke (3) continenten wordt schistosomiasis gevonden?
Afrika, Azië en Zuid-Amerika
260
Welk deel van het lichaam kan de schistosoom worm infiltreren?
Elk deel van het lichaam
261
Aan welke vorm van de schistosomiase parasiet binden eosinofielen en doden zo vele?
Jeugdige vorm van de parasiet
262
Hoe heet de sterke larvicide polypeptide losgelaten door eosinofielen?
Belangrijkste basis proteïn (major basic protein)
263
Wat laten eosinofielen los uit hun granulen, ofwel gemodificeerde lysosomen, om parasieten te doden?
Hydrolotische enzymen
264
Naast hydrolitische enzymen en major basic protein, wat laten eosinofielen nog meer los om parasieten te doden?
Erg reactieve vormen van zuurstof
265
Naast schistosomiase, wat is een andere parasitiële ziekte die eosinofilie veroorzaakt?
Trichinose
266
Welke ziekte/vorm infiltreert de spieren van het lichaam nadat een persoon niet gaar geïnfecteerd varkensvlees eet?
Trichinose en trichinella parasiet (varkensworm)
267
Waar verzamelen eosinofielen zich in mensen met astma?
Peribronchiale weefsels
268
Waar verzamelen eosinofielen zich in mensen met een allergische huidreactie?
De huid
269
Welke 2 types cellen kunnen een eosinofiele chemotaxische factor loslaten?
Mestcellen en basofielen
270
Hoe voorkomen eosinofielen de excessieve verspreiding van het lokale inflammatoire proces?
Detoxificeren van inflammatie-inducerende stoffen en verwoesten van allergeen-antilichaam complexen
271
Wat is een stof die bloedstolling kan voorkomen?
Heparine
272
Welke stof laten mestcellen en basofielen los die bloedstolling voorkomt?
Heparine
273
Waar zitten basofielen in het lichaam?
Circulerend bloed
274
Waar zitten grote weesel mestcellen in het lichaam?
Direct buiten veel van de capillairen in het lichaam
275
Welke stoffen laten mestcellen en basofielen los (naast heparine)?
Histamine Bradykinine Serotonine
276
Welke laten voor histamine, bradykinine en serotonine los tijdens inflammatie: mestcellen of basofielen?
Mestcellen
277
Waar staat IgE voor?
Immunoglobuline E
278
Welke type antilichaam veroorzaakt allergische reactie?
IgE
279
Naar welke type cellen heeft IgE de neiging om aan te binden?
Mestcellen en basofielen
280
Wat veroorzaakt dat mestcellen of basofielen stoffen loslaten die allergische manifestaties veroorzaken?
Het binden van IgE specifieke antigenen aan IgE die aan mestcellen en basofielen zitten gebonden.
281
Waar is de langzaam-reagerende stof van anafylaxis een mix van?
Een mix van 3 leukotrines
282
Welke (6) stoffen laten mestcellen en eosinofielen los die allergische manifestaties veroorzaken?
1. Histamine 2. Bradykinine 3. Serotonine 4. Heparine 5. Langzaam-reagerende stof van anafylaxis 6. Meerdere lysosomale enzymen
283
Hoe heet de klinische conditie waar beenmerg erg weinig WBC produceren?
Leukopenie
284
Welke 3 bacteriën zijn bijna altijd in de mond aanwezig?
Spirocheten Pneumokokken Streptokokken
285
Een afname van WBCs laat direct invasie van weefsels toe door welke bacteriën?
Bacteriën die al aanwezig zijn in aangrenzende weefsel.
286
Hoe snel na het stoppen van de productie van WBCs ontstaan er zweren in de mond en dikke darm?
Binnen 2 dagen
287
Zonder behandeling, hoe snel ga je dood nadat acute leukopenie optreedt?
In minder dan 1 week
288
Welke (2) types straling veroorzaken aplasie van het beenmerg?
Röntgenstraling Gammastraling
289
Welke bestanddelen in sommige medicijnen en chemicaliën kunnen aplasie van het beenmerg veroorzaken?
Met benzeen of anthranceen kernen
290
Wat is een antibiotica die leukopenie kan veroorzaken?
Chlooramfenicol
291
Wat is de klinische manifestatie van excessieve schildklierhormoon actie op weefsellevel door te hoge concentraties?
Thyreotoxicose
292
Wat is een medicijn tegen thyreotoxicose die leukopenie kan veroorzaken?
Thiouracil
293
Wat voor soort hypnotica kunnen leukopenie veroorzaken?
Barbiturate hypnotica
294
Welke (3) type cellen in het merg kunnen beenmerg hergenereren?
Stamcellen Myeloblasten Hemocytoblasten
295
Na radiatie schade van het beenmerg, hoelang duurt het (onder de juiste omstandigheden) voordat genoeg nieuw beenmerg ontwikkelt voordat een patiënt normale bloedcel concentraties heeft?
Weken tot maanden
296
Wat is de behandeling van patiënten met radiatieschade van het beenmerg?
Transfusies Antibiotica Medicijnen tegen infectie Genoeg tijd
297
Kankerachtige mutatie van welke (2) type cellen kunnen ongecontroleerde productie van WBCs veroorzaken?
Myelogene of lymfogene cellen
298
Wat is meestal gekarakteriseerd door een grote toename van het aantal abnormale WBCs in circulerend bloed?
Leukemie
299
Wat zijn de (2) types leukemie?
Lymfocytisch en myelogenische leukemie
300
Welk type leukemie is veroorzaakt door de kankerachtige productie van lymfoïde cellen?
Lymfocytische leukemiën
301
Waar begint lymfoïde leukemie voordat het verspreid naar andere gebieden in het lichaam?
In de lymfeklieren en lymfeweefsels
302
Waar begint myelogene leukemie voordat het verspreid naar andere gebieden in het lichaam?
In het beenmerg
303
Welk type leukemie is veroorzaakt door de kankerachtige productie van jonge myelogene cellen?
Myelogene leukemiën
304
Door welk type leukemie worden WBCs geproduceerd in extramedullaire weefsels?
Myelogene leukemie
305
Bij myelogene leukemie, vooral in welke (3) extramedullaire weefsels worden WBCs geproduceerd?
Lymfeklieren, milt en lever
306
Welke (4) types leukemie kunnen worden veroorzaakt door myelogene leukemie?
Neutrofiele, eosinofiele, basofiele en monocytische leukemie
307
Hoe staat de differentiatie van de cellen in verhouding tot de acuutheid van de leukemie?
Hoe meer ongedifferentieerd, hoe meer acuut de leukemie
308
Als acute leukemie niet wordt behandeld, hoe lang duur het voordat de persoon overlijdt?
Binnen een paar maanden
309
Hoe lang kan chronische leukemie ontwikkelen?
10 tot 20 jaar
310
Hoe zijn leukemie cellen, vooral de ongedifferentieerde cellen, in het geven van bescherming tegen infectie?
Non-functioneel
311
Wat is het eerste effect van leukemie?
Metastatische groei van leukemie cellen in abnormale gebieden in het lichaam
312
Wat is een aandoening waar het bloed te weinig bloedplaatjes bevat?
Trombocytopenie
313
Wat zijn 3 algemene effecten van leukemie?
Infectie Bloedarmoede Trombocytopenie
314
Naar welke 4 regio’s verspreiden bijna alle leukemie soorten uiteindelijk?
Milt Lymfeklieren Lever Andere vasculaire gebieden
315
Waar resulteren de effecten van leukemie vooral door?
Verplaatsing van het normale beenmerg en lymfoïde cellen door nonfunctionele leukemie cellen
316
Wat is een belangrijk effect van leukemie?
Excessief gebruik van metabolische substraten door groeiende kankercellen
317
Omdat leukemie weefsels zo snel reproduceren: van welke 2 voedingselementen raken de lichaamsvoorraden uitgeput?
Aminozuren en vitaminen
318
Bij leukemie, wat veroorzaakt de snelle verslechtering van het normale proteine weefsel van het lichaam?
Door het excessieve gebruik van aminozuren door leukemie cellen
319
Bij leukemie: is metabolische verhongering alleen al voldoende om de dood te veroorzaken?
Ja
320
Hoe stroomt lymfe?
Afferente lymfatics > nodale medullaire sinussen > efferente lymfatics > hilium
321
Wat is het hilus/hilium?
De plaats met afvoerkanalen van de lymfeklier waar de lymfe de klier verlaat
322
Welke bacterie is erg progressief en agressief in toxines vrijlaten?
Stafylokok
323
Welke bacterie is minder progressief in toxines vrijlaten?
Streptokok
324
Welke bacterie is eerder dodelijk voor de mens en waarom?
Streptokok, want het geïnfecteerde gebied wordt minder afgebakend omdat er minder toxines vrijgelaten worden, maar hierdoor kan het zich juist verder verspreiden.
325
Wat zijn de 1e, 2e, 3e en 4e lijnen van defensie?
1. Weefselmacrofagen 2. Neutrofielen 3. Circulerende monocyten 4. Granulocyten en monocyten in beenmerg
326
Waar in de milt vind je de macrofagen?
In rode pulp en veneuze sinussen
327
Hoe noem je het als een fagosoom met een lysosoom gefuseerd is?
Fagolysosoom
328
Hoe noem je de middenkernen van de lymfeklieren?
Germinale centers
329
Noem 3 voorbeelden van hedendaagse externe besmettingen:
Pneumonia Streptococcal infectie Thyphoid koorts
330
Welke lichaamsdelen (8) zijn continue blootgesteld aan bacteriën?
Huid Mond Luchtwegen Darmen Membranen Ogen Blaas Urinewegen
331
Wat voor feedback is er van macrofagen?
Positieve feedback, want geactiveerde macrofagen zorgen weer voor meer nieuwe gevormde macrofagen/monocyten/granulocyten etc.
332
Hoe snel gebeurt het walling-off proces?
Dit hangt af van de graad van weefselbeschadiging: als dit hoog is, is er heel snel een afgebakend gebied (bij stafylococcus), dus kan de bacterie zich niet snel verspreiden. Als het weefsel niet mega beschadigd is, gaat dit ook niet zo snel, dus bv streptococcus kan zich repliceren en verspreiden en heeft hiervoor dus veel tijd.
333
Hebben macrofagen altijd een positief effect op de inflammatie?
Nee, soms maken ze het juist alleen maar erger.
334
Wat hebben alle polymorphonucleaire cellen met elkaar gemeen?
Granulair uiterlijk
335
Wat zijn Peyer’s patches?
Groepjes van lymfe follikels onder het epithelium van je darmwand
336
Wanneer er een actieve infectie is, leven de granulocyten dan langer of korter?
Korter, want ze zullen sneller naar de plek van infectie gaan en dan al hun granules loslaten, waardoor ze ook sneller zichzelf kapot maken.
337
Hoe lang zullen lymfocyten in het bloed blijven? En waar gaan ze daarna heen?
Enkele uren. Daarna gaan ze weer naar lymfe en dan weer naar bloed en zo verder: er is continue circulatie.
338
Wat betekent marginatie?
Dit is de beweging van witte bloedcellen naar de vaatwand, om zich vervolgens daar vast te klampen. Dit is dus de stap voor diapedese.
339
Wat betekent fagocytose letterlijk?
Cellulaire ingestie van indringers
340
Hoe noem je een gefagocyteerd deeltje in de fagocyt?
Fagosoom
341
Wat wordt er aan de fagosoom toegevoegd in de fagocyt?
Lysozoom
342
Welke conclusie kun je trekken als chemotaxis tot en met 100 um effectief is en een capillair eigenlijk nooit verder dan 50 um van een weefsel vandaan ligt?
Hierdoor kan het chemotactische signaal makkelijk veel witte bloedcellen naar de plek van infectie toe trekken.
343
Hoe werkt fagocytosis van een neutrofiel?
De neutrofiel bindt zich eerst aan het deeltje, daarna zal de pseudopodium van de neutrofiel in beide richtingen om het deeltje heen bewegen, totdat de pseudopodia elkaar tegenkomen en fuseren.
344
Hoe noem je het fagosoom nadat er granuler en lysosomen mee gefuseerd zijn?
Digestieve vesicle