Guyton H35 Flashcards

(180 cards)

1
Q

2 delen van immuniteit?

A
  1. Innate (aangeboren) = non-specifiek
  2. Acquired (verworven) = specifiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 4 dingen die bij aangeboren immuniteit horen?

A
  1. Fagocytosis door WBCs.
  2. Vernietigen van ingenomen micro-organismen door zure omgeving van de maag.
  3. Resistentie van huid tegen invasie
  4. Aanwezigheid van bepaalde chemicals en cellen in het bloed die aan invaders vastplakken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 4 van deze chemicals/cellen die invaders vernietigen?

A
  1. Lysozymen (mucolytisch polysaccharide attacks bacteria - oplossen)
  2. Natural killer lymfocyten inactivate gram+ bacteria
  3. Complement comlex (bacteria)
  4. Natural killer lymfocyten (herkennen en vernietigen vreemde cellen, tumorcellen en sommige geïnfecteerde cellen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar bestaat het complementsysteem uit?

A

Uit 20 eiwitten die geactiveerd kunnen worden om bacteriën te vernietigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doen NK lymfocyten?

A

Herkennen en vernietigen lichaamsvreemde cellen, kankercellen en geïnfecteerde cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet het verworven immuunsysteem?

A

Vormt antilichamen en/of activeert lymfocyten die specifieke organismen aanvalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is immunisatie belangrijk?

A

Omdat iemand van een 100.000x hogere dosis kan verdragen van een bepaalde invader dan iemand zonder immunisatie zou kunnen.

Kortom je bent veel beter beschermd en je lichaam kan veel meer hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 soorten acquired immunity?

A
  1. Humoraal (B-cell immuniteit)
  2. Cell-mediated (T-cell immuniteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe noem je substanties waaraan de verworven immuniteit specifiek mirco-organismen kan herkennen?

A

Antigenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer is een stof vaak antigenic (bevat antigenen)?

A

Als de Molecular Weight (MW) >8000 dalton is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Naast de MW, waar hangt antigenicity ook vanaf?

A

Van de epitopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn epitopen?

A

Regelmatig terugkerende molecuulgroepen op de oppervlakte van een organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noem je de stamcellen van lymfocyten?

A

Multipotente hematopoetische stamcel (beenmerg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar differentiëren hematopoietic stamcellen in?

A

In lymphoid progenitor cellen (beenmerg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar gaan de lymphoid progenitor cellen heen om T-cellen te worden? (Chronologische volgorde)

A

Beenmerg (progenitor cellen) - Thymus (T-cellen) - lymphoid tissue (activated T-cellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar worden B-cellen preprocessed?

A

In de lever (mid-fetal life)
Dan in beenmerg (later-fetal life en after birth)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er nadat B-cellen beenmerg verlaten?

A

Naar lymfeweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat doet de thymus met de T-cellen?

A

Zorgt dat ze specifiek worden voor een bepaalde micro-organisme en dat ze niet op lichaamseigen cellen/weefsels reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe checkt de thymus dat een T-cell niet op lichaamseigen reageert?

A

Hij mixt de T-cellen met lichaamseigen antigenen, en als een T-cell hierop reageert, zal het vernietigd worden en gefagocytoseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoeveel T-cellen worden vernietigd en gefagocyteerd doordat ze op ‘self’ reageren?

A

90% van de cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer doet de thymus vooral zijn werk?

A

Vlak voor de geboorte van een baby en nog een paar maanden daarna.

Daarna blijft de thymus wel wat doen, maar niet meer heel veel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer worden B-cellen preprocessed in de lever?

A

In midfetal life

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer worden B-cellen preprocessed in beenmerg?

A

Later fetal life en na geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Verschil T-cellen vs. B-cellen?

A

T-cellen vallen zelf micro-organismen aan, terwijl B-cellen antilichamen maken die dat doen.

B-cellen hebben een grotere diversiteit dan T-cellen, kunnen veel meer soorten antibodies maken dan de diversiteit van T-cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat wordt bedoeld met clone of lymfocyten?
Lymfocyten in elke clone zijn hetzelfde, kortom ze herkennen hetzelfde (zelfde specificiteit).
26
Hoeveel genen coderen er voor alle miljoenen soorten antilichamen en T-lymfocyten?
100en tot 1000en genen.
27
Hoe komt het dat zo weinig genen zoveel verschillende soorten antilichamen en lymfocyten kunnen maken?
Het gehele gen voor het vormen van een T of B-cell is niet aanwezig in de stamcellen. Er zijn alleen heel veel verschillende soorten gensegmenten aanwezig in deze stamcellen. Door deze gensegmenten te mixen in verschillende combinaties, ontstaan er gehele genen. (Doordat er 100en segmenten zijn en die allemaal in een andere volgorde gezet kunnen wroden, kun je makkelijk een miljoen verschillende antilichamen/lymfocyten verkrijgen)
28
Hoeveel antilichaam moleculen heeft elke B-cell op zijn oppervlak? Wat is daar handig aan?
Rond de 100.000 moleculen. Hierdoor bindt het betreffende antigen direct aan een van de moleculen.
29
Wat hebben T-cellen op hun membraan, waardoor ze antigenen kunnen herkennen?
T-cell receptoren/ surface receptor proteins
30
Wat is de rol van macrofagen in verband met lymfocyten?
Macrofagen presenteren antigenen d.m.v. cell-cell contact aan lymfocyten. Ook secreteren ze IL-1 wat lymfocyten activeert.
31
Wat is de rol van T-cellen in de activatie van B-lymfocyten?
T-helper cellen secreteren lymfokinen die specifieke B-cellen activeren.
32
Welke type T-cellen secreet lymfokinen?
T-helper cellen
33
Wat gebeurt er als een B-cell een antigen gepresenteerd krijgt, waarvoor hij specifiek is?
Dan zal de B-cell vergroten en het uiterlijk van een lymfoblast krijgen.
34
Waar kunnen lymfoblasten nog verder in differentiëren?
Plasmablasten
35
Wat gebeurt er in de plasmablasten?
Cytoplasma breidt zich uit en de RER prolifereert snel. Hierna zal de plasmablast zich snel beginnen te delen.
36
Hoe snel kan een plasmablast zich delen?
1x in de 10 uur (Ongeveer 9 delingen, dus 90 uur in totaal = 4 dagen)
37
Hoeveel plasmacellen heb je dan na 9 delingen?
2^9 = ongeveer 500 cellen in 4 dagen.
38
Wat gebeurt er dan uiteindelijk met de volwassen plasmacel?
Die produceert gamma globuline antilichamen heel erg snel.
39
Hoe snel produceert een plasmacel antilichamen?
2000 moleculen /seconde
40
Hoe lang duurt dit proces van antilichamen secretie van plasmacellen?
Dagen/weken totdat er uitputting en afsterven van plasmacellen is.
41
Elke keer bij activatie van lymfoblasten, zijn er een paar die niet plasmacellen worden. Wat worden die dan wel?
Memory cellen
42
Hoe lang duurt het voordat de eerste antigen response opkomt?
1-week delay Maakt antilichamen voor weken.
43
Hoe lang duurt het voordat de tweede antigen response opkomt?
Binnen een paar uur Maakt antilichamen voor maanden
44
Hoe noem je B- en T-cellen die nog niet volwassen zijn?
Naieve T- en B-cells
45
2 soorten plasmacellen?
1. Short-lived plasmacellen: snelle productie, maar gaan na paar dagen ook weer dood. 2. Long.lived plasmacellen: kunnen jarenlang bescherming geven.
46
Wat zijn antilichamen?
Immunoglobulinen (Igs)
47
Wat is Mw van antilichamen?
160.000 - 970.000
48
Hoeveel % bedragen de antilichamen van alle plasmaproteïnen?
20%
49
Hoe zijn antilichamen opgebouwd?
De meeste: 2 light chains en 2 heavy chains Sommige: 10 light chains en 10 heavy chains (dit zijn dus hele zware antilichamen) !! Elke heavy chain is gekoppeld aan een light chain
50
Wat is het variabele deel van een antilichaam?
1/4 deel heavy chain (uiteinde) + uiteinde light chain
51
Wat is het constante deel van een antilichaam?
3/4 heavy chain + 1/2 light chain
52
Welk deel van een antilichaam is verschillend per type antigen?
Variabele gedeelte
53
Wat bepaalt het constante deel van een antilichaam?
Diffusiviteit Adherence Attachment Permeabiliteit
54
Hoe zijn de light chains en heavy chains met elkaar verbonden?
Combinatie van non-covalent en covalent (disulfide) bindingen
55
Welke soorten verbindingen maakt een antibody met een antigen?
1. Hydrofobe 2. Waterstofbruggen 3. Ionic 4. Vd Waals
56
Noem de thermodynamic mass action law?
Ka = concentratie gebonden antilichaam - antigen / (concentratie gebonden antilichaam) * concentratie antigen
57
Wat is ka?
Affiniteits constante: hoe sterk bindt het antilichaam met het antigeen
58
Het variabele gedeelte verschilt dus per specifieke antilichaam, hoe?
Door verschillende structurele organisaties van aminozuren in variabele gedeelte.
59
Wanneer noem je een antilichaam bivalent?
Wanneer er 2 variabele delen zijn en dus 2 bindingsplekken
60
Wat is het meest aantal bindingsplaatsen wat een antilichaam kan hebben?
10
61
Noem 5 klassen van antilichamen:
IgM, IgG, IgA, igD, IgE
62
Hoeveel % van alle antilichamen is IgG?
75%
63
Welk antibody type is speciaal in allergy belangrijk?
IgE
64
Wat is er speciaal aan IgM?
Is erg groot en belangrijk in de eerste primaire respons en heeft 10 bindingsplaatsen.
65
Noem de 2 MOAs van antilichamen:
1. Directe aanval op invader 2. Door middel van complement systeem
66
Op welke 4 manieren kan een antilichaam de invader inactiveren?
1. Agglutination: meerdere micro-organismen worden samengeklonterd. 2. Precipitation: complex antibody-antigen zo groot dat het precipiteert 3. Neutralisatie: antilichamen coveren toxic sites 4. Lysis: membranen micro-organismen aangevallen
67
Zijn deze directe manieren van aanvallen sterk genoeg om de invader weg te krijgen?
Vaak niet, een groot deel wordt door complement systeem gedaan.
68
Wat is de main functie van complement systeem?
Om de acties van antilichamen en fagocyten te versterken in het neutraliseren en vernietigen van pathogenen, beschadigde cellen te verwijderen en ontsteking te promoten.
69
Wat zijn de belangrijkste complement eiwitten?
C1 t/m C9, B en D (dus 11 eiwitten in totaal)
70
Waarvoor zorgt C4a, C3a en C5a complement?
Activeren mastcellen en basofielen.
71
Waarvoor zorgt C3b complement?
Stimuleert opsonisatie + fagocytosis, door neutrofielen en macrofagen, van bacteriën. Hierdoor vaak 100-voudige toename.
72
Waarvoor zorgt C5a nog meer naast activeren mestcellen?
Chemotaxis van witte bloedcellen.
73
Wat doet C5b6789?
Lysis of cellen (cytolytic complex) ‘Membrane attack complex inserts itself into the lipid bilayer of the cell membrane, creating pores that are permeable to ions and causing osmotic rupture of the cell membranes of bacteria or other invading organisms.’
74
Belangrijk verschil tussen T- en B-cellen?
B-cellen kunnen intacte antigenen zelf herkennen terwijl T-cellen ze alleen herkennen wanneer ze gepresenteerd worden door middel van MHC moleculen.
75
Wat zijn de 3 belangrijkste antigen-presenting cells?
1. Macrofagen 2. B-lymfocyten 3. Dendritische cellen
76
Hoe noem je een dendritische cel ook wel?
Accesory cells
77
Waar staat MHC voor?
Major histocompatibility complex
78
Er zijn 2 typen MHCs:
MHC I: presenteren antigenen aan cytotoxic T-cellen (CD8+) MHC II: presenteren antigenen aan T-helper cellen (CD4+)
79
Waar bindt het antigen dat vast zit aan MHC op antigen presenting cell aan op de T-cell?
T-cell receptor bindt aan antigen
80
Hoeveel receptor sites zijn er op 1 T-cell?
100.000
81
3 soorten T-cellen + functie?
1. Cytotoxic T-cell: kunnen zelf killen (CD8+) 2. T-helper cellen: kunnen niet zelf killen, helpen indirect (CD4+) 3. Regulatoire T-cellen (suppressor T-cellen)
82
Hoeveel % van alle T-cellen is T-helper cell?
>75%
83
Functie T-helper cellen?
Helpen met functies immuunsysteem, d.m.v. protein mediators (lymfokines) (Helpen met proliferatie en differentiatie van B cellen)
84
Noem 3 T-helper cellen?
TH1, TH2, TH17
85
Welke lymfokines induceren TH1?
IFN-gamma + IL-12
86
Welke lymfokines induceren TH2?
IL-4
87
Welke lymfokines induceren TH17?
TGF-ßeta + IL-1 + IL-6 + IL-23
88
Welke lymfokines verspreidt TH1?
IFN-gamma, IL-2, TNF-alpha, GM-CSF
89
Welke lymfokines verspreidt TH2?
IL-4, IL-5, IL-6, IL-10 en IL-13
90
Welke lymfokines verspreidt TH17?
IL-17 en IL-22
91
Wat veroorzaakt TH1 vooral?
Macrofaag activatie IgG antibody productie stimulatie
92
Wat veroorzaakt TH2 vooral?
IgE stimulatie productie Activatie mastcells en eosinophils
93
Wat veroorzaakt TH17 vooral?
Recruitment neutrofielen en monocyten
94
Welke immuuncellen maakt HIV kapot?
T-helper cellen
95
Welke lymfokine heeft een sterk stimuleren effect op proliferatie van cytotoxische en regulatoire T-cellen?
IL-2
96
Welke 3 interleukines hebben een specifiek sterk effect op induceren B-cellen + antibodies?
IL-4, 5, 6
97
Hoe worden IL-4, 5, 6 ook wel genoemd?
B-cell stimulating factors/B-cell growth factors
98
Wat zijn de 2 effecten van lymfokines op macrofagen?
1. Zorgen voor accumulatie van macrofagen in inflamed area 2. Activeren macrofagen voor meer fagocytosis
99
Welke interleukine zorgt voor positieve feedback van T-helper cellen?
IL-2
100
Hoe noem je de eiwitten van cytotoxische T-cellen die gaten in membraan van micro-organisme maken?
Perforines
101
Gaan cytotoxische T-cellen dood nadat ze een cel gedood hebben?
Nee, ze kunnen maanden doorgaan
102
Waarom zijn T-regulatoire cellen belangrijk?
In het onderdukken/ negatieve feedback van de andere T-cellen. Het is ook belangrijk in de immuuntolerantie, waarmee bedoeld wordt dat T-cellen niet het eigen lichaam aan gaan vallen.
103
Wanneer wordt de meeste tolerantie ontwikkeld?
Tijdens preprocessing van T- en B-lymfocyten (hier kijken ze of ze reageren op lichaamseigen)
104
Hoe ontstaat auto-immuunziekte vaak?
Doordat er lichaamseigen weefsel kapot gaat, waardoor er self-antigens vrijkomen en het immuunsysteem daarop reageert.
105
Wat is rheumatische koorts (rheumatic fever)?
Het lichaam valt gewrichten en het hart aan (hartkleppen vooral) na exposure met een bepaalde streptococcal toxin die een epitope heeft die lijken op self-antigens
106
Wat is glomerular nephritis?
Lichaam valt eigen membranen van glomeruli aan.
107
Wat is myasthenia gravis?
Lichaam maakt antilichamen tegen ACh receptor (verlamming)
108
Wat is Multiple Sclerosis (MS)?
Immuunsysteem valt myeline om zenuwen aan
109
Wat is systemic lupus erythematosus (SLE)?
Lichaam valt verschillende lichaamsweefsels aan op hetzelfde moment.
110
Er zijn 2 soorten immunisatie:
Actieve: lichaam krijgt antigen binnen en maakt zelf een immuunrespons hierop (maakt zelf antilichamen) Passieve: lichaam krijgt antilichamen van buitenaf en hoeft ze niet zelf aan te maken.
111
Hoelang blijft een passieve immunisatie effectief?
Paar weken (paar uren/dagen wanneer het van een dier komt)
112
Wat is ‘Delayed-Reaction Allergy’?
De eerste keer in aanraking met toxin geen reactie, maar wel activeren van T-cellen. Wanneer je vaker in aanraking blijft komen met deze toxin zullen op den duur de T-cellen naar site of antigen komen en een immuunreactie veroorzaakt. Voorbeeld: astma, huidreacties
113
Wat zijn atopische allergieën?
Allergieën die veroorzaakt worden door een niet-normale reactie van het immuunsysteem. Vaak genetisch doorgegeven en is vaak i.c.m. IgE antilichamen in het bloed.
114
Wat is een allergeen?
Een antigeen dat specifiek met een IgE reagin antilichaam reageert.
115
Wanneer een mastcell of basofiel openbarst, wat komt er dan uit?
- histamine - heparine - protease - slow reacting substance of anaphylaxis - eosinophil chemotactix substance - neutrophil chemotactic substance - platelet activating factors
116
Wat is anaphylaxis?
Een widespread allergische reactie door vasculaire systeem - vasodilatatie - increased permeability capillaries (> loss of plasma from circulation) - bronchoconstriction
117
Wat geef je iemand met anaphylaxis? Wat gebeurt er als je die niet goed doet?
Adrenaline, anders gaat de persoon dood aan circulatory shock binnen een paar minuten.
118
Wat is urticaria?
Huidreactie door vasodilatatie (roodheid) en verhoogde permeabiliteit wat zwelling veroorzaakt (kwaddeln)
119
Hoe noem je die zwellingen (urticaria) ook wel?
Hive (kwaddeln) Of Netelroos
120
Wat geef je iemand met urticaria?
Antihistaminica
121
Wat gebeurt er bij hooikoorts?
Vasodilatatie van neuscapillairen. Hierdoor een verhoogde druk en meer vloeistof druk
122
Wat geef je mensen met hooikoorts?
Antihistamine
123
Waarom geef je mensen met astma geen antihistamine?
Omdat histamine niet een grote rol speelt bij astma, maar de slow reacting substance of anaphylaxis voor bronchospasmes zorgt en je dus een bronchodilatator en glucocorticosteroid wil geven.
124
Wanneer ontwikkel je pas de verworven immuniteit?
Totdat je lichaam in aanraking is geweest met een bacterie, virus of toxine
125
Hoe lang is er meestal nodig om verworven immuniteit te ontwikkelen?
Weken of maanden
126
Hoe zijn beide typen van verworven immuniteit (cell-mediated en humoral) geactiveerd?
Door antigenen
127
Wat zijn antigenen vaak voor stoffen?
Eiwitten of grote polysacchariden
128
Hoe worden antigenen ook wel genoemd?
Antilichaam generators
129
Waarom zijn eiwitten en grote polysacchariden vaak antigenetic?
Omdat ze vaak een Mw hebben >8000 en dus ook genoeg epitopes hebben. Ze hebben dus beide stereochemicale karakteristieken.
130
Hoe snel gaat iemand dood na geboorte, wanneer iemand geen lymfocyten kan ontwikkelen?
Binnen een paar dagen na geboorte, tenzij behandeling.
131
Waar vind je de allermeeste lymfocyten in een lichaam? Waar nog meer?
Lymfeklieren Milt Submucosale gebieden van maagdarmkanaal Thymus Beenmerg
132
Noem de stamcel van beide T- en B-lymfocyten
Multipotent hematopoietic stamcel
133
Waar differentieert de hematopoietic stamcel in voor beide T- en B-cellen?
Common lymfoid progenitor cellen
134
Waar zijn B-cellen voor het eerst ontdekt?
In vogels
135
In welk orgaan van vogels werden de B-cellen ontdekt?
In ‘bursa of Fabricius’
136
Waar hebben B-cellen hun naam aan te danken?
Doordat ze voor het eerst in vogels in de ‘Bursa of Fabricius’ ontdekt zijn.
137
Noem stappenplan van T-cellen:
1. Hematopoietic stamcel (beenmerg) 2. Common lymphoid progenitor cel (beenmerg) 3. Naive T-cell (thymus) 4. Naive T-cell —> activated T-cell (lymfeweefsels)
138
Noem stappenplan B-cellen:
1. Hematopoietic stamcel (beenmerg) 2. Common lymphoid progenitor cell (beenmerg) 3. Naive B-cell —> lymfoblast —> plasmablast (lymfeweefsels)
139
Welk orgaan preprocesses T-cellen?
Thymus
140
Welk orgaan preprocesses B-cellen?
Lever en beenmerg
141
Wat wordt er bedoeld met preprocessing T-cellen?
Snelle deling (1) van T-cellen en ontwikkelen van extreme diversiteit (2) voor verschillende specifieke antigenen en niet reageren op self-antigens (3)
142
Dus waar wordt de specificiteit van T-cellen voor specifieke antigenen al bepaald?
In de thymus
143
Noem 2 eigenschappen eerste antigen reactie? (Dus de eerste keer dat een B-cell antibodies maakt tegen een specifiek antigen)
1. Langzame opkomst (1 week delay) 2. zwakke potentie Antilichamen hebben korte levensduur
144
Noem 2 eigenschappen van de tweede antigen reactie?
1. Langzame opkomst (1 week delay) 2. zwakke potentie Antilichamen hebben korte levensduur
145
Waarom is het dus belangrijk bij immunisatie (vaccineren bijv.) dat je niet 1x een dosis injecteert, maar meerdere keren?
Doordat dus de eerste keer vaak een langzame en zwakke reactie geeft met antilichamen die een korte levensduur hebben. Wanneer je dan nog een 2e keer geïnjecteerd hebt, zal dit veranderen in langdurige en snelle antibody reacties.
146
Waarom hoef je je niet te blijven vaccineren bij sommige ziektes als de mazelen, maar bijv wel bij de griep jaarlijks?
Doordat je bij de mazelen long-lived plasma cellen hebt en bij griep short-lived.
147
Wat is de ‘hinge region’ in antibodies?
Dit is de regio in het midden van een zware keten (dus zijn 2 hinge regions, aangezien er ook 2 zware ketens per antibody zijn). Het verbindt de boven- en onderkant van een zware keten.
148
Naast de grootte van IgM, wat is er nog meer interessant aan?
Omdat ze een groot deel zijn van de primaire respons.
149
Hoe kan het, dat IgM heel erg effectief is terwijl er maar weinig van deze soort antilichamen zijn?
Doordat ze 10 binding sites hebben
150
Welke vorm hebben antibodies?
Y-shaped
151
Kan een antibody aan meerdere antigenen tegelijk binden?
Ja, dit zorgt onder andere ook voor precipitation en agglutination.
152
Hoeveel van de 20 complement eiwitten zijn vooral belangrijk?
11 (C1 t/m C9 en B en D)
153
Waarvoor zijn complement factoren B en D belangrijk in complement systeem?
Voor de conversie van C3 —> C3b + C3a
154
Wat is er naast complement factoren B en D nodig voor de conversie van C3 naar C3a en C3b?
Een micro-organisme (zie plaatje boek)
155
Waar begint de complement cascade mee? Nadat het deel op constante portie van antilichaam onbedekt is geraakt door binding met antigen, en dit deel zich bindt aan C1
Met activeren van proenzyme C1 naar active C1
156
Naast de ontstekingseffecten van mastcellen en basofielen, zijn er ook nog andere complement producten die bijdragen aan ontsteking, welke 3 ontstekingseffecten heeft complement nog meer?
1. Verhoogde bloedflow 2. Lekkage van eiwitten in capillairen 3. Interstitiële eiwitten die stollen in weefselruimtes.
157
Wat is de functie van het stollen van interstitiële weefseleiwitten?
Het voorkomen van bewegen van pathogeen door de weefsels.
158
Welke cel bevat MHC protein op surface?
Antigen-presenting cell (dendriet, macrofaag of B-cell)
159
Waar bindt MHC+antigen mee?
T-cell receptor
160
Naast MHC en T-cell receptor, wat bindt nog meer met elkaar van de antigeenpresenterende cel?
Cell-cell adhesion moleculen Dit is noodzakelijk om lang genoeg te kunnen binden aan antigeenpresenterende cel om geactiveerd te raken.
161
Welke 4 functies hebben de lymfokinen van T-helper cellen?
1. Stimuleren cytotoxische T-cellen 2. Stimuleren suppressor T-cellen 3. Proliferatie en differentiatie B-cellen 4. Preprocessor areas stimuleren
162
Waarvoor staat AIDS?
Acquired Immuno Deficiency Syndrome
163
Spelen cytotoxische T-cellen ook een rol in verwijderen van kankercellen?
Ja
164
Hoeveel auto-immuunziekten zijn er ongeveer?
> 100
165
Op welke 3 manieren kan je iemand immuniseren?
1. Dood organisme 2. Toxines die behandeld zijn met chemicals 3. Levend organisme die geattenueerd (verzwakt) is
166
Hoe noem je IgE antilichamen ook wel?
Reagins / sensitieve antilichamen
167
Hoeveel IgE antibodies kan 1 mastcell binden?
500.000 (half miljoen)
168
Wat gebeurt er wanneer een antigeen aan het IgE antibody, die aan een mastcell/basofiel zit, bindt?
Dan zal de mestcel/basofiel al die stoffen vrijlaten, doordat de celmembraan verandert en scheurt.
169
Welke stof veroorzaakt de vasodilatatie in het gehele lichaam, verhoogde permeabiliteit tijdens analphylaxis?
Histamine in de bloedbaan
170
Hoe snel kan je doodgaan van deze anafylaxische circulatoire shock?
Binnen een paar minuten, tenzij je behandeld wordt met adrenaline
171
Waarom is adrenaline dan belangrijk?
Die counteracts (tegengesteld) de effecten van histamine
172
De aangeboren immuniteit maakt het menselijk lichaam resistent tegen ziekten zoals?
Sommige virale infecties bij dieren, cholera bij varkens, veepest en distemper, een virale ziekte die een groot percentage van de honden die ermee besmet raken doodt.
173
Maar dieren zijn weer resistent tegen ziekten als?
Tegen veel menselijke ziekten (poliomyelitis, bof, menselijke cholera, mazelen en syfilis)
174
Lymfeweefsel is gunstig verdeeld in het lichaam om vijandige organismen of toxines te onderscheppen, voordat zij zich te sterk kunnen verspreiden. Wat is het eerste wat indringers tegenkomen?
Meestal eerst in weefselvloeistoffen terecht en dan door lymfevaten naar de lymfeklier of ander lymfoïde weefsel vervoerd.
175
Noem een voorbeeld van lymfoïde weefsel waar indringers terecht komen:
Het lymfoïde weefsel van de maag-darmwanden wordt direct blootgesteld aan antigenen die vanuit de darm binnendringen.
176
Voor hoeveel antigenen heeft een T-cel of B-cel specificiteit?
1 antigen, of een aantal zeer vergelijkbare antigenen, met dezelfde stereochemische kenmerken.
177
Waaruit bestaan de receptoren op de T-cel die binden met antigen?
Een variabele eenheid die lijkt op het variabele gedeelte van het humorale antilichaam, en het stamgedeelte die is stevig gebonden aan het celmembraan van de T-lymfocyt
178
Hoe heten cytologische T-cellen ook?
Killer cellen.
179
Voor welke ziekten worden de immunisatie manieren gebruikt?
1. Dode organismen tyfus, kinkhoest, difterie, bacteriële ziekten. 2. Toxines chemische behandeld: tetanus, botulisme, toxische ziekten. 3. Levend verzwakt organisme: pokken, gele koorts, polio, mazelen, virale ziekten.
180
Waarin zitten de eiwitten van het complement systeem?
Rond plasma proteins en poteines in interstitium