H1 Flashcards

1
Q

Wat is fysiologie?

A

De wetenschap die de fysieke en chemische mechanismen die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan, ontwikkelen en de progressie van leven verklaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel cellen heeft ons lichaam?

A

35-40 biljoen menselijke cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel van alle cellen in het lichaam zijn rode bloedcellen?

A

ca. 25 biljoen (meest voorkomende cel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel procent van het lichaam is vloeistof?

A

ca. 50-70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk deel van al het vloeistof in het lichaam is intracellulair en welk deel is extracellulair?

A

2/3e intracellulair en 1/3e is extracellulair

meeste bevind zich dus intracellulair.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar bevindt de extracellulaire vloeistof zich in het lichaam?

A

In de ruimte buiten de cellen (het mixt continue met het bloed en de weefselvloeistof in de capillairen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Andere namen voor extracellulaire vloeistof?

A

interne omgeving van het lichaam / milieu interieur (Claude Bernard)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stoffen bevat het intracellulair vloeistof vooral?

A

Ionen, zoals kalium, magnesium en fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke stoffen bevat het extracellulaire vloeistof vooral

A
  1. Ionen (natrium, chloride, bicarbonaat)
  2. Voedingsstoffen (zuurstof, glucose, vetzuren en aminozuren)
  3. Afvalstoffen (koolstofdioxide, dat door de longen wordt uitgeademd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef een definitie van de term homeostase.

A

Het in stand houden van de bijna constante condities in de interne omgeving (binnen een range).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In termen van homeostase, wat is ziekte dan?

A

Een verstoorde homeostase. Pogingen van het lichaam om dit te compenseren leiden soms tot verstoringen in de lichaamsfuncties en tot een vicieuze cirkel (bijv. nieren en bloeddruk).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke verschillende onderdelen van het lichaam zorgen voor de voedingsstoffen in het extracellulair vloeistof?

A
  1. Luchtwegstelsel (zuurstof door dun alveolair membraan)
  2. Maagdarmkanaal (koolhydraten, vetzuren, aminozuren door darmwand)
  3. Lever (zorgt voor metabolisme van de voedingsstoffen zodat ze in een andere vorm beter gebruikt kunnen worden).
  4. Musculoskeletaal systeem (spieren zijn nodig om voeding te vinden en binnen te krijgen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe komen de afvalstoffen uit het bloed?

A
  1. Longen zorgen voor uitademing van koolstofdioxide
  2. Nieren zorgen ervoor dat andere afvalstoffen gefilterd en uitgescheiden worden (zoals ureum en urinezuur)
  3. Maagdarmkanaal zorgt ervoor dat je afvalproducten uitscheid
  4. Lever zorgt voor afbraak toxische stoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sommige ranges van stoffen in het lichaam zijn extreem smal. De variatie in de concentratie waterstofionen in het bloed is normaliter minder dan?

A

5 nanomol/liter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bloed gaat gemiddeld hoevaak rond in het lichaam?

tot hoever kan dit oplopen bij inspanning?

A

gemiddeld gaat al het bloed 1x per minuut rond.

dit kan oplopen tot 6x per minuut bij inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het alveolaire membraan?

A

een membraan tussen de alveoli en het capillair van de longslagaders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe dik is het alveolaire membraan?

A

0.4-2 micrometer, zuurstof diffundeert hier snel doorheen naar het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Via welk medium scheidt de lever afvalstoffen uit die vervolgens door het lichaam worden uitgescheiden?

A

gal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Uit welke delen is het zenuwstelsel hoofdzakelijk opgebouwd? (3)

A

sensorische input, motorische output en centrale zenuwstelsel (integratief).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?

A

Hersenen en ruggenmerg.

Belangrijk onderdeel van het zenuwstelsel is het autonoom stelsel dat onbewust opereert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van het schildklierhormoon (thyroïd hormoon)?

A

stimuleert chemische reactiesnelheid in cellen

22
Q

Wat is de functie van adrenocorticale hormonen (bijnierschorshormoon)?

A

hoofdzakelijk waterhuishouding, regulatie Na+, K+ en eiwitmetabolisme.

23
Q

Wat is de functie van het bijschildklier hormoon?

A

Regulatie calcium en fosfaat in het bot.

24
Q

Wat is het integumentair systeem en wat is zijn functie?

A

Huid, haar nagels en bijbehorende zaken als zweetklieren, zakjes etc.

Grens tussen interne omgeving en buitenwereld

Hoofdzakelijke functies als bescherming, demping, temperatuurregeling, sensorische informatie, uitscheiding en afvalstoffen.

25
Q

Wat zijn twee vitale eigenschappen van het immuunsysteem?

A

(1) onderscheid maken tussen lichaamseigen materiaal en schadelijke niet-lichaamseigen cellen en substanties; (2) vernietigen van indringers door middel van fagocytose of door het produceren van sensitieve lymfocyten of antilichamen (gespecialiseerde eiwitten) die de indringer vernietigen of neutraliseren.

26
Q

Wat is de zuurstof buffering functie (vb. controlemechanisme) van hemoglobine?

A

Hemoglobine in rode bloedcellen bindt met zuurstof. Daarna:

  1. Als het langs weefsels gaat waar al veel zuurstof is dan zal de hemoglobine aan de zuurstof gebonden blijven.
  2. Als het langs weefsels komt waar te weinig zuurstof is dan zal de zuurstof losgelaten worden van de hemoglobine
27
Q

Hoe wordt de koolstofdioxideconcentratie in de extracellulaire vloeistof gereguleerd?

A

Een hogere dan normale koolstofdioxideconcentratie in het bloed prikkelt het ademhalingscentrum, waardoor een persoon snel en diep gaat ademen. Dit verhoogt de uitademing van koolstofdioxide en verwijdert overtollige koolstofdioxide uit het bloed en de weefselvloeistoffen. Dit proces gaat door totdat de concentratie weer normaal is.

28
Q

Wat is de microbiota?

A

een verzameling van micro-organismen die op een bepaalde plek leven.

kunnen ziektes veroorzaken maar leveren voor het grootste deel vitale functies aan de host die essentieel zijn voor overleving. Denk hierbij bijvoorbeeld aan darmflora bij vertering van voedsel.

29
Q

Via welke terugkoppeling fungeren de meeste controlesystemen?

A

negatieve feedback. Als de concentratie van een stof te hoog is, wordt er een mechanisme geactiveerd die de concentratie verlaagt

30
Q

Wat is positieve feedback?

A

initiërende stimulus veroorzaakt meer van hetzelfde, wat we positieve feedback noemen. Dit leidt soms tot een vicieuze cirkel, dit kan gevaarlijk zijn omdat het kan leiden tot ongecontroleerde en schadelijke veranderingen in het lichaam, wat uiteindelijk de dood kan veroorzaken.

31
Q

Geef voorbeelden van nuttige positieve feedback.

A

bloodstolling, geboorte en impulsgeleiding zenuw (opening natrium kanalen zorgen voor opening meer natriumkanalen > actiepotentiaal).

32
Q

Hoe werkt het baroreceptor reflex/systeem?

A

Als druk in slagader te hoog is > activatie baroreceptoren in de slagaderwand > signaal naar medulla in hersenen > onderdrukt het vasomotorisch centrum, wat op zijn beurt het aantal impulsen vermindert die worden overgedragen via het sympatische zenuwstelsel naar hart en bloedvaten > hartslag omlaag en vasodilatie > meer bloedstroming > verminderde druk op slagader

33
Q

Wat is de ‘gain’ van een controlesysteem en hoe bereken je deze?

A

De mate van effectiviteit van een controlesysteem kan worden berekend met de formule: Gain = Correction / Error. Hierbij is “Correction” de mate waarmee het systeem de afwijking corrigeert en “Error” de resterende afwijking die niet wordt gecorrigeerd door het systeem.

Hoe groter dit negatieve getal, hoe groter de winst van het systeem

34
Q

Wat is feed-forward controle?

A

systeem reageert op een afwijking met een vooraf vastgestelde/bepaalde actie.

Sommige bewegingen van het lichaam vinden bijvoorbeeld zo snel plaats dat er niet genoeg tijd is voor zenuwsignalen om van de perifere delen van het lichaam helemaal naar de hersenen te reizen en dan weer terug naar de periferie om de beweging te beheersen. Daarom gebruiken de hersenen een mechanisme dat feedforward-controle wordt genoemd om de vereiste spiercontracties te veroorzaken. Als de beweging nog verder gecorrigeerd moet worden, dan zorgen de hersenen dat dit volgende keren steeds beter gebeurt (adaptieve controle)

35
Q

wat is adaptieve controle?

A

corrigering van feed-forwarde controle stimuli, in zekere zin vertraagde negatieve feedback.

36
Q

Wat is de normale waarde, normaal bereik en benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet voor zuurstof (veneus)?

A

Zuurstof (veneus) heeft een normale waarde van 40 mm Hg, een normaal bereik van 25-40 mm Hg en een benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet van 10-1000 mm Hg.

37
Q

Wat is de normale waarde, normaal bereik en benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet voor koolstofdioxide (veneus)?

A

Koolstofdioxide (veneus) heeft een normale waarde van 45 mm Hg, een normaal bereik van 41-51 mm Hg en een benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet van 5-80 mm Hg.

38
Q

Wat is de normale waarde, normaal bereik en benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet voor natriumionen?

A

Natriumionen hebben een normale waarde van 142 mmol/L, een normaal bereik van 135-145 mmol/L en een benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet van 115-175 mmol/L.

39
Q

Wat is de normale waarde, normaal bereik en benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet voor kaliumionen?

A

Kaliumionen hebben een normale waarde van 4.2 mmol/L, een normaal bereik van 3.5-5.3 mmol/L en een benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet van 1.5-9.0 mmol/L.

40
Q

Wat is de normale waarde, normaal bereik en benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet voor calciumionen?

A

Calciumionen hebben een normale waarde van 1.2 mmol/L, een normaal bereik van 1.0-1.4 mmol/L en een benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet van 0.5-2.0 mmol/L.

41
Q

Wat is de normale waarde, normaal bereik en benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet voor chloride-ionen?

A

Chloride-ionen hebben een normale waarde van 106 mmol/L, een normaal bereik van 98-108 mmol/L en een benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet van 70-130 mmol/L.

42
Q

Wat is de normale waarde, normaal bereik en benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet voor bicarbonaationen?

A

Bicarbonaationen hebben een normale waarde van 24 mmol/L, een normaal bereik van 22-29 mmol/L en een benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet van 8-45 mmol/L.

43
Q

Wat is de normale waarde, normaal bereik en benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet voor glucose?

A

Glucose heeft een normale waarde van 90 mg/dl, een normaal bereik van 70-115 mg/dl en een benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet van 20-1500 mg/dl.

44
Q

Wat is de normale waarde, normaal bereik en benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet voor lichaamstemperatuur?

A

Lichaamstemperatuur heeft een normale waarde van 37.0 °C, een normaal bereik van 37.0 °C en een benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet van 18.3-43.3 °C.

45
Q

Wat is de normale waarde, normaal bereik en benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet voor zuur-base (veneus)?

A

Zuur-base (veneus) heeft een normale waarde van 7.4 pH, een normaal bereik van 7.3-7.5 pH en een benadering van de korte termijn niet-dodelijke limiet van 6.9-8.0 pH.

46
Q

Hoeveel % van het lichaamsgewicht is huid?

A

12 tot 15%

47
Q

Wat is de normaal waarde van de pH in de extracellulaire vloeistof?

A

7,4

Range: 7,3 - 7,5

48
Q

Wat gebeurt er als de lichaamstemperatuur 7 graden stijgt?

A

Verhoogde cellulair metabolisme waardoor de cellen kapot gaan

49
Q

Wat gebeurt er als de kalium concentratie onder 1/3 van normaal is?

A

Geen impulsoverdracht meer

50
Q

Wat gebeurt er als de kalium concentratie 2x zo hoog is?

A

De hartspier wordt vermoeid

51
Q

Wat gebeurt er als de calcium concentratie onder 1/2 van normaal is?

A

tetanische contracties van spieren

52
Q

Wat gebeurt er als de glucose concentratie onder 1/2 van normaal is?

A

Mentale irritatie en convulsies