H9 Flashcards

1
Q

Wat zijn de componenten van het hart?

A

Het hart bestaat uit twee atria en twee ventrikels, omgeven door het pericardium. Dit bestaat uit de pariëtale en viscerale lagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soorten spier vormen het hart (3) en wat zijn hun functies?

A
  1. atriale spier
  2. ventriculaire spier
  3. gespecialiseerde excitatoire en conductieve spiervezels (weinig myofibrillen).

Het hart bestaat uit atriale spier, ventriculaire spier en gespecialiseerde excitatoire en conductieve spiervezels. Atriale en ventriculaire spieren vertonen vergelijkbare contractie met skeletspieren, terwijl excitatoire en conductieve vezels actiepotentialen geleiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor type spiercellen liggen in het hart?

A

dwarsgestreepte spiercellen, deze zijn met elkaar verbonden in een netwerk. De cellen zijn vrijwel identiek aan skeletspiercellen, met ook myofibrillen die actine en myosine filamenten bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke spierweefsel laag loopt linksom in het linker ventrikel? En welke loopt rechtsom?

A

linksom: de subepicardiale laag (buitenste laag).
rechtsom: de subendocardiale laag (binnenste laag).

Hierdoor draait de apex met de klok mee, en de base tegen de klok in. Dit zorgt voor een wringende beweging, wat het hart inkort en helpt met de pompfunctie. Tijdens diastole werkt het als een veer, en springt deze weer los.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn intercalated discs?

A

Dit zijn celmembranen die de verschillende hartspiercellen van elkaar scheiden; de spiervezels bestaan uit cellen die in serie liggen of parallel geschakeld zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De spiercellen van het hart werken als één geheel. Hoe noem je dit? Leg uit.

A

Het hart werkt als een syncytium doordat de spiercellen onderling verbonden zijn via intercalated discs. Hierdoor kunnen elektrische signalen snel worden doorgegeven tussen de cellen, waardoor het hart als één geheel samentrekt en ontspant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke twee syncytia bestaat het hart?

A
  1. het atriale syncytium, bestaande uit de wanden van de atria.
  2. het ventriculaire syncytium, bestaande uit de wanden van het ventrikel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke manier worden de syncytia van elkaar gescheiden?

A

De syncytia worden gescheiden door fibreus weefsel ter hoogte van de atrioventriculaire kleppen. Het signaal kan hierover niet worden doorgegeven, dit gebeurt via de AV bundel. Dit zorgt ervoor dat de atria iets eerder samentrekken dan de ventrikels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verloop van een actiepotentiaal in een ventriculaire spiercel? (in mV). Licht het verloop van de actiepotentiaal ook toe.

A

van -85 mV tot +20 mV. Na de eerste piek blijft het membraan gedepolariseerd voor zo’n 0.2 seconden (15x keer langer dan normale myocyt). Na dit plateau repolariseert het membraan weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee verschillen in membraaneigenschappen leiden ertoe dat cardiale spiercellen langer gedepolariseerd zijn (plateau) dan normale skeletspiercellen?

A
  1. Snelle natriumkanalen + langzame L-type calciumkanalen: De actiepotentiaal van skeletspiercellen wordt voornamelijk gegenereerd door snelle natriumkanalen die slechts enkele milliseconden open blijven. In cardiale spiercellen wordt het actiepotentiaal echter veroorzaakt door zowel snelle natriumkanalen als langzame L-type calciumkanalen, die meer dan 100 milliseconden open blijven, wat resulteert in het plateau van de actiepotentiaal.
  2. Kaliumpermeabiliteit: De kaliumpermeabiliteit daalt kort na het begin van het actiepotentiaal, waardoor repolarisatie aanvankelijk wordt verhinderd. Na sluiting van de L-type calciumkanalen stijgt de permeabiliteit weer, waardoor repolarisatie plaatsvindt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijf de vijf verschillende fases van een actiepotentiaal in een cardiale spiercel.

A

Fase 0: Depolarisatie treedt op na stimulatie, waarbij snelle natriumkanalen openen en positieve natriumionen de cel binnenstromen, waardoor het membraanpotentiaal stijgt tot +20 mV.

Fase 1: Tijdens de eerste repolarisatie sluiten de snelle natriumkanalen, terwijl kaliumionen de cel verlaten via open kaliumkanalen.

Fase 2: Een plateau wordt bereikt doordat calciumkanalen openen en snelle kaliumkanalen sluiten (** >permabiliteit calicum < permeabiliteit kalium** ).

Fase 3: Snelle repolarisatie volgt, waarbij calciumkanalen sluiten en kaliumkanalen openen, vergelijkbaar met normale repolarisatie in een spiercel.

Fase 4: Het rustpotentiaal wordt bereikt, ongeveer tussen -80 en -90 mV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef de geleidingssnelheid van hartspiercellen en die van de purkinjevezels.

A

hartspiercellen: 0.4 m/s (veel langzamer dan in zenuw- en skeletspiercellen).
purkinjevezels: 4 m/s (ongeveer net zo snel als in skeletspiercellen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een absolute refractaire periode en hoelang duurt deze voor het ventrikel en atrium?

A

periode na een actiepotentiaal waarin er nog geen depolarisatie kan plaatsvinden door inactieve kanalen.

De absolute refractaire periode voor het ventrikel is 0.25s tot 0.30s, gevolg door een relatieve refractaire periode van 0.05. Hierin is het exitatie moeilijker, maar wel mogelijk met een zeer sterk signaal.

De refractaire periode van de atria is veel korter dan de ventrikels, namelijk 0.15 sec.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is excitatie-contractie koppeling?

A

het mechanisme waarbij het actiepotentiaal de myofibrillen van de spier laat samentrekken.

Mechanisme is hetzelfde in skeletspieren en hartspieren, met iets andere kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Licht het verloop van een actiepotentiaal over het membraan van een hartspiercel toe en geef aan waar het verschil ten opzichte van een spiercel ligt.

A

Wanneer een actiepotentiaal zich over het membraan van een hartspiercel verspreidt, bereikt het de T-tubuli. Hier veroorzaakt het opening van calciumkanalen, waardoor calcium vrijkomt in het sarcoplasma. Dit leidt tot contractie van de myofibrillen, vergelijkbaar met normale spiercellen. Het verschil met normale skeletspiercellen is dat de T-tubuli ook voltage-gated L-type calciumkanalen hebben, waardoor tijdens het plateau calciumionen via deze kanalen naar binnen stromen en ryanodine-receptorkanalen op het sarcoplasmatische reticulum worden geopend, waardoor nog meer calcium het sarcoplasma binnenkomt.

Dit is nodig, omdat het SR in hartspieren minder goed ontwikkeld is, en daarom niet genoeg calcium bevat. De t-tubuli in hartspieren zijn daarom 5 keer zo groot, om genoeg calcium uit het ECF binnen te laten. Is dus ook veel meer afhankelijk van calciumniveau in het ECF.

(Byte size med: calcium induced calcium release)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarvan is de sterke van de contractie afhankelijk?

A

de concentratie calciumionen in het ECF. Bij skeletspiercellen is dit niet zo sterk het geval, omdat hier al het calcium uit het sarcoplasmatische reticulum komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er aan het einde van het plateau (actiepotentiaal) met de calciumionen (waar worden die naartoe getransporteerd)?

A

aan het einde van het plateau sluiten de L-calcium kanalen en worden de calciumionen teruggepompt naar het ECF/T-tubuli/sarcoplasmatische reticulum. Transport naar het SR wordt gedaan door de ATPase pomp SERCA2, het transport naar extracellulair door een Ca-Na exchanger (secundair actief transport), waarna de natriumionen weer terug worden gepompt door de Na-K pomp (ATPase).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarvan is de duur van de contractie hoofdzakelijk afhankelijk?

A

de duur van het actiepotentiaal. De duur van contractie is zo’n 0.2 seconden in atriale spieren en 0.3 seconden in ventriculaire spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarmee begint een hartcyclus?

A

de generatie van een actiepotentiaal in de sinusknoop, deze bevindt zich in de zijwand van het rechteratrium, bij de opening van de vena cava superior. Vanuit hier verspreidt het actiepotentiaal zich over de atria, en daarna via een korte pauze in de AV knoop naar de ventrikels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de functie van de atria?

A

Primer pumps voor de ventrikels, ze pompen de laatste 20% bloed in de ventrikels.

Als de atria falen dan doet het hart het gewoon (omdat het hart overcapaciteit heeft) en valt dit vaak pas op bij zware inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe lang is de totale duratie van een hartcyclus?

A

Is invers gekoppeld aan de hartslag. Voorbeeld: als de hartslag 72 slagen per minuut is, is de duratie van een hartcyclus 1/72. Is bij de gemiddelde hartslag dus ongebeer 0.8 sec.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke golven zijn in het ECG te herkennen? licht ze ook toe.

A

De P, Q, R, S en T golven.

De P golf is de depolarisatie van de atria voorafgaand aan de atriale contractie, hierna is een piekje te zien van de atriale druk.

Het QRS complex is de depolarisatie van de ventrikels, hier is enorme stijging van ventriculaire druk en daling van ventriculair volume tijdens de ejectie-fase.

De T golf is de repolarisatie van de ventrikels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

In de atriale druklijn in de Wiggers diagram is een a, c en v golf te herkennen. Licht deze toe.

A

a golf - wordt veroorzaakt door atriale contractie. Druk stijgt.
c golf - wordt veroorzaakt door backflow tijdens contractie van de ventrikels en door terugbuigen van de AV kleppen. Hierdoor stijgt de druk een beetje.
v golf - druk stijgt langzaam door vollopen van de atria terwijl de AV kleppen dicht zijn. Na de contractie van de ventrikels gaan de AV kleppen weer open, en verdwijnt de golf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het verschil tussen diastole en systole?

A

Diastole is de fase waarin het hart zich ontspant en volstroomt met bloed. Systole is de fase waarin de ventrikels van het hart samentrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke fase van de hartcyclus neemt af in duur bij verhoging van de hartslag?

A

De duur van de diastole neemt het meest af, waardoor het hart niet meer compleet kan vullen voor de volgende contractie, als het heel snel klopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

De atria worden continue gevuld door de grote vaten, hoeveel procent van dit bloed stroomt gelijk door in de ventrikels, en hoeveel procent wordt nog extra door contractie toegevoegd?

A

Ongeveer 80% van dit bloed stroomt gelijk door in de ventrikels voor de contractie van de atria. Hierna pompt de contractie nog een extra 20% in de ventrikels, waardoor de efficiëntie met 20% wordt verhoogd.
Deze 20% is normaal gezien niet nodig, en iemand waarbij de atria niet functioneren krijgt alleen klachten tijdens inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Licht de verschillende fases van het vullen van de ventrikels toe (3).

A
  • Eerste 1/3 van de vulfase: Tijdens de systole wordt de druk in de atria groter door verhoogd volume en gesloten A-V kleppen. Zodra de contractie voorbij is gaan de A-V kleppen open en stroomt bloed de ventrikels in. Dit is de period of rapid filling.
  • Middelste 1/3 van de vulfase: er stroomt nog een kleine hoeveelheid bloed in het ventrikel (slow filling), rechtstreeks vanuit de grote vaten.
  • Laatste 1/3e vulfase: atria trekken samen waardoor de ventrikels nog voor 20% meer worden gevuld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Bij ouder worden of ziektes met cardiale fibrose worden de ventrikels stijver. Wat is hiervan het gevolg?

A

Hierdoor komt er minder bloed in de ventrikels tijdens het eerste deel van de diastole, en hierdoor is er meer volume nodig (preload) of meer vulling door de latere atria contractie om tot een voldoende cardiac output te komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat gebeurt er tijdens de periode van isovolumetrische contractie?

A

Gelijk na contractie van de atria stijgt de ventriculaire druk, waardoor de AV-kleppen sluiten. Tijdens de periode van isovolumetrische contractie in het hart, trekken de ventrikels samen terwijl alle hartkleppen gesloten blijven. Hierdoor neemt de druk in de ventrikels toe, maar er vindt nog geen uitstroom van bloed plaats omdat de aortaklep en de pulmonalisklep gesloten blijven.

Op de Wiggers diagram:
Ventriculaire druk: stijgt hard
Ventriculair volume: blijft hetzelfde (iso = gelijk)

30
Q

Uit welke fasen bestaat de period of ejection? (2) Licht beide ook toe.

A
  • Eerste 1/3de: Snelle ejectie: Dit is het eerste deel van de ejectieperiode waarin het grootste deel, 70%, van het bloed wordt uitgestoten. De druk in de ventrikels is hoog genoeg om de aortaklep en de pulmonalisklep te openen, waardoor bloed wordt uitgestoten naar de aorta en de longslagader.
  • Laatste 2/3de: Langzame ejectie: Dit is het tweede deel van de ejectieperiode waarin de druk in de ventrikels afneemt en nog 30% bloed wordt uitgestoten. De snelheid van de ejectie vertraagt geleidelijk totdat de druk in de ventrikels lager wordt dan die in de grote slagaders, waardoor de aortaklep en de pulmonalisklep sluiten.
31
Q

Wat gebeurt er tijdens de periode van isovolumetrische relaxatie?

A

Tijdens de periode van isovolumetrische relaxatie ontspannen de ventrikels terwijl alle kleppen gesloten blijven. De intraventriculaire druk daalt sterk, waardoor de aortaklep en pulmonalisklep meteen sluiten. Er er is geen verandering in het ventriculaire volume omdat zowel de atrioventriculaire kleppen als de aortaklep en de pulmonalisklep gesloten blijven. Deze fase markeert het begin van de ventriculaire diastole en bereidt de ventrikels voor op het vullen met bloed uit de atria tijdens de volgende fase van de hartcyclus, namelijk diastole.

32
Q

Wat is het gemiddelde eind-diastolisch volume (EDV)?

A

ca. 110 - 120 ml

Als de flow tijdens de diastole groter wordt, kan het eind-diastolisch volume 150 tot 180 ml worden.

33
Q

Hoe hoog is gemiddeld het slagvolume (stroke volume output)?

A

70 ml, volume dat tijdens de systole wordt weggepompt.

34
Q

Hoe groot is het eind-systolisch volume (ESV)?

A

40 - 50 ml, volume wat overblijft na de systole.

Als het hart erg sterk samentrekt, kan het eind-systolisch volume 10 tot 20 ml worden.

35
Q

Hoe groot is de ejection fraction? waar is dit een goede maat voor?

A

Ejection fraction is de fractie van het eind-diastolisch volume dat wordt weggepompt (het slagvolume).

70 van de 120 = 0.6. Dit is een goede klinische maat voor systolische functie, oftewel hoe goed het hart pompt.

36
Q

Welke kleppen voorkomen backflow van de ventrikels naar de atria?

A

de atrioventriculaire kleppen (AV-kleppen), tricuspidalisklep rechts en mitralisklep links.

37
Q

Welke kleppen voorkomen backflow vanuit de afvoerende vaten tijdens de diastole?

A

De halvemaanvormige kleppen (semilunar), de pulmonaalklep en aortaklep.

38
Q

De kleppen in het hart werken passief. Leg uit.

A

De kleppen in het hart werken passief doordat ze openen en sluiten op basis van drukverschillen in de hartkamers. Wanneer de druk in een kamer hoger wordt dan in een aangrenzende kamer, opent de klep zich automatisch. Daarentegen sluit de klep zich wanneer de druk in de aangrenzende kamer hoger wordt, wat voorkomt dat bloed terugstroomt. De dunne AV kleppen hebben maar weinig backflow nodig om te sluiten, maar de dikkere halvemaanvormige kleppen hebben snelle backflow nodig om te sluiten.

39
Q

Wat is de functie van de papillairspieren en de chordae tendineae?

A

De papillairspieren zijn verbonden aan de AV kleppen met de chordae tendineae. Ze trekken samen bij systole, en helpen niet met sluiten van de klep, maar gaan het uitstulpen van de klep richting de atria tegen. Als een chordae tendineae gescheurt is of de papillairspieren verlamd raken door hartinfarct, kan de klep zover uitstulpen dat er mogelijk een ernstig lek ontstaat.

40
Q

Wat is een belangrijk verschil in de structuur van de AV-kleppen en de halvemaanvormige kleppen?

A

De halvemaanvormige kleppen moeten veel hogere druk en snelheid weerstaan en worden mechanischer veel sterker belast. Ze zijn daardoor veel steviger. In vergelijking met de AV kleppen slaan de halvemaanvormige kleppen hoorbaar dicht, t.o.v. het zacht sluiten van de AV kleppen.

41
Q

In de aorta druk curve is een kleine inkeping (notch) te zien als de aortaklep na de systole sluit. Hoe noem je deze inkeping en waardoor wordt deze veroorzaakt?

A

Dit noem je de incisura. Wordt veroorzaakt door een korte periode van backflow, vlak voor het sluiten van de klep.

42
Q

Tijdens de diastole neemt de druk in de aorta geleidelijk af, hoe komt dit?

A

door de continue afvoer naar perifere vaten.

43
Q

Wat is het verschil tussen de aorta druk curves van rechterhart helft en linkerhart helft?

A

Ze zijn vergelijkbaar, maar de druk in de rechterharthelft ligt veel lager (1/6e van de druk) dan in de linkerharthelft.

44
Q

Wat hoor je bij de eerste hartttoon, S1?

A

het sluiten van de AV kleppen tijdens (het begin van) de systole, laag en relatief lang geluid.

45
Q

Wat hoor je bij de tweede harttoon, S2?

A

het sluiten van de halvemaanvormige kleppen aan het einde van de systole, kort ‘snap’ geluid.

46
Q

Wat is de stroke work output van het hart?

A

de hoeveelheid energie dat het hart omzet in arbeid tijdens elke hartslag.

Deze arbeid is er in twee vormen:

  1. Volume-druk arbeid of external arbeid, het verplaatsen van bloed van lage druk naar hoge druk.
  2. Kinetische energie van bloedstroom, het versnellen van het bloed door de aortaklep en pulmonalisklep. Normaal is hier maar 1% energie voor nodig (verwaarloosbaar) maar bij sommige aandoeningen zoals stenosis, kan dit wel 50% van de stroke work output worden.
47
Q

Licht de druk-volume curve toe.

A

wordt klinisch veel gebruikt om afwijkingen aan het hart te zien.

De rode lijnen zijn een hartcyclus, met de fasen erbij.

De blauwe lijn is de diastolische druk, deze wordt bepaald door het vullen met steeds meer volume en dan de eind-diastolische druk te meten.

De groene lijn is de systolische druk, gemeten tijdens contractie. In de eerste fase van ejectie gaat de druk omhoog, bereikt een maximum waarna deze daalt. Dit ontstaat na maximale rekking van de filamenten, de actine en myosine niet meer optimaal op elkaar aansluiten waardoor de druk weer naar beneden gaat.

48
Q

In welke fasen is de hartcyclus in een druk-volume diagram te verdelen? (4)

A
  1. Vullen: Mitraalklep opent, volume stijgt van eind systolisch volume tot eind diastolisch volume zonder drukstijging. Mitraalklep sluit weer.
  2. Isovolumetrische contractie: druk stijgt maar door de gesloten kleppen verandert het volume niet.
  3. Ejectie: aorta klep opent op het punt dat de druk in de ventrikels even hoog wordt als in de aorta, contractie gaat verder en de druk stijgt nog meer, volume daalt doordat bloed de aorta ingaat. Aan het einde neemt de druk weer af waardoor de aortaklep weer dichtgaat.
  4. Isovolumetrische relaxatie, druk daalt, volume blijft gelijk. De AV kleppen openen als de druk in het ventrikel lager is dan de druk in het atrium, waarna het vullen opnieuw begint.
49
Q

Wat representeert het oppervlak van het volume-druk diagram tijdens de cardiale cyclus?

A

de netto externe arbeid verricht door het ventrikel. Bij een groter slagvolume wordt dit een stuk groter, omdat er een groter eind-diastolisch volume is, en een hogere druk.

50
Q

Wat is de potientiële energie (PE), ook te zien in de volume-druk diagram?

A

De aanvullende arbeid die het hart zou kunnen verrichten als al het bloed tijdens de contractie werd geleegd.

51
Q

Wat is voorbelasting (preload)?

A

De eind-diastolische druk nadat het ventrikel is gevuld, vlak voor de contractie. (preload = EDV).

52
Q

Wat is nabelasting (afterload)?

A

de kracht waartegen de contractie moet werken, in het hart de druk in de aorta.

53
Q

Waarom zijn zowel preload als afterload klinisch belangrijk?

A

deze veranderen bij pathologie.

54
Q

Wat is de tension-time index van het hart?

A

De tension-time index van het hart, ook bekend als de myocardiale zuurstofbehoefte, is een maat voor de zuurstofbehoefte van de hartspier tijdens contractie. Het wordt berekend door de spanning (tension) van de hartspier tijdens de contractie te vermenigvuldigen met de duur (time) van de contractie. Deze index geeft een indicatie van de zuurstofconsumptie van de hartspier en kan worden gebruikt als een maatstaf voor de myocardiale arbeid en zuurstofverbruik. Hoe hoger de tension-time index, hoe groter de belasting van het hart en hoe hoger de zuurstofbehoefte van de hartspier.

55
Q

Wat is het belang van Laplace law?

A

Laplace’s wet is cruciaal omdat het de relatie beschrijft tussen de druk binnenin een hol orgaan (zoals het hart), de spanning in de wand ervan, en de straal van het orgaan. Deze wet is relevant voor het hart, waarbij hogere druk binnenin leidt tot meer spanning in de wand. Dit is belangrijk omdat een verhoogde spanning kan leiden tot problemen zoals hypertrofie en hartfalen. Daarom is het begrijpen en beheren van de spanning volgens Laplace’s wet essentieel voor het beoordelen van de hartgezondheid.

T (tension) = P (pressure) x r (radius)

56
Q

Wat is cardiac efficiency (hartefficiëntie)?

A

Deel van de energie die wordt gebruikt voor de arbeid. Dit is maximaal maar 20% - 25%. De rest wordt omgezet in warmte.

Als je hartfalen hebt, kan de hartefficiëntie zo laag als 5% zijn.

57
Q

Op welke manieren wordt de pompfunctie van het hart gereguleerd? (2)

A
  1. Intrinsiek, door veranderingen in de bloedstroom het hart in.
  2. Autonome zenuwstelsel die de hartslag en contractie reguleert.
58
Q

Waardoor wordt vrijwel volledig de cardiac output bepaald, en hoe heet dit mechanisme?

A

door de **veneuze terugstroom **(venous return), dit heet het Frank-Starling mechanisme. De hart past zich aan aan de mate van bloed die het ontvangt.

59
Q

Wat houdt het Frank-Starling mechanisme in?

A

De contractiekracht van het hart neemt toe naarmate de ventriculaire vulling toeneemt. Wanneer het hart meer bloed ontvangt (preload), strekt de hartspier zich meer uit, waardoor myosine en actinefilamenten optimaal overlappen, wat resulteert in een krachtigere samentrekking bij de volgende hartslag. Het zorgt ervoor dat het hart efficiënt kan reageren op veranderingen in bloedvolume.

=> effect op ventrikels

60
Q

Wat is naast het Frank-Starling mechanisme (ventrikels) een andere factor van invloed op de cardiac output door verhoogd vulvolume en rekking?

A

Een verhoogd vulvolume en rekking in het rechter atrium. Dit resulteert in een verhoging van de hartslag met ongeveer 10-20%. Dit verhoogt op zijn beurt de cardiac output, zij het met een minder significant effect dan het Frank-Starling mechanisme.

61
Q

Welke types ventriculaire functiecurves zijn er?

A
  1. stroke work output curve, waarin de arbeid wordt uitgezet tegen de atriale druk (ofwel preload).
  2. ventricular volume output, waarin de ventriculaire output wordt uitgezet tegen de atriale druk.

De curves zijn een andere manier om het frank-starling mechanisme te laten zien, toenemde druk zorgt voor toenemde output. Beide curves vlakken na een bepaalde druk af, waar het optimum (limiet ventriculaire pomp vermogen) bereikt is.

62
Q

Door welke zenuwen wordt het hart geïnneveerd? (1)

A

sympatische en parasympatische (vagus) zenuwen.

63
Q

Wat is de invloed van sympatische en parasympathische innervatie op het hart?

A
  • Sympatisch: hierdoor kan de cardiac output ver(drie)dubbeld worden, zonder verhoging van atriale druk. Sympathische stimulatie van het hart zorgt voor een hogere hartslag, en een hogere contractiliteit. Normaal zijn de sympathische zenuwen enigszins actief, waardoor inhibitie leidt tot een daling van 30%.
  • Parasympatisch: hierdoor kan de cardiac output teruggebracht worden tot vrijwel 0. Sterke stimulatie leidt tot een korte stilstand van het hart, waarna het hart met 20 tot 40 bpm doorgaat. Ook daalt de kracht van contractie met 20% tot 30%.
64
Q

Waar liggen de vagus vezels vooral? En waar de sympathische zenuwen?

A

Vagus (parasympathisch): op de atria, wat verklaart waarom ze een groter effect hebben op hartslag dan op contractiekracht.
Sympathisch: op atria en ventrikels, dus effect op contractie en hartslag.

65
Q

Wat is het effect op het hart van een te hoge kalium concentratie in het ECF?

A

Een te hoge kalium concentratie in het ECF zorgt voor gedeeltelijke depolarisatie van het celmembraan waardoor het membraanpotentiaal verlaagt wordt. Hierdoor neemt de intensiteit van actiepotentialen af met als gevolg dat de contracties van het hart zwakker worden. De zwakkere contracties leiden tot een opgerekt, slap hart, en een verlaging van de hartslag.

66
Q

Wat is het effect op de AV-bundel van grote hoeveelheden kalium in het ECF?

A

Grote hoeveelheden kalium in het ECF kunnen de geleiding van AV-bundel blokkeren. Een concentratie van 2 tot 3x het normaal kan al leiden tot dalen van functie, arrhythmia en dood.

67
Q

Wat is het effect op het hart van een te hoge calcium concentratie in het ECF?

A

calcium speelt belangrijke rol bij de initiatie van contractie, hart wordt spastisch.

68
Q

Wat is het effect op het hart van een te lage calcium concentratie in het ECF?

A

zwakte van het hart (zwakkere contracties), zelfde effect als een te hoog kalium.

69
Q

Wat is het effect van een verhoogde lichaamstemperatuur op het hart?

A

verhoogde hartslag, bij koorts zelfs tot dubbel de hartslag. Dit komt waarschijnlijk door het effect van temperatuur op membraanpermeabiliteit voor ionen die hartslag controleren.

Bij sport leidt een temperatuurstijging tot verhoogde contractiekracht, wat gunstig is, maar bij chronische uitputting leidt dit tot uitputting en zwakte.

70
Q

Wat is het effect van een verlaagde lichaamstemperatuur op het hart?

A

verlaging van de hartslag, hypothermie zorgt voor een paar slagen per minuut bij 15.5 graden. Dit komt waarschijnlijk door het effect van temperatuur op membraanpermeabiliteit voor ionen die hartslag controleren.

71
Q

Vanaf welke grens gaat de druk in de aorta een effect hebben op de cardiac output, en wat is dit voor invloed?

A

160 mmHG (normaal 80-140 mmHG), vanaf deze grens zal de cardiac output minder worden.

Voor deze grens, wordt de veneuze return dus maximaal verwerkt (Frank Starling).