H1: REGULATIE & HUID ALS SOCIAAL ORGAAN Flashcards

(59 cards)

1
Q

Twee transdiagnostische factoren

A

PSCYHOFYSIOLOGISCHE (ZELF) REGULATIE & TOUCH
=> twee zijn met elkaar verbonden
=> spelen een rol in ons functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

AUTONOOM ZS

A

SYMPATISCHE ZS = staat in voor de ACTIVATIE v ons systeem –> FIGHT/ FLIGHT

PARASYMPATISCHE ZS = staat in om tot RUST te komen/ te KALMEREN

verder als we het neurologisch gaan bekijken hebben we in totaal 12 HERSENZENUWEN
=> 10e = VAGUS NERVUS X –> staat in parasympatische regulatie en autonoom functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

PSYCHOFYSIOLOGIE

A

we willen een zo integratief en hollistisch mogelijk kader schetsen waarbij we gaan focussen op het psychologisch functioneren : CZS & AZS
=> hollistisch mogelijk beeld schetsen
=> gevoelens, gedachten en gedrag - volledig lichamelijk functioneren

=> mind-body perspectief

PSYCHOFYSIOLOGIE = studie dat zich bezighoudt met de relatie tss psychologische en fysiologische gebeurtenissen, waarbij het AZS een grotere rol zal spelen dan enkel het CZS (!! AZS nooit loskoppelen v CZS)

hollistische kijk op psych functioneren staat CENTRAAL IN DE NEUROVISCERALE INTEGRATIEMODELLEN = MIND BODY PERSPECTIEF

NEUROVISCERALE INTEGRATIEMODELLEN –> zien AZS ALS LINK TUSSEN PSYCHOLOGIE & FYSIOLOGIE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

BELANG VAN AZS in psychofysiologie

A

ANS = link tss fysiologie en psychologie –> AANPASSINGSMECHANISME VOOR VERANDERENDE OMSTANDIGHEDEN

VERBAND TUSSEN CZS & AZS = !er dan voorheen gedacht

CZS = ruggenmerg en hersenstam
PERIFEER ZS = autonoom en somatosensorische (zintuigen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

best bestudeerde functie vh AZS

A

= STRESS- RESPONS
beschrijving hiervan leert ons veel over het functioneren v AZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

homeostase?

A

HOMEOSTASE = het behouden/ terugkeren naar een vast evenwicht, stabiliteit door gelijkheid

= constante milieu/ hetzelfde niveau intern behouden + terugkeren naar de baseline –> STABIELE INTERNE TOESTAND HANDHAVEN

bv; zweten om ons lichaam af te koelen wanneer je het warm hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

allostase

A

ALLOSTASE = stabiliteit door verandering, flexibel aanpassen aan veranderende omstandigheden

evenwicht is een dynamisch proces –> veronderstelt een dynamische regulatie

bv; hartslag past zich aan de metabole vereisten van je lichaam aan –> anders in rust dan tijdens lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

stress - pathologie

A

STRESS LAAT ONS TOE OM ONS AANTE PASSEN AAN VERANDERENDE OMSTANDIGHEDEN

om goed psych te functioneren moet je ook flexibel kunnen zijn

wanneer je reacties verstarren + rigide worden –> leiden tot PATHOLOGIE

zowel ZELFREGULATIE (CZS) & ADAPTIEF GEDRAG (AZS) - EMOTIEREGULATIE

!! dynamische regulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

STRESSOR

A

= elke factor die de ALLOSTATISCHE BALANS VERSTOORT –> wat verandering vereist/ aanpassing vereist

de metabole vereisten vh lichaam veranderen
er moet een evenwicht gevonden worden

acute <- -> chronische stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

STRESSRESPONS

A

hoe ons lichaam reageert op veranderende eisen vd omgeving om te voldoen

contact met stressor –> ons lichaam gaat zich aanpassen –> 2 !e zaken:
1. DE REACTIE IN HPA-as = hypothalmays - hypofyse bijnier as = stresssysteem ->dat zal zorgen voor een verhoging van ons cortisol (stresshormoon) door bijnieren
2. DE ROL VAN PREFRONTALER CORTEX –> PFC is verantwoordelijk voor COGNITIEVE CONTROLE + EMOTIEREGULATIE + IMPULSCONTROLE
=> eveneens controleert/ reguleert het ook de AMYGDALA: ! is bij angst en dreigingsdetectie

=> er zijn dus connecties tussen de hogere, corticale structuren en de subcorticale structuren

CHRONISCHE STRESS –> PREFRONTALE CORTEX het NIET WINNEN EN BLIJVN DE SUBCORTICALE DELEN ACTIEF
=> ook een chronische activatie v HPAas wat voor heel wat nadelige gevolgen zal leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe reageert ons lichaam om aan de veranderende eisen vd omgeving te voldoen

A

acute stess - PFC: PFC (cortico) en hippocampus (subcortico) bevatten GC en signaleren aan de hypothalamus om negatieve feedback te ondersteunen

acute stress - AMGYGDALA: amygdala activatie stimuleert hypothalamus en activeert zo stressrespons

chronische stress - PFC: langdurige cortisol overspoelt de PFC (en hippocampus), die verliest controle, negatieve feedbackloop verzwakt

chronische stress - AMYGDALA: amygdala vrij spel –> hyperactivatie HPA

LINK TUSSEN BEIDE: LANGDURIGE BLOOTSTELLING AAN CORTISOL –> heb je een VERLIES AAN SYNPASEN EN NEURALE CONNECTIES

LOCUS COERULEUS = STIJGING NORADRENALINE = ! voor arousal + aandacht: deel vh perifeer ZS
=> wordt door negatieve feedbackloop en cortisol geremd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

WINDOW OF TOLERANCE

A

chronische stress –> beschadigt PFC –> waardoor je window kleiner wordt en je veel makkelijker uit je venster treedt

hyper- hypo-arousal
= subcorticale activiteit verhoogd
=> hypo: vaak na een lang periode v stress, extreme vagale activatie
=> in beide gevallen is de PFC niet voldoende aan het reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

NEUROVISCERALE INTEGRATIE

A

CZS & AZS connectie
er is een verschil in corticale en subcorticale structuren binnen CZS

CORTICO- CENTRISCHE VISIE
= subcorticale zien als slaaf v corticale
=> subcorticale processen kunnen ook dirigent zijn vd corticale processen en de corticale infoverwerking en ontwikkeling ondersteunen

GEEN HIËRARCHIE, maar WEL EEN DYNAMISCH SYSTEEM
=> bottom up & top down
=> feedback!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CZS ?

A

SUBCORTICALE structuren = MEER aan het werk -> ondersteunen corticale functies

SUBCORTICALE routes = werken als PRECURSOR voor het VASTLEGGEN VAN DE CORTICALE REGIO’s

SUBCORTICALE FACE PROCESSING
=> baby’s aangetrokken tot gezichten = BOTTOM UP

=> volwassenen: subcorticale processen ondersteunen het corticale functioneren

SUBCORTICAL ACTIVATIE = nodig als STURING EN ONDERSTEUNING VAN HET CORTICALE –> dat is ook ! voor ontwikkeling v sociale vaardigheden

SUBCORTICALE FACE PROCESSING –> emotionele expressie –> amygdala

CORTICAL FACE PROCESSING –> identificatie (FFA), intenties interpreteren (PFC)

ONTOGENESE volgt de FYLOGENESE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ONTOGENESE

A

= ontwikkeling vh individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

FYLOGENESE

A

= evolutionaire ontwikkeling vd soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

SOCIAAL BREIN - SOCIAL BRAIN HYPOTHESE

A

= evolutionaire kracht vd mens
=> hechting
=> belang vd zintuigen

BIOLOGISCH VOORGEPROGRAMMEERD OM SOCIAAL TE ZIJN –> ZINTUIGELIJKE ERVARINGEN HELPEN OM DAT SOCIALE BREIN TE ONTWIKKELEN
=> zintuigelijke prikkels zorgen ervoor dat je verbinding in de hersenen maakt –> verbinding tss subcorticaal en corticaal prefrontaal brein

RUST –> SOCIAAL BREIN = NETWORK BY DEFAIULT ACTIEF = PREDISPOSITIE TOT INTERPRETATIE VD WERELD ALS SOCIAAL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

NEUROVISCERALE INTEGRATIE & SOCIAAL BREIN

A

SUBCORTICALE structuren:
- AMYGDALA
=> staan in voor emoties
- HYPOTHALAMUS
=> staat in voor de HPA-as
- STRIATUM
=> staat in voor beloning

CORTICALE STRUCTURELEN
- FFA
=> herkennen van gezichten
- ACC = anterior cingulate cortex
=> verbinden v gevoelens met gedrag + emotieregulatie
- pSTS = posterior superior temporal sulcus
=> ligt aan de zijkant vh brein
=> helpt bij oogcontact + lezen v lichaamstaal + begrijpen v intenties
- INSULA
=> voelt wat er in je lichaam gebeurd + empathie
- mPFC
=> speelt rol bij TOM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

GEZONDE NEUROVISCERALE INTEGRATIE

A

= flexibele sociale interacties + goede emotieregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

DISFUNCTIONELE NEUROVISCERALE INTEGRATIE

A

verminderde PFC regulatie + minder sociale connecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Psychofysiologische regulatie

A

hierbij gaan we kijken hoe goed je lichaam kan SCHAKELEN TUSSEN RUST EN ACTIE –> AFHANKELIJK VAN WAT ER OM JE HEEN GEBEURD

2!e systemen:
1. SYMPATISCHE: systeem dat voor ACTIE/ ACTIVATIE zorgt –> fight/ flight
2. PARASYMPATHISCHE: systeem dat voor RUST/ KALMTE/ ONTSPANNING zorgt

AUTONOMISCHE FLEXIBILITEIT = VEERKRACHT –> een gezond lichaam kan SOEPEL WISSELEN tussen de 2 systemen

SNEL kunnen reageren op stress, maar ook weer SNEL tot RUST TERUGKEREN wanneer gevaar voorbij is
=> SWITCH VAARDIGHEID = AUTONOME FLEXIBILITEIT
=> als je goed kan switchen heb je MEER VEERKRACHT = resilience

REGULATIE IS NIET AANGEBOREN, maar ontwikkel je

als mens blijven wij regelmatig voort piekeren = RUMINEREN –> waardoor STRESSYSTEEM VAAK ONNODIG ACTIEF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ADAPTABILITEIT

A

Adaptabiliteit = ook een van de grote krachten van ons menselijk bestaan binnen de evolutie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

METING v psychofysiologische regulatie

A

HRV = HART RITME VARIABILITEIT = HARTSLAG VARIATIE

RSA + RESPIRATOIR SINUS ARRYTHMIA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

HRV

A

= HOEVEEL VARIATIE zit er TUSSEN DE HARTSLAGEN
=> weergave v TOP DOWN REGULATIE: van PFC via NERVUS VAGUS

concreet: AFWISSELING IN TIJD TUSSEN DE HARTSLAGEN: afstand tussen de R-pieken op een RCG: dat noem je een RR-interval

GEZOND HART KLOPT DUS NIET ALS METRNOOM MET BEETJE VARIATIE!!

25
WAT zegt HRV over ons lichaam?
HOGE HRV = GOED - parasympatische = rustsysteem werkt goed - je brein , vooral de PFC die nadenkt + regelt, heeft goede controle via vagus nervus - je kan goed SCHAKELEN TUSSEN ACTIE EN RUST = VEERKRACHTIG + FLEXIBEL => VERHOOGDE VAGALE CONTROLE LAGE HRV = NIET GOED - minder goede controle van de vagus nervus - regeert sneller op stress + reageert trager - MINDER FLEXIBEL IN DENKEN + VOELEN + GEDRAG => VERMINDERDE VAGALE CONTROLEN
26
RSA
subtype v HRV => soort van HRV waarbij je HARTSLAG VERANDERT MET JE ADEMHALING => variatie in hartslag = gekoppeld aan ademhaling INADEMEN (bloed stijgt + vagus = los ) = HARTSLAG GAAT OMHOOG UITADEMEN (bloed daalt + vagus = activeert) = HARTSLAG GAAT OMLAAG Waarom? --> hart + longen nauw samenwerken --> anatomisch gekoppeld via VAGUS NERVUS - functioneel + mechanisch + anatomisch gekoppeld !! ADEMHALING = BRUG TUSSEN LICHAAM EN BREIN = BOTTOM UP: van lichaam naar brein --> je rustige ademhaling kalmeert de hersenen + je kan het BEWUST STUREN: INVLOED OP AZS
27
functionele, mechanische, anatomische koppeling?
MECHANISCH: = vacuum systeem => intrathoracale druk INADEMING = makkelijke toestroom bloed naar hart door verminderdr druk op de borstholte, want volume van thorax neemt toe --> HOGERE HR WANT GROTERE BLOEDTOESTROOM UITADEMING = minder makkelijke/ tragere bloedtoestroom naar het hart door gestegen druk in de borstholte + minder groot volume v thorax --> LAGERE HR WANT MINDER GROTE BLOEDTOESTROOM FUNCTIONEEL: zuurstof + autonome regulatie ANATOMISCH: geïnnerveerd door vagus nervus
28
PACED BELLY BREATHING TECHNIEKEN?
= zijn er op gericht om HEEL GECONTROLEERD DE INTRATHORACALE DRUK TE REGULEREN (grotere longinhoud + meer zuurstofopname + onderste deel vd longen gebruiken)
29
BORSTADEMHALING
= oppervlakkiger => je BENUT NIET JE HELE INTRTHORACALE VOLUME
30
achterliggende fysiologie
NERVUS VAGUS = REMPEDAAL + VERTRAAG JE HARTSLAG STERKE HRV = ACTIEVE NERVUS VAGUS = VEEL REMKRACHT --> je lichaam kan goed schakelen tss rust en actie + je hart en ademhalign werken vlot samen (flexibel en veerkrachtig) Rustig ademen = je vagus activeren = hartslag daalt snel = je voelt je kalmer
31
ONTWIKKELING
psychofysiologische regulatie -> NIET AANGEBOREN + MOET JE AANLEREN geboorte = zeer stressvol (vanwege de grote veranderingen: temperatuur, geluid, licht, ademhalen...) + sympathische activiteit is extreem verhoogd: zorgt dat de organen actief worden -> MAAR NOG GEEN ZELFREGULATIE MECHANISMEN AANWEZIG PFC is nog niet ontwikkeld de verbindingen tss subcorticale delen vd hersenen en corticale delen zijn er dus nog niet --> baby kan zichzelf dus nog niet tot rust brengen
32
WAT helpt het kind zonder zelfregulatie?
PARENTAL NEST = ouder als EXTERNE REGULATOR: stem, geur, warmte, aanraking, oogcontact => helpt de baby om ZS tot rust te brengen => VERHOOGT DE PARASYMPATHISCHE ACTIVITEIT ontwikkeling = leren van CO-REGULATIE NAAR ZELFREGULATIE --> in het begin regelt de ouder de stress vd baby --> door die veilige interacties leert het babybrein GELEIDELIJK OM ZELF TE REGULEREN --> gebeurd stap voor stap VIA MULTISENSORISCHE ERVARINGEN
33
OUDER KIND SYNCHRONICITEIT
1e levensjaren -> KIND NOG NIET ALLEEN LEREN + REGULEREN --> KIND LEERT VIA OUDERS => wanneer ze elke keer goed op elkaar afgestemd zijn, dus door MATCHING (ouder goed aanvoelt wat kind nodig heeft + emotioneel/gedragsmatig en/of fysiologisch reageert DAN LEERT HET KIND + ZAL HET GELEIDELIJK ZELFREGULATIE ONTWIKKELEN = leerproces + dient herhaaldelijk te gebeuren eveneens zorgt dit voor een veilige hechting + vertrouwen
34
Wat met de ontwikkeling in het brein?
AUTONOOM ZS => in de 1e levensjaren --> STIJGING IN RSA (hartslagvariatie gekoppeld aan de ademhaling) --> dit toont aan dat het KIND LEERT OM ZICHZELF TE REGULEREN, of de stress beter begint te reguleren CENTRAAL ZS - AMYGDALA (emoties) & PFC (controle) --> start pas rond 8-9jaar - PFC (denk en regelbrein) --> is pas volledig ontw in de adolescentie, late puberteit => in het begin vervangen de ouders dus het regelbrein
35
Waarom is die lange ontwikkelingsperiode goed?
hersenen blijven LANG PLASTISCH = KNEEDBAAR daardoor kan het kind via SPEL + SOCIALE INTERACTIE + EXPLORATIE leren omgaan met emoties => zorgt voor GOEDE BALANS TUSSEN EMOTIES VOELEN EN ZE KUNNEN REGULEREN
36
STRESS ACCELERATION HYPOTHESIS
je hebt kdn die goede balans hebben en geleidelijke ontwikkeling hebben tss amygdala-reactiviteit en PFC controle MAAR niet alle kdn zijn zo kdn die TE SNEL ZELFSTANDIG WORDEN, door stress, afwezige ouder... kind moet daardoor VROEG VOLWASSEN WORDEN (= OVERLEVINGSFUNCTIE) => HERSENEN SLUITEN ZICH VROEGER AF OM TE LEREN: - minder spel - meer piekeren - minder veerkracht/ flexibiliteit - rigide denkpatronen => LIJTK ACTIEF maar dat is vaak HYPERACTIVITEIT ipv REGULATIE plasticiteitsperiode wordt dus ingekort + OVERACTIVATIE VAN PFC is GEEN BETERE REGULATIE = HYPERVIGILANTIE
37
Hoe plaats je psychotherapie binnen het neuroviscerale model?
Pijnlijke herinneringen naar het corticale brengen, maar in een veilige omgeving waarin er geen fysieke dreiging is (i.e., de therapieruimte). In die veilige omgeving de subcortico-cortico connectie herstellen. Een herinnering is onverwerkt wanneer die nog sterke emoties oproept, en een sterke disregulatie veroorzaakt (subcortico overhand). Therapie is een vorm van co-regulatie!
38
integratie: psychofysiologische regulatie en zelfregulatie --> 3R van BRUCE
1. info komt binnen 2. het wordt gereguleerd 3. kunnen we er over praten => je moet je dus eerst goed voelen vooraleer je erover kan praten: niet alleen richting v INFOVERWERKING, ook HOE ONTWIKKELD EN IN ELKAAR ZIT 3R: REGULEREN = REGULATIE RELATEREN = RELATE MENTALISEREN EN REFLECTEREN = REASON GEDEELDE WOT =aanwezigheid v veilige ander met wie je emoties kan delen, maar ANDERE BLIJFT RUSTIG, maakt dat je TOT CO-REGULATIE KOMT: iemand die je troost en zelf in paniek is, zal je niet kunnen helpen
39
TOUCH: in vroeg ontw
HUID = GROOTSTE SENSORISCHE ORGAAN FUNCTIE = VERKENNEN VAN DE WERELD + WAARSCHUWINGSSIGNAAL WAT VOELT HET? temperatuur, pijn, druk, jeuk (= duidelijke overlevingswaarden) + aangenaamheid
40
NEUROBIOLOGIE: TOCUH
primaire systemen => AB AFFERENTEN = touch, discriminatie = SNEL & GEMYELINISEERD - helpen bepalen WAAR je wordt aangeraakt - sturen info door naar SOMATOSENSORISCHE CORTEX secundaire systeem => C AFFERENTEN (oudste afferenten evolutionair gezien) = emotie = TRAAG geleidend + ONGEMYELINISEERD , mechanosensitieve cutane zenuwvezels => vind je het meest terug in HARIGE DELEN VAN HET LICHAAM + zitten in NON GLABROUW SKIN (dus niet in handpalmen en voetzolen) + NEUTRALE HUIDTEMPERATUUR: reageren op temperatuur op de hand => zorgt ervoor dat we TOUCH ALS AANGENAAM ERVAREN = SOCIAAL-EMOTIONEEL APPRAISAL => voornamelijk gevoel voor kenmerken die ook voorkomen bij ZACHTE AANRAKING touch voelen = bottom-up context = top down bij baby's enkel als BOTTOM UP bv; als je wordt aangeraakt met een streling en het alle juiste kenm bevat, kan het nog steeds NIET AANGENAAM aanvoelen --> CONTEXT IS DUS CRUCIAAL!! CT AFFRENT TOUCH = AFFECTIVE TOUCH
41
hoe CT afferenten meten?
- mensen worden op de arm aangeraakt met een borsteltje om te bepalen hoe (on) aangenaam ze dit vinden --> dit wordt beoordeeld op een schaal duidelijk patroon zichtbaar --> als aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt de AANRAKING ALS AANGENAAM ERVEREN
42
bepaalde lichaamsdelen bevatten meer of minder CT afferenten
lichaamsdelen die we ZELF MOEILIJKER KUNNEN AANRAKEN, hebben GROTERE HOEVEELHEID CT-AFFERENTEN (bv; schouderklopje: veel CT afferenten op schouders/ rug) = HEDONISCHE HOMUNCULUS
43
CZS EFFECTEN
output naar het sociaal brein + kernen die het AZS reguleren INSULA + ORBITOFRONTAAL CORTEX + ACC + TPJ + STS + STRIATUM + AMYGDALA => stijging oxytocine => stijging serotonine => mu - opioïde systeem = REWARD SYSTEMEN = BELONEND EFFECT: we worden aangetrokken om dit vaker op te zoeken en te ervaren werkt in 2 richtingen 1. hogere dichtheid aan oxytocine receptoren VERHOOGT BEHOEFTE AAN NABIJHEID 2. AFFILIATIEVE INTERACTIES (sociale verbindingen) --> zorgen ervoor dat OXYTOCINE STIJGT --> OXYTOCINE + SEROTONINE VERGEMAKKELIJKEN DE VORMING + IN STAND HOUDING VAN SOCIALE/ AFFILIATIEVE INTERACTIES
44
ANS EFFECTEN
VERHOOGT PARASYMPATISCHE REGULATIE bij zowel volwassenen als baby's --> zorgt voor ONTSPANNING EN GEVOEL VAN VEILIGHEID
45
wanneer is CT optimaal?
als we iemand willen troosten, gebruiken we onbewust een aanraking die CT OPTIMAAL IS = streling met een snelheid 1-10cm/s
46
sinds wanneer is er activiteit meetbaar in de insula bij baby's?
wanneer ze 4 weken oud zijn als reactie op CT-stimulatie ze reageren ook al op CT afferente aanraking: in baarmoeder als vlak na geboorte
47
PARENTAL NEST- TOUCH
wanneer ouders sensitief reageren op de signalen v hun baby --> gebeurt dit vooral in de eerste 3MAANDEN VIA AANRAKING touch = !e rol in het communiceren v veiligheid en zorg --> essentieel voor de ontw vd baby TOUCH ZORGT VOOR CO-REGULATIE --> effect wordt gemedieerd via CT AFFERENTEN
48
SOCIAL TOUCH HYPOTHESE
CT AFFERENTEN spelen een !e rol in de ontw/ vorming van het SOCIALE BREIN --> wat uiteindelijk tot expressie komt in het SOCIAAL GEDRAG hypothese: stelt CT AFFERENTEN een !e rol spelen --> in het SELECTEREN EN ONTWIKKELEN VAN DELEN VAN HET SOCIALE BREIN => benadrukt het belang voor HET IN STAND HOUDEN VAN SOCIALE RELATIES neurobiologie van CT en het feit dat ze SOCIALE INTERACTIES ONDERSTEUNEN, is verweven in de SOCIAL TOUCH HYPOTHESIS
49
neuroviscerale integratie
CAREGIVER = externe PFC ook wel de PARASYMPATHISCHE JAS genoemd bij zowel baby's als volwassenen --> CT OPTIMALE AANRAKING --> VERHOOGT DE PARASYMPATHISCHE REGULATIE vd HPA AS => zorgt voor een gevoel van: - ontspanning - veiligheid - verbondenheid
50
Wat zijn de cruciaalste momenten van CZS?
de eerste 1000 dagen van het kind zijn het meest cruciaal --> vroegkinderlijke ervaringen blijven hangen door ENORME NEUROPLASTICITEIT = LT-mechanisme
51
epigenetica?
= gaat over het AAN-OF UITZETTEN VAN GENEN AFHANKELIJK VD OMGEVING
52
Wat kan je me vertellen over dieronderzoek: likken en verzorgen = gebruikt als PROXY VOOR TOUCH
STRESS VERLAAGT MATERNALE LIKKEN EN VERZORGEN HOOG LIKKEN + VERZORGEN --> leidt tot een ADAPTIEVE HPA- respons op stress in volwassenheid MEER GC in hippocampus MEER OXYTOCINE in hypothalamus moeder puppy veel aanraakt en likt -> ontw de puppy adaptief HPA als volwassene stijging in oxytocine zorgt voor MEER BEHOEFTE AAN CONTACT + MINDER STRESS GC = cruciaal voor NEGATIEVE FEEDBACKLOOP VOOR CORTISOL --> zeggen tegen de hypothalamus "slow down"
53
Wat vond men in mensonderzoek?
MOEDERLIJK AFFECTIEF ZORGGEDRAG -> in de 1e 1000 dagen, met name VOOR de programmering van GC GEDRAGSMATIG MECHANISME VAN DE OVERERFBAARHEID VAN STRESS REACTIVITEIT EN SOCIAAL GEDRAG
54
AZS: POSITIEVE IMPACT van touch op stress reactiviteit --> baby-oderzoek: HRV & RSA
1. DALING HARTSLAG binnen 10 sec NA CT-OPTIMALE BORSTAANRAKING bij baby's van 9maanden 2. STIJGING IN RSA bij KORTDUREND MATERNAAL STRELEN ivm statische aanraking => CT-OPTIMALE AANRAKING --> directe + kalmerende invloed heeft op AZS van baby's
55
touch verhoogt HRV en RSA --> hoe kwam dat in onderzoek naar voor?
CT-optimale aanraking (aaien) een DIRECT + LANGDURIG KALMEREND EFFECT HEEFT OP HET AZS van baby's --> STIJGING RSA als gevolg v MATERNAL versus PATERNAL STRELENDE AANRAKING = HETZELFDE => geen significant verschil tss moeders of vaders => STIJGING IN RSA OP LT door een Gentle Stroking Touch (GST) interventie ZACHTE + STRELENDE AANRAKING niet alleen op korte termijn maar ook op lange termijn een positief effect heeft op de parasympathische activiteit
56
STILL FACE PARADIGMA?
= stresstest waarbij moeder stopt met aanraking en lachen resultaten: - RSA = HOGER doorheen alle fasen in de posttest bij baby's die waren aangeraakt - zorgde voor een BUFFER TIJDENS DE STRESSTEST: hun RSA DAALDE WEL --> maar NIET ZO STERK als bij baby's v CONTROLEGROEP - na test HERSTELDEN ze tot BOVEN de BASELINE --> wijst op een VERBETERDE VEERKRACHT CONCLUSIE = AANRAKING BEVORDERT VEERKRACHT en helpt hen omgaan met stressvolle situaties
57
Wat is de NEGATIEVE IMPACT v TOUCH DEPRIVATIE?
=> geïllustreerd door de forbidden experiments bij volwassene: ontw vh CT- afferenten = verstoord bij touch deprivatie in de kindertijd lagere gevoeligheid voor CT afferente aanraking bij - volwassene die jeugdtrauma en lage childhood touch rapporteren - care leavers = minder gevoelig voor dit type aanraking volwassenen met angstige hechting volwassenen met gedesorganiseerde hechting CONCLUSIE: TOUCH DEPRIVATIE IN KINDERTIJD --> kan leiden tot --> VERMINDERDE GEVOELIGHEID VOOR CT-OPTIMALE AANRAKING + VERHOOGD RISICO OP PROBLEMEN IN SOCIALE EN EMOTIONELE ONTW.
58
Wat is het korte termijn mechanisme? Wat gebeurd als we op KT gedepriveerd worden van touch?
SKIN HUNGER = HUIDHONGER Mensen ontw een HOGERE GEVOELIGHEID VOOR TOUCH + een CRAVING NAAR AFFECTIEF CONTACT (bv; knuffels) REPARATIE= het effect v touch deprivatie wordt wel gerepareerd of verdwijnt na verloop van tijd
59
Klinische toepassingen
POSTNATALE DEPRESSIE --> moeders geven vaak TE WEINIG of TE VEEL TOUCH --> wat NIET AANSLUIT BIJ DE BEHOEFTEN VAN DE BABY NICU: baby's zijn vaak TOUCH GEDEPRIVEERD NA DE GEBOORTE