H6: DEPRESSIE Flashcards

(31 cards)

1
Q

Biologische factoren - MDD

A
  1. erfelijkheid
  2. monoaminehypothese
  3. stress respons
  4. corticolimbisch circuit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ERFELIJKHEID

A

kdn van ouders met depressie –> bijna 3x zoveel meer kans om depressie te ontw

monozygote 65-70%
dizygote 15-20%
=> GEN OMGEVING INTERACTIE !!

grotere erfelijkheidsfactor wanneer je herhalende episodes hebt dan een eenmalige

wellicht niet één gen, maar COMPLEX SAMENSPEL VAN MEERDERE GENEN

MDD is dus inderdaad ERFELIJK!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

neurotransmissie - monoaminehypothese

A

ontregeling, verminderde activiteit in 3 grote monoamine-systemen:
1. SEROTONINE = 5-HT
2. NORADRENALINE = NE
3. DOPAMINE = DA
=> basis voor farmacologische behandeling / interventie

verminderde reactiviteit op zowel positieve als negatieve stimuli:
- niet enkel een VERHOOGDE VERWERKING van NEGATIEVE INFO
- VERMINDERDE VERWERKING van POSITIEVE INFORMATIE
=> deze zaken zorgen ervoor dat de stoornis als belastend ervaren wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

neurotransmissie - SEROTONINEHYPOTHESE

A

idee dat MDD ontstaat door een TEKORT AAN SEROTONINE (5-HT)
=> deze basis ligt aan de basis van vele antidepressiva –> hoeveelheid van 5-HT VERHOGEN

MAAR !! steeds meer onderzoek trekt deze hypothese in twijfel

GEEN OVERTUIGENDE EVIDENTIE:
- lagere niveaus v 5-HT of 5-HIAA

  • verhoogde activiteit v 5-HT1A, die presynaptische afgifte remmen van 5-HT
  • verhoogde SERT activiteit en/ of meer SERT-genen
  • SERT zorgt voor afvoer 5-HT waardoor beschikbaarheid v 5-HT in de synaptische spleet verlaagt

WEL EVIDENTIE:
- MDD -> KAMPEN NIET MET VERLAAGD NIVEAU 5-HT

  • mechanisme die voor de regeling zorgen hebben GEEN EFFECT OP 5-HT AFGIFTE
  • MDD hebben GEEN VERHOOGDE WERKING/ ACTIVITEIT VAN SERT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

TRYPTOFAANDEPLETIE

A

TRYPTOFAAN = precursor van 5-HT
DEPLETIE (via dieet of chemisch gereduceerd) = VERLAAGT 5-HT

GEZONDE mensen: voelen zich NIET SLECHTER wanneer 5-HT DAALT –> GEEN EFFECT VAN TRYPTOFAANDEPLETIE

alleen bij mensen met VOORGESCHIEDENIS MDD zien sommige studies KLEIN EFFECT, maar:
- studies zijn vaak KLEIN
- geven GEEN OVERTUIGEND BEWIJS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ANTIDEPRESSIVA

A

VEEL VAKER VOORGESCHREVEN dan vroeger
=> komt door het hele MARKETING IDEE VAN EEN CHEMISCH ONEVENWICHT –> zoals we weten WEINIG BEWIJS voor

werkt antidepressiva?

=> VOLWASSENE
- JA het werkt: het is beter dan placebo + antidepressiva werken bij MDD bij volwassenen

=> JONGEREN
- geen aantoonbaar effect
- geen ‘beter dan placebo’ effect
- VERHOOGD RISICO OP SUÏCIDALITEIT: van ! want jongeren tonen ook meer impulsieve reacties (onderontwikkeling PFC)

Weinig effecten van de medicatie bij milde vormen van depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

VERHOOGDE STRESSRESPONS

A

HPA-AS = hypothalamys- hypofyse- bijnier as
mensen met depressie vertonen een VERHOOGDE ACTIVITEIT VAN DE STRESS-as
=> HYPERACTIVITEIT HPA
=> CORTISOLNIVEAU VERHOOGD –> reageren sterker op stress

HYPERACTIVITEIT HPA:
- STRESS tijdens kinderjaren ->zorgt voor BLIJVENDE AANTASTING HPA en cortisolhypersecretie

SCARRING HYPOTHESE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

scarring hypothese?

A

litteken dat achtergelaten wordt –> negatieve levensgebeurtenissen/ depressie episodes laat littekens achter die je tekens gevoeliger maken voor depressieve episodes/ stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

VERHOOGDE STRESSRESPONS

A

GEEN GEVOLG MAAR OORZAAK!!
=> het is niet omdat je depressief bent dat je een verhoogd cortisol hebt, maar omgekeerd

VERHOOGDE CORTISOL MAAKT JE VATBAARDER VOOR DEPRESSIEVE EPISODES

bij sommige mensen blijft dat verhoogde cortisol niet tijdelijk, maar wordt het een VAST KENMERK (TRAIT) van hun lichaam
=> ze reageren ALTIJD GEVOELIGER OP STRESS –> ook als ze niet in een depressieve episode zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CORTISOLHYPERSECRETIE

A

WAT is cortisol en WAAROM ! ?
CORTISOL = STRESSHORMOON -> het helpt ons om te reageren op stressvolle situaties
=> TE VEEL CORTISOL gedurende LANGE TIJD = SLECHT VOOR JE HERSENEN EN JE STEMMING

SYNDROOM VAN CUSHING
- mensen met dit syndroom maken VEEL TE VEEL CORTISOL aan (door tumoren of medicatie)
=> ze krijgen MEER DEPRESSIEVE KLACHTEN
=> als je het overtollige cortisol behandelt, verbeteren hun klachten ook

CORTISOL SPEELT EEN DIRECTE (CAUSALE) ROL IN DEPRESSIE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat met langdurige stress?

A

CHRONISCHE STRESS:
chronische stress -> zorgt voor KRIMPING IN DE HERSENEN, vooral IN DE HIPPOCAMPUS (! voor geheugen en leren)

  • VERLIES GRIJZE STOF = minder hersencellen
  • je MAAKT MINDER NIEUWE NEURONEN AAN = neurogenese afremmen

hoe MEER DERESSIEVE EPISODES je hebt gehad –> hoe KLEINER JE HIPPOCAMPUS (hoe kleiner hersenvolume)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

kan je hersenen ook herstellen? - depressie

A

studie volgde mensen met depressie 11 jaar lang op:
- sommige hadden GEEN DEPRESSIE MEER = in REMISSIE
- bij hen zagen ze TEKENS VAN HERSENHERSTEL in hippocampus

=> dus HERSENKRIMP IS NIET PER SE BLIJVEND, maar HERSTEL = ZELDZAAM
veel mensen hervallen, dus langdurige rust en behandeling zijn ! voor herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

CORTOLIMBISCH CIRCUIT

A

netwerk in je hersenen dat betrokken is bij EMOTIE & CONTROLE
- limbisch systeem
- PFC
=> bij depressie: communicatie tss beide = ontregeld en werkt dit circuit VERSTOORD:

  1. LIMBISCH SYSTEEM = te actief = HYPERACTIVITEIT => VERHOOGDE STRESSRESPONS: FIGHT/ FLIGHT/ FREEZE
    - AMYGDALA reageert TE STERK op NEGATIEVE PRIKKELS (boze of verdrietige gezichten, woorden…) = NEGATIVITY BIAS = je ziet sneller het negatieve + MIST HET POSITIEVE
    => hersenen worden sneller geactiveerd voor dreiging/ verdriet
  2. PFC = te weinig actief = HYPOACTIVITEIT van executieve systeem
    - MINDER CONTROLE OVER EMOTIES
    - moeilijker om jezelf te kalmeren of realistisch te denken
    - MINDER TOP-DOWN CONTROLE

=> 1. + 2. leidt samen tot EMOTIONELE OVERBELASTING & MOEILIJKE EMOTIEREGULATIE

zelfs bij mensen in REMISSIE (geen actieve depressie meer) –> blijft de AMYGDALA OVERACTIEF –> dus het is een STABIELE TRAIT

jongeren met traumatische jeugd –> VERHOOGDE ACTIVITEIT IN LINKER AMYGDALA & LINKER ANTERIEURE HIPPOCAMPUS bij het zien van angstige gezichten + minder activiteit in hersengebieden die normaal helpen om emoties te reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

HYPERACTIEVATIE LIMBISCH SYSTEEM - onderzoek?

A

verschillende gezichten aanbieden die ze moeten verwerken, deze verschillen in valentie (–> boos, angstig, blij, neutraal)

doelgroep
groep 1: kdn met een traumatische achtergrond
groep 2: controlegroepen van dezelfde leeftijd en geslacht

we zien verschillen in de manieren waarop ze gezichten verwerken:
- kdn met verwaarlozing -> VERHOOGDE ACTIVATIE VAN AMYGDALA bij het reageren op NEGATIEVE PRIKKELS + VERLAAGDE ACTIVATIE wanneer ze reageren op BLIJ/ NEUTRALE PRIKKELS

verschil tss de controles was ENKEL STATISTISCH SIGNFICANT voor de FEARFUL FACES

in de hippocampus zien we dezelfde reacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kan je bias veranderen?

A

JA
=> BEHANDELING (zoals medicatie of TMS) zou kunnen HELPEN OM DE NEGATIVITY BIAS TE VERMINDEREN en dus het evenwicht te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

HYPOACTIVATIE EXECUTIEF SYSTEEM

A

EXECUTIEF SYSTEEM –> in delen vd PFC –> helpt bij:
- emoties reguleren
- problemen oplossen
- nadenken voor je iets doet
=>bij depressie werkt dit systeem vaak minder goed –> daardoor lukt het minder goed om jezelf gerust te stellen of je negatieve gedachten te stoppen

wanneer systeem niet goed werkt –> gaan mensen RUMINEREN = HERHAALDELIJK PIEKEREN
=> denken telkens opnieuw aan:
- waarom ze zich slecht voelen
- symptomen
- oorzaken
- gevolgen
- negatieve affect
=> ONTREGELING TOPDOWN REGULATIE/ COGNTIEVE CONTROLE
= RUMINATIEVE DENKSTIJL (2 vormen: zie verder)-> zorgt voor:
- slechte stemming
- stress
MALADAPTIEVE EMOTIE-REGULATIE

17
Q

2 vormen v RUMINEREN

A

REFLECTION (= gezond)
- actief
- probleem- oplossend

BROODING (= ongezond)
- passief
- maladaptief
- negatieve gedachten blijven herhalen

18
Q

gezonde mensen versus depressieve mensen

A

GEZONDE mensen kunnen negatieve gedachten HERFORMULEREN (= COGNITIEVE REAPPRAISAL)

DEPRESSIEVE mensen blijven hangen in NEGATIEVE zinnen –> RUMINEREN

CAUSALE ROL =! –> in ontwikkeling en in stand houding MDD
=> piekeren voorspelt –> aanvang van een depressieve episode:
- wie depressief zal worden
- hoe erg de depressie wordt
- hoe lang ze blijft duren

hersenonderzoek:
taak waarbij mensen hun GEDACHTEN moesten OMVORMEN (reappraisal) zagen onderzoekers –> mensen met MDD ACTIVEREN MINDER GOED de hersengebieden die normaal helpen bij EMOTIEREGULATIE
- dACC = dorsale anterieure cingulate cortex
- SMA = supplementaire motorische cortex
=> VERMINDERDE TOP-DOWN CONTROLE -> brein helpt niet genoeg om emoties van bovenaf te controleren

ontregeling topdown emotieregulatieprocessen –> vermindered emotioneel inzicht + probleemoplossend gedrag + verwachting situatie te kunnen veranderen…:
- nog meer stress
- nog meer ontregeling
= VICIEUZE CIRKEL

19
Q

cognitieve factoren - NEGATIEVE BRIL

A

COGNITIEVE SCHEMATHEORIE-BECK:
schemas = onbewuste denkpatronen die je helpen om de wereld te begrijpen

depressie vaak negatieve schema’s

  1. STRESSOREN omgeving LOKKEN ACTIVATIE UIT van LATENT AANWEZIGE, DEPRESSOGENE SCHEMA’s
    - disfunctionele attitudes –> leiden tot AUTOMATISCHE NEGATIEVE GEDACHTEN over zichzelf + de wereld + de toekomst
  2. waar komen die disfunctionele depressogene schema’s vandaan?
    - KWETSBAARHEID –> biologisch + persoonlijkheidsfactoren
    - ERVARING
20
Q

DEPRESSOGENE SCHEMA’s

A
  1. NEGATIEVE BRIL
  2. SCHEMA-CONGRUENTE BIAS

Hoe gaat het schema in zijn werking?
1. je hebt bepaalde TRIGGERS die NEGATIEVE SCHEMAS GAAT TRIGGEREN
2. die negatieve schema gaan NEGATIEVE GEDACHTEN AUTOMATISCH ACTIVEREN wanneer je in contact komt met negatieve prikkels in de omgeving

  1. dit stuurt de SCHEMA-CONGRUENTE BIAS: de COGNITIEVE VERWERKING ligt IN LIJN met je SCHEMA
    - wanneer BRIL = NEGATIEF -> is je SCHEMA OOK NEGATIEF + VERWERKING OOK
21
Q

SCHEMA CONGRUENTE BIAS

A

3 vormen van vertekening

ATTENTION BIAS = je LET vooral OP het NEGATIEVE

PROCESSING BIAS = je INTERPRETEERT dingen NEGATIEF

MEMORY BIAS = je HERINNERT je vooral NEGATIEVE GEBEURTENISSEN

mensen ZONDER depressie:
- hebben vaak een POSITIVITY BIAS: ze zien en onthouden eerder positieve dingen

mensen met DEPRESSIE (MDD):
- hebben een NEGATIVITY BIAS
=> aandachtsbias
=> geheugenbias
=> interpretatiebias
Dit gebeurd AUTOMATISCH + zorgt voor een NEGATIEVE SPIRAA: het bevestigt je negatieve denkpatronen

22
Q

AANDACHTSBIAS- EMOTIONEEL STROOPTAAK

A

EMOTIONELE STROOPTAAK
=> je ziet woorden op een scherm, elk in een bepaalde kleur –> je moet de KLEUR ZEGGEN, NIET HET WOORD ZELF. Sommige woorden zijn NEUTRAAL (tafel), anderen zijn EMOTIONEEL BELADEN (falen)

bij DEPRESSIEVE mensen?
=> ze reageren TRAGER bij NEGATIEVE WOORDEN
- waarom? die woorden TREKKEN HUN AANDACHT AUTOMATISCH: ze blijven eraan ‘plakken’
- ze letten NIET EXPRES op het NEGATIEVE, het gebeurd VANZELF
- RTn EMOTIONEEL < RTn neutraal
- effect niet gevonden bij positieve woorden

in de hersenen –> 2 mogelijkheden:
1. ENGAGEMENT - VROEGE AANDACHT: wordt je aandacht meteen naar iets negatief getrokken?
2. DISENGAGEMENT - LATE AANDACHT: of kan je je aandacht niet meer wegtrekken vh negatieve?

=> BOTTOM-up of TOP-DOWN of BEIDE?

23
Q

AANDACHTSBIAS - DOT PROBE TAAK

A

DOT-PROBE TAAK
=> je ziet twee woorden of twee gezichten kort op scherm:
1. bij gebruik van WOORDEN
- 1 positief woord
- 1 negatief woord
=> daarna verschijnt er SNEL een STIP op de plaats van één van die woorden of gezichten + doel: is zo snel mogelijk op die stip reageren

hoe snel je reageert –> vertelt WAAR JE AANDACHT NAARTOE GING
- SNELLER reageert wanneer de STIP op de PLAATS vh NEGATIEVE WOORD staat, betekent dat je AANDACHT DAAR AL ZAT
- DUS: NEGATIEVE WOORD TROK JE AANDACHT = AANDACHTSBIAS

MDD:
MDD reageren SNELLER op STIP DIE VOLGT OP NEGATIEF WOORD
=> negatieve woorden trekken hun aandacht sterker
RT EMOTIONEEL < RT neutraal

  1. bij gebruik van GEZICHTEN
    - geen verschil met controlegroep bij neutrale of blije gezichten
    - VERSCHIL BIJ BOZE/ VERDRIETIGE GEZICHTEN
    => MDD reageren SNELLER OP STIP op die plek –> DROEVIGE GEZICHTEN TREKKEN MEER AANDACHT
    RT DROEF VALIDE < RT DROEF INVALIDE

valide = cue geeft aan waar de punt gaat komen: cue links, target ook

invalid = cue verschijnt links, maar dot rechts of omgekeerd

24
Q

AANDACHTSBIAS - DOT PROBE TAAK

A

VROEGE VERWERKING
=> MDD: VALIDITEITSEFFECT OP DROEF

  • P1signaal: meet vroege visuele aandacht (rond 100ms na prikkel)
  • negatieve gezichten of woorden
    => MDD: tonen HOGERE P1- activatie –> hun aandacht is automatisch getrokken

fMRI: zegt WAAR er ongeveer iets plaatsvindt
ERP: zegt iets over WANNEER er iets gebeurt verwerkingsgewijs met bep prikkels

LATE VERWERKING
=> MDD: VALIDITEITSEFFECT OP DROEF
- NEGATIEVE INFO STERKER VERWERKT, zelfs in een LATER STADIUM van aandacht
- ze blijven langer hangen bij negatieve info

hersenmeting?
- via ERP
- HOGERE P3 GOLF (positieve golf van 300ms na aanbieding) bij depressieve personen wanneer ze negatieve info zien (P3: signaal van bewuste verwerking, gemeten rond 300ms na het zien van een stimulus)

  • wijst op TOP DOWN AANDACHT: je hersenen BLIJVEN BEWUST FOCUSSEN OP NEGATIEVE INFO, zelfs al is ze niet meer relevant
  • DISENGAGEMENT vd droevige gezichten die je niet kan verwerken
25
verschil tss vroege en late verwerking?
VROEGE = AUTOMATISCH - negatieve info trekt automatische aandacht = ENGAGEMENT (= BOTTOM UP) - gebeurt via het LIMBISCH SYSTEEM LATE = BEWUST - ze kunnen de aandacht er NIET VAN AFHALEN van de negatieve info = DISENGAGEMENT = TOP DOWN - gebeurd via PFC
26
GEHEUGENBIAS - ASSOCIATGIEVE NETWERKTHEORIE BOWER
OVERMATIGE AANDACHT NEGATIEVE PRIKKELS => GEHEUGENBIAS NEGATIEVE PRIKKELS? => omdat je meer aandacht besteed aan negatieve prikkels (negatieve aandacht bias), zal je ook beter onthouden (negatieve geheugen bias) ASSOCIATGIEVE NETWERKTHEORIE BOWER: - emoties = knopen in associatief netwerk - elke emotie -> activeert automatisch een stemmingscongruent geheugennetwerk MOOD- CONGURENT MEMORY --> BETERE HERINNERING VAN STEMMINGSCONGRUENTE INFO (info die past bij je stemming) bv; ben je droevig, dan herinner je sneller droevige dingen => bij MDD: ze herinneren zich meer negatieve woorden da positieve, terwijl mensen ZONDER MDD zich meer positieve woorden herinneren
27
MOOD CONGRUENT MEMORY
MDD: beter recall NEGATIEVE dan neutrale of positieve S CONTROLES: betere recal van POSITIEVE dan neutrale of negatieve S Voorbeeld uit onderzoek (zelfreferentie-taak): - Mensen krijgen woorden zoals “lief” of “oneerlijk”. - Ze moeten zeggen of het woord op hen van toepassing is. - Daarna krijgen ze een geheugentest: “welke woorden herinner je je nog?” → Mensen met depressie herinneren meer negatieve woorden. Waarom belangrijk? → Depressie houdt zichzelf in stand: negatieve aandacht → negatieve herinneringen → je voelt je nog slechter → enzovoort. → Dit is die negatieve spiraal die telkens wordt bevestigd. Samengevat: Mensen met depressie kijken meer naar het negatieve, herinneren meer negatieve dingen en blijven daardoor langer in een negatieve stemming hangen. Dat is een belangrijk deel van hoe depressieve gedachten en gevoelens zichzelf kunnen versterken.
28
MOOD CONGRUENTE RECALL
MDD betere herinnering voor negatieve zaken - tegelijk aanwijzingen voor SPECFIEIKE COPINGSTRATEGIEËN om hiermee om te gaan
29
AUTOBIOGRAFISCH GEHEUGEN
= geheugen voor persoonlijke herinneringen MDD: 1. MINDER SPECFIEKE HERINNERINGEN => geven meer algemene autobiografische gebeurtenissen = soort COPINGSMECHANISME om niet aan de negatieve gedachten te moeten denken, waardoor ze HERINNERINGEN UITSLUITEN 2. OOK BIJ POSITIEVE GEBEURTENISSEN => ze herinneren zich ook positieve dingen minder goed of vaag => zorgt voor MINDER TROOST als ze zich slecht voelen => hoe meer veralgemening, hoe slechter de herstelling/ prognose 3. NEGATIEVE INVLOED OP COPING + REPRESSIVE COPING => door minder specifieke herinneringen = moeilijker om te leren uit het verleden => hierdoor: MINDER GOEDE STRATEGIEËN OM MET PROBLEMEN OM TE GAAN - negatief affect gekoppeld aan specifieke herinnering vermijden of onderdrukken + verspreidt zich naar positieve herinneringen MDD: - minder specifieke AB herinneringen tov controles - meer algemene AB herinneringen tov controles - minder positieve AB herinneringen => AFWEZIGHEID VAN POSITIVITY BIAS == afwezigheid v positieve bril => MINDER ACTIVITEIT IN AB KERNGEBIEDEN: - HIPPOCAMPUS - PFC => AB geheugen is heel algemeen en oppervlakkig => MDD VERLAAGDE ACTIVITEIT thv INSULA bij specifieke AB herinnering --> minder aangepaste emotieregulatiestratgieën
30
COGNITIEVE BIAS
Lees p. 141-142 SUBKLINISCHE COGNITIEVE BIAS: rumineerders die geen depressieve symp vertonen => zagen we de aandachtsbias ook al terug = KWETSBAARHEID BIOLOGISCH en COGNITIEF vooraleer je een episode gaat ontwikkelen NEGATIEVE BIAS bij dochter (zonder diagnose) van MOEDERS MET RECURRENTE MDD => ook hier al aandachtsbias bij droevige info
31
ATTENTION BIAS MODIFICATION
sommige studies rapporteren vermindering van depressieve klachten meta-analyses: beperkt effect => BIAS AFLEREN --> hen BELONEN door het DOT VAKER TE LATEN KOMEN OP DE PLAATS VAN NEUTRALE CUE => BIAS VERLAGEN, maar effecten zijn beperkt