H10

Question 1

Psychosociale ontwikkeling

Answer 1

ontwikkeling die de veranderingen omvat in de manier waarop we aankijken tegen onszelf, tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de maatschappij

Question 2

Wat meent Erikson?

Answer 2

dat cultuur en maatschappij mensen het hele leven door voor bepaalde uitdagingen plaatsen, die per leeftijd verschillend zijn
Elk mens doorloopt 8 stadia

Question 3

welke stadia kent Erik Erikson?

Answer 3

• Geboorte tot 12-18 maanden : vertrouwen vs wantrouwen
• 2-18 maanden tot 3 jaar : autonomie vs schaamte en twijfel
• 3 jaar tot 5-6 jaar : initiatief vs schuld
• 5-6 jaar tot adolescentie: vlijt vs minderwaardig
• adolescentie: identiteit vs identiteitsverwarring
• Eerste volwassenheid: intimiteit vs isolement
• Volwassenheid: generalisatie versus stagnatie
• Rijpheid : integriteit versus wanhoop

Question 4

stadium: autonomie vs schaamte en twijfel

Answer 4

• 18 maanden - 3 jaar
  de periode waarin kinderen zelfstandigheid en autonomie ontwikkelen als hun ouders hun verkenningsgedrag stimuleren,
• of schaamte ontwikkelen en aan zichzelf gaan twijfelen als ze beperkt en overmatig
  beschermd worden

Question 5

stadium: initiatief vs schuld

Answer 5

• 3 - 6jaar
• de periode waarin kinderen te maken krijgen met conflicten tussen het verlangen om onafhankelijk van hun ouders te opereren en het schuldgevoel dat voortvloeit uit de onbedoelde consequenties van hun acties
• stimuleer initiatief van kinderen in die periode

Question 6

Zelfbeeld

Answer 6

iemands identiteit of de opvatting

en die hij van zichzelf als persoon heeft

Question 7

Wat is het verschil tussen gender en geslacht?

Answer 7

Geslacht verwijst gewoonlijk naar de anatomische geslachtskenmerken terwijl
gender naar de beleving van mannelijkheid of vrouwelijkheid verwijst.

Question 8

Welke 4 theoriën zijn er over genderverschillen?

Answer 8

• Biologische theorieën
• Psychoanalytische theorieën
• Sociale leertheorie
• Cognitieve theorie

Question 9

Identificatie

Answer 9

• het proces waarbij kinderen proberen gelijk te zijn aan de ouder van dezelfde sekse en waarbij ze de attitudes en waarden van deze ouder noemen
• psychoanalytisch

Question 10

Biologische theorie over gender

Answer 10

• invloed van hormonen

- biologische verschillen in structuur hersenen mannen en vrouwen (corpus callosum vrouw groter)

Question 11

Sociale leertheorie over gender

Answer 11

Volgens de sociale leertheorie leren kinderen gender gerelateerd gedrag en gender gerelateerde verwachtingen door anderen te observeren.

Question 12

Cognitieve theorie over gender

Answer 12

• Genderidentiteit
• Genderschema
• Genderconstantie

Question 13

Genderidentiteit

Answer 13

een perceptie van zichzelf als mannelijk of

vrouwelijk

Question 14

Genderschema

Answer 14

• een cognitief raamwerk waarbinnen genderrelevante informatie wordt geordend
• In de praktijk manifesteren genderschema’s zich ruim voordat kinderen zich bewust worden van genderconstantie
• een filter waardoor kind de wereld ziet, wat past wel en wat niet.

Question 15

Genderconstantie

Answer 15

• het feit dat mensen permanent mannelijk of vrouwelijk zijn als gevolg van vaste, onveranderlijke biologische factoren.
• rond 4 a 5 jaar ontdekken ze dat

Question 16

Psychoanalytische theorie

Answer 16

genderontwikkeling is het resultaat van identificatie met de ouder van dezelfde sekse, die tot stand komt na het doorlopen van een reeks stadia die gekoppeld zijn aan onbewuste driften

Question 17

wanneer starten vriendschappen?

Answer 17

Rond het 3de jaar beginnen kinderen vriendschappen te ontwikkelen

Question 18

hoe helpt spelen?

Answer 18

Spelen helpt peuters en kleuters zicht te ontwikkelen op verschillende niveaus: motorisch, cognitief en sociaal

Question 19

Welke 2 spelcategorieën zijn er?

Answer 19

Functioneel spel

Constructief spel

Question 20

Functioneel spel

Answer 20

• een spelvorm die bestaat uit eenvoudige, zich herhalende activiteiten die typisch zijn voor 3 - jarigen
• autootje heen en weer rijden

Question 21

Constructief spel

Answer 21

• een spelvorm waarbij kinderen objecten manipuleren om iets te produceren of bouwen (bijv. huis van lego bouwen, boetseren poppetje)
• vanaf 4 jaar

Question 22

4 sociale aspecten van spelen

Answer 22

Parallel spel
Toekijkend spel
Associatief spel
Coöperatief spel

Question 23

Parallel spel

Answer 23

spelvorm waarbij kinderen naast elkaar met hetzelfde materiaal spelen zonder dat er sprake is van wezenlijke interactie

Question 24

Toekijkend spel

Answer 24

spelvorm waarbij kinderen alleen maar naar het spel van anderen kijken zonder zelf mee te doen

Question 25

Associatief spel

Answer 25

spelvorm waarbij twee of meer kinderen daadwerkelijk de interactie aangaan doordat ze speelgoed of materiaal uitwisselen of lenen, hoewel ze niet hetzelfde doen

Question 26

Coöperatief spel

Answer 26

spelvorm waarbij kinderen echt met elkaar spelen: ze wisselen elkaar af, doen spelletjes of bedenken wedstrijdjes

Question 27

fantasiespel

Answer 27

belangrijk

Question 28

Theory of mind

Answer 28

de (cognitieve) vaardigheid om aan jezelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën en intenties toe te kunnen schrijven en op basis daarvan te anticiperen op het gedrag van anderen

Question 29

Wat speelt rol bij ontwikkelen theory of mind?

Answer 29

• rijping van de hersenen
• ontwikkeling van taalvermogen ‘weten’ en ‘denken’
• culturele achtergronden
• mishandelde kinderen achterstand

Question 30

Welke 4 opvoedingsstijlen zijn er?

Answer 30

Autoritaire ouders (hard, koud)
Permissieve ouders (inconsistent, vaag)
Autoritatieve ouders (consequent, verklaren, beste)
Onverschillige ouders (geen belangstelling, kind slechtste af)

Question 31

Piagets visie op de morele ontwikkeling

Answer 31

Volgens Piaget morele ontwikkeling in stadia

1. Moreel realisme (4-7 j)
2. beginnende coöperatie (7-10 j)
3. autonome coöperatie (10 ..

Question 32

Moreel realisme

heteronome moraliteit

Answer 32

Het eerste stadium van morele ontwikkeling waarin kinderen regels als vast en onveranderlijk beschouwen
(4-7 jaar)
(meer kopjes gebroken, stouter, niet oorzaak bekijken)

Question 33

beginnende coöperatie

Answer 33

worden de spelletjes van kinderen duidelijk socialer. Ze leren de formele regels van spelletjes en spelen op basis van deze gemeenschappelijke kennis
(7-10 jaar)

Question 34

autonome coöperatie

Answer 34

-worden kinderen zich er volledig van bewust dat formele spelregels gewijzigd kunnen worden als de mensen die het spel willen spelen het daarmee eens zijn
(10 jaar +)

Question 35

prosociaal gedrag

Answer 35

behulpzaam gedrag dat ten goede komt aan anderen

Question 36

abstract modeling

Answer 36

proces waarbij kinderen algemene regels en principes gaan ontwikkelen die ten grondslag liggen aan het gedrag dat ze observeren

Question 37

Emotionele zelfregulatie

Answer 37

het vermogen om de aard en de intensiteit van emoties aan te passen

Question 38

Instrumentele agressie

Answer 38

• agressie die wordt gemotiveerd door de wens op een concreet doel te bereiken
• jongens meer

Question 39

relationele agressie

Answer 39

• niet-fysieke agressie die bedoeld is om een ander psychisch te kwetsen
• meisjes gebruiken dit meer

Question 40

relationele agressie

Answer 40

• niet-fysieke agressie die bedoeld is om een ander psychisch te kwetsen
• meisjes gebruiken dit meer

Question 41

Hoe agressie voorkomen?

Answer 41

Door peuters en kleuters te leren situaties beter in te schatten, kunnen we ervoor zorgen dat ze minder
snel geneigd zijn het gedrag van anderen als vijandig op te vatten.
Daardoor zullen ze zelf ook minder snel agressief reageren