H2: De Normale Zwangerschap Flashcards

(26 cards)

1
Q

Waaruit blijkt de diagnose van een zwangerschap vastgesteld?

A
  1. AMENORROE
  2. SUBJECTIEVE ZS VERSCHIJNSELEN
  3. DETECTIE HCG ( urine of bloed)
  4. ECHOGRAFIE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is amenorroe?

A

Periode verlopen sinds laatste maandstonden ( note korte periode van bloedverlies is mogelijk bij innesteling (+- 2 dagen = innestelingsbloeding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn subjectieve zwangerschapsverschijnselen?

A
  • gespannen en gevoelige mammae
  • opgezeten abdomen
  • misselijkheid
  • frequente mictie
  • moeheid
  • obstipatie
  • toegenomen slaapbehoefte
  • teken van chadwick
  • kindbewegingen ( 18-20 wk PRIMI / 16-18 wk MULTI)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is HCG en wat kan er uit afgeleid worden?

A

= Humaan Chorion Gonadotrofine of zwangerschapshormoon

Wordt geproduceerd tijdens de innesteling door de syncytiotrofoblast

Opsporing in urine = kan vanaf verwachte maandstonden en is meest betrouwbaar op ochtendurine ( vanaf 25-50 IU/ml)
Opsporing in bloed = vanaf 8 à 11 dagen na bevruchting ( vanaf 5 IU/ml)

Eerste week verdubbelt elke 48-72 u ( wil niet verdere verloop garanderen) met piek rond 10wk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het voordeel van echografie bij diagnose ZS? Vanaf wanneer? Welke soorten? Welke waarnemingen zijn mogelijk in 1 ste trimester

A

Meest accurate vorm
Vanaf 4,5 à 5 wk amenorroe
Transvaginaal ( vroege ZS) of abdominaal
Waarnemingen:

  • zwangerschapsring
  • dooierzak
  • embryonale structuren
  • foetale hartfrequentie
  • aantal foetussen
  • exacte datering en bevallingsdatum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt de datum van conceptie en de bevallingsdatum berekend?

A

CONCEPTIE = 2 wk na 1 ste dag sinds laatste menstruatie

BEVALLINGSDATUM = sinds laatste maandstonden. + 40 wk = +- 38 wk na bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de tijd afkappingen van volgende termen:

PRETERM
A TERM
POSTTERM / SEROTIEN
TRI 1
TRI 2
TRI 3
MENSTRUELE LEEFTIJD OF DRAAGTIJD

A

PRETERM : ZSD < 37 wk (256 d)
- extreem preterm : ZSD < 28 wk ( 196 d)
- very preterm : ZSD < 32 wk ( 224 d)
A TERM = ZSD 37 wk - 42 wk (256 -294 d)
POSTTERM = ZSD > 42 wk (294 d)
TRI 1 = 0 - 13wk ( 12 na conceptie)
TRI 2 = 14 wk - 26 wk
TRI 3 = 27 wk - einde

Menstruele leeftijd of draagtijd ( = gestational age / GA) = leeftijd embryo of foetus berekend door echografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de regel van Naegele?

A

Gebruikt voor schatting VBD of A term datum = EDLM + 9 maanden + 1 wk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Schets de embryonale periode en wat gebeurt er bij de verschillende tijdstippen van de ZS

A

Loopt van bevruchting tot 8ste WK ( = 10 wk ZSD)

START : Embryo = 3 lagig schijf ( endo, ecto en mesoderm)

ZSD 4 wk : organogenese start ( embryo neemt cilindervorm aan) + amnionholte groter + amnion en chloriden tegen elkaar

ZSD 5-6 wk : neurale buis sluit + embryonale hart functioneel ( hartactie eerste traag 70/min dan rap 170/min na 10wk daalt zeer + echo kleine vruchtzak (3mm)

ZSD 6 : vaststelling dooierzak in vruchtzak met embryonale pool ( hierin waarneming hartactiviteit)

DAARNA CRL kan gemeten worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Schets de foetale periode en wat gebeurt er op verschillende ogenblikken van de ZS?

A

START NA 10wk (8wk na conceptie)

ZSD 12wk: CRL = 6 à 7 cm + foetale beenderen en genitalia ontwikkeling

ZSD 14 -16wk: geslachtbepaling

ZSD 18-28 wk: grootste groeisnelheid

ZSD 18-20wk: kindsbewegingen duidelijk gevoeld

ZSD 20: huid minder doorschijnend door lanugohaartjes ( donshaartjes)

** 2de helft ZS:** Braxton hicks = pijnloze contracties

ZSD 24wk: ontwikkeling longalveoli + vorming onderhuidsvetweefsel

ZSD 28wk: ontwikkeling surfactant in de longblaasjes (bij 1100g) + overdekt met vernix caseosa ( huidsmeer)

ZSD 32wk: longontwikkeling volledig ( grootste gewichtstoename in volgende weken)

ZSD 37wk: longen mature en ZSD = voldragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Toename gewicht tijdens de ZS hoeveel en op welke tijdstippen? Welke invloeden bestaan er op geboortegewicht?

A

20 wk = 300g
22 wk = 500g
28 wk = 1000-1200g (daarna 150 - 200g /wk)
40 wk = 3400 - 3600g (50cm)

Invloeden =

  • genetisch
  • voeding
  • leefomstandigheden
  • roken
  • ziektes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit ontstaat de placenta: rijp en onrijpe stadia

A

Ontstaat uit TROFOBLAST ( chorion) (= foetaal) + DECIDUA (=moeder)
bestaat uit CHORIONVLOKKEN omringd door intervilleuze ruimte

ONRIJP = wand chorionvlokken met 2 lagen ( syncytiotrofoblast en cytotrofoblast) + bindweefsel vlokken met foetale capillairen

RIJP = vlokkenwand dunner ( nog enkel cytotrofoblastcellen) + foetale capillaries groter en liggen aan syncytium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe gebeurt de uitwisseling tussen foetaal en maternaal bloed?

A

Door placentabarriere ( = 4 lagen)

  • capillaire endotheel van de villus
  • los bindweefsel rond endotheel
  • cytotrofoblast cellen
  • syncytiotrofoblast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke vorm variaties bestaan er bij de placenta

A

PLACENTA BIPARTITA ( placenta duplex) = bestaat uit 2 delen van zelfde grootte door vliezen gescheiden

PLACENTA SUCCENTURIATA = bestaat uit groot en klein deel + bloedvaten lopen van groot naar klein over vliezen

PLACENTA CIRCUMVALLATA = choriaalplaat met foetale bloedvaten lopen niet tot rand ( grens gemarkeerd door dikke fibreuze ring en duidelijke plooi vormt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ligging variaties bij placenta

A

Normale ligging = boven

Placenta marginalis = zij maar niet voor ingang

Gedeeltelijk placenta praevia = ligt voor ingang

Placenta praevia = ligt volledig voor ingang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke functies heeft de placenta

A
  1. HAEMODYNAMISCH (= bloedvoorziening + aan / afvoer stoffen en barrière
  2. ENDOCRIEN
  3. IMMUNOLOGISCH
17
Q

Leg de haemodynamische functie van de placenta uit

A
  • Bloedcirculatie in de uterus neemt toe + spiermassa neemt toe
  • materneel bloedvolume in placenta = 150 ml

STAP 1: materneel bloed stroomt via spiraal arterieen naar intervilleuze ruimtes
STAP 2: blijft daar 15s = trage stroomsnelheid
STAP 3: optimale gasuitwisseling met foetale capillairen via de villus
STAP 4: 02 rijk bloed stroomt via venen in de villi naar vena umbilicalis ( naar baby’s vena cava inferior)
STAP 5: 02 spanning in arteria uterine = vena umbilicalis door trage stroomsnelheid
STAP 6: 02 arm bloed stroomt via arteries terug naar villi in intervilleuze ruimtes

  • aan en afvoer stoffen : 02, water, voeding, bouwstoffen, hormonen, afvalstoffen en antistoffen
  • barrière : voor eventuele schadelijke stoffen ( bacteriën, virussen of parasieten)
18
Q

Geef de endocriene functie van de placenta weer

A

Placenta produceert HCG , PRO , OES, HPL ( humaan placentair lactogen )

HCG
= productie door syncytiotrofoblast vanaf innesteling
= neemt LH functie over ( stim corpus luteum en voor productie oes en pro)
= x 2 elke 2 d tot 10wk piek dan daalt tot plateauwaarde op 16wk tot einde ZS

PRO
= productie door placenta
= verhoogd gedurende volle ZS tot laatste wken
= zorgt voor relaxatie uterusspier en voor verslapping andere spieren ( darm, uter, galgang)

OES
= gemaakt vanuit DHEAS dat geproduceerd werd in foetale bijnierschors
= verhoogd tot einde ZS
= zorgt voor doorbloeding en verweking uterus en bekken organen

HPL
= aantoonbaar in bloed vanaf wk 3 (na conc)
= stijgt langzaam
= werking = groeihormoonachtig, BSS stijgt , stimuleert vetafbraak ( foetale voeding) en ontwikkeling melklierweefsel

19
Q

Leg de immunologische functie van de placenta uit

A
  • opname materneel antilichamen ( immunoglobulins) -> afweer tot enkele maanden na geboorte
  • rol tegen afstotingsverschijnselen van moeder tegen vreemde genetische kenmerken van vader die foetus vertoont
20
Q

De navelstreng: vorming? Delen? Insertie variaties?

A

Vorming bij uitbreiding amnionholte uit hechtsteel omringd met amnion

Bestaat uit 2 arteriën en 1 vene en beschermende gelei van wharton ( tegen drukveranderingen op de vaatwand)
= 50-60 cm en 1-2 cm dikte

CENTRALE
LATERALE/EXCENTRISCHE
MARGINALE
VELAMENTEUSE

21
Q

Uit welke vliezen bestaan de placenta en beschrijf ze

A

CHORION = buitenste = loopt vanaf chorionplaat om het gehele ei heen en ligt tegen decidua + ruwer en herkenbaar door vlokrestjes en deciduaal weefsel

DECIDUA PARIETALIS = soort 3 de vlies en ligt tegen chorion

AMNION = binneste = elastischer en steviger , glad en doorzichtig

22
Q

Wat is PROM , PPROM en AMNIOTOMIE

A

PROM = prelabour rupture of membranes = spontaan bij a term zonder weeen

PPROM = preterm prelabour rupture of membranes = spontaan breken bij premature ZS

AMNIOTOMIE = kunstmatig breken van de vliezen

23
Q

Enkele kenmerken van vruchtwater ( pH en hoeveelheid)

A
  • circuleert constant ( samenstelling verandert elke 3u)
  • pH = 7 - 7.5 ( vs vagina 3.8 - 5.5)
  • Zoete geur ( slechte is mss infectie)
  • 12wk = 50ml / 16wk = 200ml daarna stijging tot 30-34wk op einde daalt tot 1l ( 500-1l)
24
Q

Geef de verschillende kleuren en hun betekenis van vruchtwater

A

Helder en lichtgeel = PRETERM

Kleurloos en licht troebel met vlokken = ATERM

Papperig , sterk troebel en overvloei vlokken = SEROTIEN

Roze/rood = BLOED? NOOD

Groen = MECONIAAL ? NOOD

25
Wat is de samenstelling van vruchtwater? Hoe gebeurt de productie en reabsorptie
Elektrolyten Eiwitten Koolhydraten Fosfolipiden Foetale cellen Bilirubine Urinezuur Ureum Prolactin Vernix caseosa PRODUCTIE = door amnion van de navelstreng en placenta + foetale nieren en longvocht foetus REABSORPTIE = door drinken en opname darmen naar moederlijke circulatie
26
Wat is de functie van vruchtwater
Groei en beweging Slikken en drinken Adembewegingen Voorkomt verkleving amnion en foetus Bescherming tegen traumata Geeft ruimte aan navelstreng ( = bescherming circulatie)