H6: Prenatale Opvolging Flashcards
(47 cards)
Wat is het KCE en wat is het doel?
KCE = Federaal kenniscentrum voor gezondheidszorg = publicatie klinische richtlijn voor prenatale zorg
DOEL = beste klinische basiszorg + opvolging zwangere vrouwen met een laag risico (78%)
Hoeveel prenatale bezoeken worden aangeraden bij primi en multigravida
PRIMI = 10 prenatale consults
MULTI = 7 prenatale consults
MIN 3 bij arts en 13 terugbetaald door RIZIV
Waar worden alle gegevens genoteerd en wanneer opgemaakt
Prenataal verloskundig dossier
In 1 ste consultatie
Wat is het verloskundig paspoort?
GPAL
G = gravida = graviditeit = aantal zwangerschappen ( nulli , primi , multi) + miskramen meetellen
P = para = pariteit = aantal bevallingen ( nulli , primi , multi , grande multi ) + min 180 d ZS en meerling = 1
A = abortus = aantal miskramen ( alle geboortes onder 180 d ZS ( =miskraam)
L = tot op heden levende kinderen
Welke Klinische onderzoeken kunnen aanbod komen?
- inspectie en observatie
- gewicht en BMI
- urinecontrole
- fundushoogte bepalen
- palpatie
- gyneacologisch onderzoek
- borstonderzoek
Waar wordt opgelet bij inspectie en observatie?
- huidskleur
- gemoed
- verzorgd
- gang bij binnenkomen
- grootte buik
- varices
- oedeem
Wat komt aanbod bij gewicht en BMI controle
- Bij elke consultatie
- navragen startgewicht ZS
- BMI = g /(l x l) (normaal = 20 - 24.9)
- gemiddelde toename = 12kg
- geef advies en info over normaal
- obese vrouwen afraden om te diëten
- na ZS 4 kg extra ( vetweefsel als reserve tijdens borstvoedingsperiode)
Wanneer wordt bloeddruk gemeten wat komt aanbod
- bij elke consultatie
- hypertensie = DS > 90mmHg = risico
- hypotensie = weinig invloed vooral subjectieve klachten
- soms meer dan een keer meten door nervositeit
Wanneer wordt urinecontrole uitgevoerd en wat komt aanbod
- bij eerste consult voor opsporen proteïnurie ( nierziekten of aandoeningen urinewegen)
- vanaf 20wk bij elk consult voor
opsporen pre-eclampsie
Opsporen proteïne: albumine
Opsporen assymptomische bacteriurie ( 2-7%) - bij mictieklachten : onderzoek op leukocyten en kweek in labo op midstreamurine
- bij hyperemesis : controle op aceton ( ketonen)
Wanneer wordt fundushoogte bepaalt, hoe gebeurt dit en waarom?
- vanaf 24wk elke consult
- opsporen positieve of negatieve discongruentie ( te groot of te klein)
- hoe: uitwendig onderzoek meting in cm van bovenrand ( S = symfyse) tot hoogste punt fundus
-> 3 oriëntatiepunten ( symfyse / navel / xyfoid ( afstand S-N: 3 delen en afstand N-X: 4 delen) - bij 20wk aan onderhand van de navel = 16cm
- bij 22wk op de navel = 18cm
- bij 24wk bovenrand van de navel = 20cm
- in laatste maand bij indaling = per 1/4 schedel + 1
-belangrijk dat nauwkeurigheid sterk afhangt van bepaalde factoren ( obesitas, vorm uterus, hoeveel VW, plaats navel en ligging foetus
Bepalen duur in wk ZS = D = H + 4
Wat is palpatie? Wanneer wordt het gedaan? Hoe gaat men te werk voor palpatie?
= aftasten uterus voor foetale ligging te bepalen bij elke consult ( vooral na 28wk voelbaar) en tijdens arbeid
Niet bij preterm arbeid, bloedverlies en placenta praevia
LIGGING ( hoofd, dwars of stuitligging)
HOUDING ( flexie (kind in gebogen houding met kin op borst) of deflexie)
INDALING
STAND
STAP 1 : OBSERVATIE
- er wordt gelet op vorm van uterus ( primi = avoide vorm / multi = ronder met uitzakkingen in flanken)
- grotere dwarsligging
- te groot of te bolle uterus -> gemellitas of polyhydramnion
- onregelmatigheden of zwellingen naast uterus
- gewoonlijk baarmoeder iets meer rechts
STAP 2: PALPATIE
- handgrepen van Leopold
- handgreep van Osborne
Wat zijn de handgrepen van Leopold en Osborn bij palpatie?
LEOPOLD: geeft antwoorden over fundushoogte en grootte uterus / vorm en ligging / hardheid (contractiliteit en tonus) / inhoud uterus ( hoeveel vw, grootte, ligging, houding, stand en indeling voorliggend deel)
OSBORNE : om na te gaan bij hoogzwangere verhouding tussen foetaal caput en bekkeningang
Wat vertellen elke handgreep bij palpatie?
H1: (palpatie thv fundus) voor hoogte, vorm en inhoud:
-> HOOFDLIGGING : stuit in fundus ( herkenning door groot lichaamsdeel)
-> STUITLIGGING : schedel in fundus ( herkenning ballottement en nekgroeve)
H2: (palpatie aan beide zijden) bepaling ligging van de rug + hulpmiddel is fundus naar beneden te drukken = meer kromming van de rug
-> plaats met meeste weerstand is rugzijde ( best voor harttonen te beluisteren)
-> plaats met minste weerstand voelt als meerdere delen ( voetjes en handjes)
H3: (palpatie aan voorliggend deel door omvatten met hand en heen en weer bewegen): voor mate van indaling
-> caput: hard en bolrond en beweegbaar
-> stuit: minder hard en niet beweegbaar
H4: graad van indaling bepalen: meestal bij primo in wk 37-38 en multi na begin arbeid
-> BBBI: beweeglijk boven bekkeningang ( hele afronding voelbaar + vlot ballottement)
-> BIBI: beweeglijk in bekkeningang ( grootste afmeting nog voelbaar + moeilijk ballottement)
-> VIBI : vast in bekkeningang ( grootste afmeting niet voelbaar + ballottement niet mogelijk)
H5: Osborne
-> Osborne positief : hoofd steekt uit
-> Osborne negatief : hoofd steekt niet uit
Wat zijn oorzaken van het niet indalen van het caput?
- geen uitzetting OUS
- grootste diameter caput in deflexie
- CPD cephalopelvic disproportion
- meerlingen ZS
- polyhydramnion ( te veel VW)
- volle blaas
- placenta praevia
- placenta tumoren
Wat komt aan bod bij gynaecologische onderzoek? Geef ook specifiek waar naartoe wordt bekeken
- inspectie van de uitwendige genitalia:
-> teken van chadwick
-> varices
-> etterafscheiding ( klieren van skene of bartholin)
-> vaginaal verlies ( platte kaas kan candida albicans)
-> perineum ( weerstand en litteken)
- inwendig onderzoek
-> beperkt voor infectie
-> soms cervixuitstrijkje of vagina kweek
-> bij vrouw in partu ( POVASI = Portio / Ontsluiting / Vliezen / Aard VLdeel / Stand VLdeel / Indaling VLdeel)
-> pathologie en bekken evaluatie
- uitstrijkje
-> cervixcytologie van bevolkingsonderzoek best uitstellen tot na ZS
Wat is auscultatie? Waar over geeft dit meer info? Hoe ga je te werk?
= beluister van de FHT
= info:
-> al dan niet aanwezig HT
-> kwaliteit
-> een of meerling ZS
-> ligging of indaling
WERKWIJZE :
Eerste palpatie om focuspunt te vinden
-> bij flexie : vind rugzijde
-> bij deflexie : vind thorax
-> bij hoofd ligging: halverwege s-n
-> bij stuitligging : boven navel
-> bij diepere indaling ( plaats daalt ook naar net boven s)
Vroeg = bpm 170
A term = bpm 110 -150
Variabiliteit van 5 - 25 bpm
Welke instrumenten bestaan er voor auscultatie en wanneer kunnen deze gebruikt worden en kenmerken
- Hoorbuis van Pinard ( 20wk)
-> goede concentratie en focusplaats nodig
-> holle zijde abdomen en platte zijde voor oor ( geen handen gebruiken) - doptone ( 10-12wk)
-> werking als microfoon
-> harttonen worden omgezet in geluid door ultrasonore trillingen
-> gel op transducer
-> na plaatsbepaling richting vinden - CTG ( cardiotocograaf) of foetale monitor (12wk ( nog geen strook))
-> registreert FHT en contracties
-> uitwendig en inwendig mogelijk
-> 2 cups ( 1 thv fundus = weeen + 1 thv focuspunt = FHT) vastgemaakt op banden
Waar wordt echografie gebruikt en wat zijn de KCE richtlijnen?
- opvolging groei en evolutie foetus
- opsporen anatomische afwijkingen (bij 18-22wk -> SEO = structureel echografisch onderzoek alle orgaanstelsels en structuren worden bekeken en opsporen NBD)
- bij afwijking ouders voorbereiden met belang van echo beperking uitleggen ( NBD 97%, hart 60%)
3 echos ( terugbetaald door RIZIV en uitgevoerd door gyneacoloog)
-> 1 tussen 11 - 13 wk
-> 2 tussen 18 - 22 wk
-> 3 in 3 de tri
Hoe werkt echografie?
In transducer zit piezo-elektrisch kristal
-> zet elektriciteit om in geluidsgolven -> structuren kaatsen golven terug andere absorberen ze -> teruggekaatste worden opgevangen door P-kristal -> omgezet in elektrisch signaal -> beelden worden gemaakt en omgezet tot bewegend beeld
Wat kan je waarnemen tijdens de eerste echo
- diagnose ZS
- bepalen ZS duur door CRL
- waarneming zwangerschapsring ( 4.5-5 wk)
- waarneming dooierzak ( 5.5wk ( ZSring = 1cm) ( geen? Afwijkend verloop)
- embryonale hartactiviteit ( 5.5wk via vaginale) ( geen bij CRL 5mm? Slecht)
- lokalisatie ZS (intra of extra uterien)
- Nuchal translucency ( verdikte nekplooi = laagje onderhuids lymfevocht tussen 10-16wk grens = 3.5mm)
Wat kan je waarnemen bij echo 2 en 3
- groei foetus
- tot 12 wk CRL ( daarna niet betrouwbaar dan combo 3 andere metingen en vergelijken standaard groeicurve)
-> BPD = biparietale diameter + HC ( hoofdomtrek)
-> AC = abdominale omtrek ( doorsnede in vlak waar 2 ribben, ductus venous en maag zichtbaar zijn)
-> FL = femurlengte ( doorsnede waar femur kleine hoek maakt met transducer ( kop en dis tale femurcondylen niet) - foetaal gewicht wordt geschat en GG geschat
- placenta lokalisatie
- navelstreng ( abnormale insertie of afwezigheid vaten)
- VW ( poly - oliohydramnion)
- geslacht ( 14-16wk)
Wat zijn softmarkers?
Onverwachte bevindingen waarvan betekenis niet volledig duidelijk is bij echografisch onderzoek
Welke Softmarkers bestaan er?
- SM geassocieerd met niet chromosome afwijkingen ( pyelectasie ( verwijde nierbekken) / korte femur/ 2 navelstrengvenen)
- SM geassocieerd met chromosome afwijkingen ( echodense hart = TRI 21 / plexus - choroideuscysten = TRI 18)
- SM geassocieerd met beide ( verdikte nekplooi = TRI 21 / echodense darmen = TRI 21 / milde ventriculamegalie ( vergrote ventrikels = 21)
Bij meer dan 1 SM = > GUO ( =geavanceerd ultrageluidsonderzoek)
Wat is een GUO meting of Dopplerflowmeting?
- Dopplereffect = bepalen snelheid van bewegend voorwerp
-> meet snelheid RBC = bloed stroomsnelheid
-> foetale hartactie
-> bloedstroom door navelstreng en placenta
-> andere lokale bloedstromen zoals de hersenen