H6: Prenatale Opvolging Flashcards

(47 cards)

1
Q

Wat is het KCE en wat is het doel?

A

KCE = Federaal kenniscentrum voor gezondheidszorg = publicatie klinische richtlijn voor prenatale zorg

DOEL = beste klinische basiszorg + opvolging zwangere vrouwen met een laag risico (78%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel prenatale bezoeken worden aangeraden bij primi en multigravida

A

PRIMI = 10 prenatale consults
MULTI = 7 prenatale consults

MIN 3 bij arts en 13 terugbetaald door RIZIV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar worden alle gegevens genoteerd en wanneer opgemaakt

A

Prenataal verloskundig dossier

In 1 ste consultatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verloskundig paspoort?

A

GPAL

G = gravida = graviditeit = aantal zwangerschappen ( nulli , primi , multi) + miskramen meetellen

P = para = pariteit = aantal bevallingen ( nulli , primi , multi , grande multi ) + min 180 d ZS en meerling = 1

A = abortus = aantal miskramen ( alle geboortes onder 180 d ZS ( =miskraam)

L = tot op heden levende kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke Klinische onderzoeken kunnen aanbod komen?

A
  • inspectie en observatie
  • gewicht en BMI
  • urinecontrole
  • fundushoogte bepalen
  • palpatie
  • gyneacologisch onderzoek
  • borstonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar wordt opgelet bij inspectie en observatie?

A
  • huidskleur
  • gemoed
  • verzorgd
  • gang bij binnenkomen
  • grootte buik
  • varices
  • oedeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat komt aanbod bij gewicht en BMI controle

A
  • Bij elke consultatie
  • navragen startgewicht ZS
  • BMI = g /(l x l) (normaal = 20 - 24.9)
  • gemiddelde toename = 12kg
  • geef advies en info over normaal
  • obese vrouwen afraden om te diëten
  • na ZS 4 kg extra ( vetweefsel als reserve tijdens borstvoedingsperiode)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer wordt bloeddruk gemeten wat komt aanbod

A
  • bij elke consultatie
  • hypertensie = DS > 90mmHg = risico
  • hypotensie = weinig invloed vooral subjectieve klachten
  • soms meer dan een keer meten door nervositeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer wordt urinecontrole uitgevoerd en wat komt aanbod

A
  • bij eerste consult voor opsporen proteïnurie ( nierziekten of aandoeningen urinewegen)
  • vanaf 20wk bij elk consult voor
    opsporen pre-eclampsie
    Opsporen proteïne: albumine
    Opsporen assymptomische bacteriurie ( 2-7%)
  • bij mictieklachten : onderzoek op leukocyten en kweek in labo op midstreamurine
  • bij hyperemesis : controle op aceton ( ketonen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer wordt fundushoogte bepaalt, hoe gebeurt dit en waarom?

A
  • vanaf 24wk elke consult
  • opsporen positieve of negatieve discongruentie ( te groot of te klein)
  • hoe: uitwendig onderzoek meting in cm van bovenrand ( S = symfyse) tot hoogste punt fundus
    -> 3 oriëntatiepunten ( symfyse / navel / xyfoid ( afstand S-N: 3 delen en afstand N-X: 4 delen)
  • bij 20wk aan onderhand van de navel = 16cm
  • bij 22wk op de navel = 18cm
  • bij 24wk bovenrand van de navel = 20cm
  • in laatste maand bij indaling = per 1/4 schedel + 1
    -belangrijk dat nauwkeurigheid sterk afhangt van bepaalde factoren ( obesitas, vorm uterus, hoeveel VW, plaats navel en ligging foetus

Bepalen duur in wk ZS = D = H + 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is palpatie? Wanneer wordt het gedaan? Hoe gaat men te werk voor palpatie?

A

= aftasten uterus voor foetale ligging te bepalen bij elke consult ( vooral na 28wk voelbaar) en tijdens arbeid

Niet bij preterm arbeid, bloedverlies en placenta praevia

LIGGING ( hoofd, dwars of stuitligging)
HOUDING ( flexie (kind in gebogen houding met kin op borst) of deflexie)
INDALING
STAND

STAP 1 : OBSERVATIE
- er wordt gelet op vorm van uterus ( primi = avoide vorm / multi = ronder met uitzakkingen in flanken)
- grotere dwarsligging
- te groot of te bolle uterus -> gemellitas of polyhydramnion
- onregelmatigheden of zwellingen naast uterus
- gewoonlijk baarmoeder iets meer rechts

STAP 2: PALPATIE
- handgrepen van Leopold
- handgreep van Osborne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de handgrepen van Leopold en Osborn bij palpatie?

A

LEOPOLD: geeft antwoorden over fundushoogte en grootte uterus / vorm en ligging / hardheid (contractiliteit en tonus) / inhoud uterus ( hoeveel vw, grootte, ligging, houding, stand en indeling voorliggend deel)
OSBORNE : om na te gaan bij hoogzwangere verhouding tussen foetaal caput en bekkeningang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat vertellen elke handgreep bij palpatie?

A

H1: (palpatie thv fundus) voor hoogte, vorm en inhoud:
-> HOOFDLIGGING : stuit in fundus ( herkenning door groot lichaamsdeel)
-> STUITLIGGING : schedel in fundus ( herkenning ballottement en nekgroeve)

H2: (palpatie aan beide zijden) bepaling ligging van de rug + hulpmiddel is fundus naar beneden te drukken = meer kromming van de rug
-> plaats met meeste weerstand is rugzijde ( best voor harttonen te beluisteren)
-> plaats met minste weerstand voelt als meerdere delen ( voetjes en handjes)

H3: (palpatie aan voorliggend deel door omvatten met hand en heen en weer bewegen): voor mate van indaling
-> caput: hard en bolrond en beweegbaar
-> stuit: minder hard en niet beweegbaar

H4: graad van indaling bepalen: meestal bij primo in wk 37-38 en multi na begin arbeid
-> BBBI: beweeglijk boven bekkeningang ( hele afronding voelbaar + vlot ballottement)
-> BIBI: beweeglijk in bekkeningang ( grootste afmeting nog voelbaar + moeilijk ballottement)
-> VIBI : vast in bekkeningang ( grootste afmeting niet voelbaar + ballottement niet mogelijk)

H5: Osborne
-> Osborne positief : hoofd steekt uit
-> Osborne negatief : hoofd steekt niet uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn oorzaken van het niet indalen van het caput?

A
  • geen uitzetting OUS
  • grootste diameter caput in deflexie
  • CPD cephalopelvic disproportion
  • meerlingen ZS
  • polyhydramnion ( te veel VW)
  • volle blaas
  • placenta praevia
  • placenta tumoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat komt aan bod bij gynaecologische onderzoek? Geef ook specifiek waar naartoe wordt bekeken

A
  • inspectie van de uitwendige genitalia:

-> teken van chadwick
-> varices
-> etterafscheiding ( klieren van skene of bartholin)
-> vaginaal verlies ( platte kaas kan candida albicans)
-> perineum ( weerstand en litteken)

  • inwendig onderzoek

-> beperkt voor infectie
-> soms cervixuitstrijkje of vagina kweek
-> bij vrouw in partu ( POVASI = Portio / Ontsluiting / Vliezen / Aard VLdeel / Stand VLdeel / Indaling VLdeel)
-> pathologie en bekken evaluatie

  • uitstrijkje

-> cervixcytologie van bevolkingsonderzoek best uitstellen tot na ZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is auscultatie? Waar over geeft dit meer info? Hoe ga je te werk?

A

= beluister van de FHT
= info:
-> al dan niet aanwezig HT
-> kwaliteit
-> een of meerling ZS
-> ligging of indaling

WERKWIJZE :

Eerste palpatie om focuspunt te vinden

-> bij flexie : vind rugzijde
-> bij deflexie : vind thorax
-> bij hoofd ligging: halverwege s-n
-> bij stuitligging : boven navel
-> bij diepere indaling ( plaats daalt ook naar net boven s)

Vroeg = bpm 170
A term = bpm 110 -150
Variabiliteit van 5 - 25 bpm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke instrumenten bestaan er voor auscultatie en wanneer kunnen deze gebruikt worden en kenmerken

A
  • Hoorbuis van Pinard ( 20wk)
    -> goede concentratie en focusplaats nodig
    -> holle zijde abdomen en platte zijde voor oor ( geen handen gebruiken)
  • doptone ( 10-12wk)
    -> werking als microfoon
    -> harttonen worden omgezet in geluid door ultrasonore trillingen
    -> gel op transducer
    -> na plaatsbepaling richting vinden
  • CTG ( cardiotocograaf) of foetale monitor (12wk ( nog geen strook))
    -> registreert FHT en contracties
    -> uitwendig en inwendig mogelijk
    -> 2 cups ( 1 thv fundus = weeen + 1 thv focuspunt = FHT) vastgemaakt op banden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar wordt echografie gebruikt en wat zijn de KCE richtlijnen?

A
  • opvolging groei en evolutie foetus
  • opsporen anatomische afwijkingen (bij 18-22wk -> SEO = structureel echografisch onderzoek alle orgaanstelsels en structuren worden bekeken en opsporen NBD)
  • bij afwijking ouders voorbereiden met belang van echo beperking uitleggen ( NBD 97%, hart 60%)

3 echos ( terugbetaald door RIZIV en uitgevoerd door gyneacoloog)

-> 1 tussen 11 - 13 wk
-> 2 tussen 18 - 22 wk
-> 3 in 3 de tri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe werkt echografie?

A

In transducer zit piezo-elektrisch kristal
-> zet elektriciteit om in geluidsgolven -> structuren kaatsen golven terug andere absorberen ze -> teruggekaatste worden opgevangen door P-kristal -> omgezet in elektrisch signaal -> beelden worden gemaakt en omgezet tot bewegend beeld

20
Q

Wat kan je waarnemen tijdens de eerste echo

A
  • diagnose ZS
  • bepalen ZS duur door CRL
  • waarneming zwangerschapsring ( 4.5-5 wk)
  • waarneming dooierzak ( 5.5wk ( ZSring = 1cm) ( geen? Afwijkend verloop)
  • embryonale hartactiviteit ( 5.5wk via vaginale) ( geen bij CRL 5mm? Slecht)
  • lokalisatie ZS (intra of extra uterien)
  • Nuchal translucency ( verdikte nekplooi = laagje onderhuids lymfevocht tussen 10-16wk grens = 3.5mm)
21
Q

Wat kan je waarnemen bij echo 2 en 3

A
  • groei foetus
  • tot 12 wk CRL ( daarna niet betrouwbaar dan combo 3 andere metingen en vergelijken standaard groeicurve)
    -> BPD = biparietale diameter + HC ( hoofdomtrek)
    -> AC = abdominale omtrek ( doorsnede in vlak waar 2 ribben, ductus venous en maag zichtbaar zijn)
    -> FL = femurlengte ( doorsnede waar femur kleine hoek maakt met transducer ( kop en dis tale femurcondylen niet)
  • foetaal gewicht wordt geschat en GG geschat
  • placenta lokalisatie
  • navelstreng ( abnormale insertie of afwezigheid vaten)
  • VW ( poly - oliohydramnion)
  • geslacht ( 14-16wk)
22
Q

Wat zijn softmarkers?

A

Onverwachte bevindingen waarvan betekenis niet volledig duidelijk is bij echografisch onderzoek

23
Q

Welke Softmarkers bestaan er?

A
  • SM geassocieerd met niet chromosome afwijkingen ( pyelectasie ( verwijde nierbekken) / korte femur/ 2 navelstrengvenen)
  • SM geassocieerd met chromosome afwijkingen ( echodense hart = TRI 21 / plexus - choroideuscysten = TRI 18)
  • SM geassocieerd met beide ( verdikte nekplooi = TRI 21 / echodense darmen = TRI 21 / milde ventriculamegalie ( vergrote ventrikels = 21)

Bij meer dan 1 SM = > GUO ( =geavanceerd ultrageluidsonderzoek)

24
Q

Wat is een GUO meting of Dopplerflowmeting?

A
  • Dopplereffect = bepalen snelheid van bewegend voorwerp

-> meet snelheid RBC = bloed stroomsnelheid
-> foetale hartactie
-> bloedstroom door navelstreng en placenta
-> andere lokale bloedstromen zoals de hersenen

25
Welke laboonderzoeken worden aangeraden?
1 ste consult = bloed analyse en infectiescreening 2 de tri ( begin) = urinestaal (asympt bacterurie) 24-28wk = indien geen vroege ZS diabetes => glucose challenge test 3 de tri ( 32wk) = bloedafname ( 2 de screening anemie) 35-37 wk = vaginale en rectale staal afname voor GBS
26
Wat wordt gecheckt in standaard bloedanalyse volgens KCE richtlijnen?
- Anemie ( Hb / MCV,MCH,MCHC) - bloedgroep en rhesusfactoren - IEA ( = irreguliere erytrocyten antistoffen) - infectiescreening ( HepB, HIV, Ru, Syf, Vari, Toxo, CMV) - nuchtere glycemic ( 6-20wk) MCV = Mean Corpuscular Volume = grootte RBC ( hoge waarde = bloedarmoede + B12 - DEF , te laag = IDEM + Fe-DEF) MHC = Mean Corpuscular Hemoglobin = hoeveelheid O2 vervoerd door Hb in RBC MCHC = Mean Corpuscular Hemoglobin Concentration = Hb conc in RBC
27
Wat is verschil tussen reguliere antistoffen en niet-reguliere antistoffen
Reg = van nature voorkomende antistoffen ( anti-A en anti-B) = zorgt ervoor dat niet iedereen bloed kan ontvangen van ander Irreg = alle andere behalve ( anti-A en B) = gevormd wanneer in contact met iemand anders bloed
28
Wat is rhesusantagonisme? Hoe verloopt vervolg?
Haemolyse bij foetus in 2 de ZS na gemengde rhesusfactoren in eerste ZS Moeder met Rhesus - -> IEA controle Dan rond 20-30wk : indirecte coombstest ( controle bij moeder op antilichamen aanwezig tegen antiD) Bij geboorte : directe coombstest ( controle BG bij baby (navelstreng)
29
Wat zijn antilichamen en welke klassen bestaan er?
Antilichamen zijn eiwitten = gammaglobulines een reactie stof aangemaakt door lymfocyten en elk antigeen specifiek antilichaam IgA= in neus slijmvlies, speeksel en darmvocht IgD IgE = allergieën IgG IgM
30
Hoe werkt de activatie van het immuunsysteem?
1ste reactie : productie IgM START: dag 4 vermindert na dag 7 Vrij snel na contact in bloed = marker van recente infectie en kan wel tot 1 jaar aanwezig blijven 2 de reactie : productie IgG START : dag 6-7 en blijft stijgen tot plateau Geheugen antistoffen meestal heel je leven aanwezig Bij herhaald contact snelle nieuwe aanmaak = bewijs van vroeger contact en kunnen placenta passeren = passieve immunisatie Geen IgG of IgM = nooit contact, geen bescherming IgG + IgM = vroegere infectie + meestal bescherming IgG + IgM laag = recente infectie of lang geleden contact IgG + IgM hoog = reeds doorgemaakte infectie
31
Welke screenings worden aanbevolen door KCE ( hoeveel, wanneer en welke test)
- toxoplasmose - 1 x BEGIN/PRE - preventiemaatregelen - cytomegalovirus - 1 x BEGIN/PRE - preventiemaatregelen - hepatitis B - 1 x BEGIN - test op HBAg - interventie postpartum —> uren na P inspuiting met antistoffen + vanaf 8 wk vaccin schema + na 1 maand laatste vaccin test <— - Humaan immunodeficiency virus - 1 x BEGIN - ELISA screeningtest - opvolg speciaal centrum - rubella - 1 x BEGIN - test op IgG - vermijden personen met huiduitslag en vaccin postpartum - syfilis - 1 x BEGIN - Treponematest - behandeling voor moeder en kind - varicella ( waterpokken) - 1 x BEGIN - test op IgG - vermijden personen met varicella - asymptomatische bacterurie - 1 x BEGIN 2de tri - leukocyturie en midstreamkweek - effectieve behandeling - GBS (groep B streptococcen) - 35-37wk - vaginale en rectale kweek ( er zijn uitzonderingen)
32
Wanneer wordt getest op GBS ( Groep B streptococcen) + wat bij positief + wat zijn de gevaren en hoe gebeurt de overdracht naar baby?
Standaard bij 35-37 weken wordt een vaginale en rectale kweek gedaan tenzij vorige baby al invasieve GBS infectie heeft meegemaakt of GBS- bacteriurie is vastgesteld POSITIEF ( of bij bovenstaande gevallen of bij preterm of langdurig gebroken vliezen ( >18u) of koorts: —> Preventieve toediening IV penicilline tijdens arbeid OVERDRACHT = 15-30% draagt bacteriën in vagina en overdracht gebeurt tijdens bevalling ( = EARLY ONSET GBS) ( transmissie kans = 50%) of tot 3 maanden door verzorger ( = LATE ONSET GBS) Risico op neonatale mortaliteit ( 15-20%) en oorzaak van 70% van bacteriële hersenvliesontstekingen)
33
Welke niet routinematige screenings worden gedaan en in welke situaties?
- CHLAMYDIA ( bij voorgeschiedenis SOAs) - HEP C ( intraveneus drug gebruik, gevangenen, tattoos en piercings door non-prof) - HERPES SIMPLEX - HERHAALDE TEST TOXO en CMV
34
Wat is ZS diabetes en wat is de aanbeveling voor screening
ZS hormonen belasten alvleesklier hierdoor meer insuline nodig ( maar ZS hormonen zorgen ook voor meer insuline resistency) -> gevolg BBS te hoog bij 1 op 20 VROEGE ZS DIABETES = bij vrouwen met nuchtere plasma glucose ( 95-125 mg/dl) voor 20wk Vrouwen obesitas of met voorgeschiedenis => 75g OGTT test tussen 6-20wk Vrouwen zonder vroege ZS diabetes of nog niet gescreend => 2 staps screening tussen 24- 28wk ( 50g GCT + 75g OGTT)
35
Hoe verloopt OGTT en GCT ? Wat zijn de grenswaarden?
OGTT Orale Glucose Tolerantie Test : -> 6-20wk ( NUCHTER >= 95 / 1u >= 191 / 2u >= 162 mg/dl -> 24-28wk (NUCHTER >= 92 / 1u >= 180 / 2u >= 153 mg/dl GCT Glucose challenge test ( zwangere niet nuchter) = -> 50 g glucose opgelost in 0.3l water opdrinken over 5 min -> glycemic controle na 1 uur (boven 130mg/dl = diagnose)
36
Wie heeft verhoogde kans op ZS diabetes?
- eerder ZSD - eerder baby GG > 4000g - overgewicht - familie met type 2 diabetes - hoog cholesterol of bloedsuiker
37
Wanneer wordt vit D supplement aanbevolen bij zwangere vrouwen? Wat zijn adviezen? Welke rol heeft vit D?
- vrouwen die om culturele of andere redenen zelden aan zonlicht blootstellen - vrouwen met donkere huid - veggie / vegans ROL? - immuniteit - calcium opname - te kort = foetale morbiditeit ADVIES: - wandel buiten - voeding ( noten, eieren, vette vis, volle melk)
38
Wanneer wordt een ZS ingeleid ?
Wk 41
39
Wat is prenatale diagnostiek? Welke screening en bestaan er?
= het tijdig opsporen van prenatale afwijkingen PRENATALE SCREENING ( gezocht naar aanwijzingen) - via echo - via NIPT INVASIEVE PRENATALE DIAGNOSTIEK ( voor zekerheid bij verhoogd risico) - Chorionvillus biopsie ( vlokkentest) - amniocentese ( vruchtwaterpunctie) - navelstrengpunctie
40
Hoe wordt echografie gebruikt voor prenatale diagnostiek?
Bij 18- 22 wk al veel structurele afwijkingen zichtbaar ( soms al bij 12-14 weken al ( thv schedel)) - NT meting ( 11-14wk) boven 3.5mm is marker voor chromosoomafwijking ( 21, 13 ( pataus) , 18 ( Edward))
41
Wat gebeurt er bij de NIPT test?
Dit is een onderzoek die het foetaal vrij DNA test in de bloedbaan van de moeder ( vanaf 12 wk) om zo chromosomen afwijkingen te kunnen opsporen ( en bloedgroep van de baby) -> 99% gevoeligheid -> resultaat na 7 dagen -> terugbetaling door RIZIV sinds 2017 -> belangrijk dat positief niet uitsluitend is -> advies ter opvolging is een invasieve test
42
Hoe gebeurt de chorionvillus biopsie ( vlokkentest): Wat kan opgespoord worden? Discomfort en risico?
= chromosaal onderzoek op chorionweefsel ( tussen 11- 13 wk) - chromosale afwijkingen - aantal stofwisselingsziekten - aantal genetische afwijkingen - NIET NBD STAPPEN: 1. Bepaling placentaligging via echo 2.1 Transcervicaal : via vagina fijn staafje tot uterus en afname chorionvilli 2.2 Transabdominaal : naald door buikwand tot placenta en staal wordt geaspireerd via spuit Menstruatie pijn of licht bloedverlies in 1ste 24 uur Resultaat in 5d - 3wk Kans op miskraam = 0.5%
43
Hoe gebeurt amniocentese ( vruchtwaterpunctie)? Opsporen? Werkwijze? Ongemak en risico?
- onderzoek gebeurt op cellen afkomstig van huid/slijmvliezen - tussen 15-17wk Opsporen van : - chromosale afwijk - NBD - aantal SWZ - aantal genetische afwijkingen STAPPEN 1. Eerst echografisch onderzoek 2. Onder echo geleide naald door buikwand ( aspiratie 20ml) 2 dagen menstruatieklachten en pijnlijke prikplek Resultaat = 5 dagen Kans op miskraam (0.3-0.5)
44
Wanneer gebeurt navelstrengpunctie? Risico’s?
Bij Rhesusproblematiek of vermoeden ernstige anemie baby Vanaf 20-22wk Risico = 1-2% miskraam
45
Welke 3 factoren bepalen het geven van een vaccin aan zwangere moeder? Welke worden sterk afgeraden en welke worden aanbevolen?
1) kans op contact 2) risico’s moeder of foetus bij ziekte 3) risico’s voor foetus bij vaccin AFGERADEN: mazelen, bof, rubella, gele koorts, buiktyfus, varicella + wacht met ZS tot 1 maand nadien AANBEVOLEN: influenza ( griep) en pertussis ( kinkhoest)
46
Welk effect heeft griep op moeder en foetus? wanneer? Eventuele bijwerkingen?
Moeder: lage weerstand en verhoogd risico op complicaties Foetus : laag GG en prematuur of miskraam ( bij infectie moeder) - Vanaf 2 de trimester ( 14wk) en jaarlijks in October ( baby beschermd tot 1 maand na geboorte pas vaccin na 6 maand) - lokale pijn, roodheid of zwelling en lichte koorts
47
Wat zijn de aanbevelingen rond kinkhoest?
- heel gevaarlijk voor jonge baby’s ADVIES: baby’s 1 ste vaccin op 8 wk en pas beschermd op 16wk dus: - vrouw tijdens ZS (24-28wk) kan antistoffen doorgegeven aan baby tot eigen vaccinatie - cocoonvaccinatie : voor alle volwassen in baby’s omgeving een eenmalige herhalingsinenting ( blijft maar 5-10j) paar weken voor bevalling - in België zit in combo vaccin ( boostrix: difterie, tetanus en pertussis)