H21: Ongelijkheid en herverdeling Flashcards

1
Q

John Rawls

A

schreef ‘A theory of justice’ waarin hij the veil of ignorance omschreef. Dit is een geachte experiment: Stel dat je je positie in de samenleving niet weet en je moet kiezen tussen een gelijke en ongelijke samenleving. Wat kies je?Waarschijnlijk niet onze samenleving, maar bijvoorbeeld een uitgebreidde versie van Zwitserland of Denemarken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gelijkheid en allocatie efficiëntie

A

reminder: allocatieve efficiëntie = allocatieve efficiëntie of het Pareto-criterium is de allocatie van middelen op zo’n wijze dat niemand in een groep erop vooruitgaat zonder dat een andere in die groep erop achteruitgaat.

Ongelijkheid => minder scholing => verspilling talent => PMC (productiemogelijkhedengrens) ↓
Ongelijkheid => armoede => criminaliteit & conflict => PMC ↓

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ongelijkheid en politiek (Piketty)

A

vermogensongelijkheid leidt tot accumulatie en vormig van elites, dit kan de democratie bedreigen?.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

inspanningen

A

factoren waar een individu verantwoordelijk voor gehouden wordt. (rechtvaardig)
vb: de inspanning om ‘s nachts te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

omstandigheden

A

factoren waar een individu niet verantwoordelijk voor gehouden wordt. (onrechtvaardig)
vb: gender, afkomst, geaardheid

zie verder; soms wel rechtvaardig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

intergenerationele inkomensongelijkheid

A

De mate waarin de inkomenspositie binnen de inkomensverdeling verandert van generatie tot generatie.
vb: laag in VS, hoog in Zweden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

compenserende loonverschillen

A

Soms moet loon er voor zorgen dat ook lastige minder attractieve jobs worden ingevuld:

  • Onaangenaam werk (vuilnisophalen)
  • Gevaarlijk werk (dakwerker)
  • Ploegenwerk
  • Nachtwerk
  • Werk met stress / verantwoordelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschillen in werkplaats als reden voor inkomenongelijkheid

A

Waarom verdient een glazenwasser meer een grote stad dan op het platteland? Omdat het duurder is om te leven in een grote stad. (= rechtvaardige omstandigheid)

  • huisprijzen
  • prijzen voor goederen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

menselijk kapitaal als reden voor inkomenongelijkheid

A

Bepaalde jobs vragen veel tot zeer veel menselijk kapitaal:

  • scholing en opleiding
  • specifieke talenten
  • specifieke ervaring
  • vraagt investeringen in menselijk kapitaal (dure en lange opleiding of bijscholing)
  • dus hoger loon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

superstar economics

A

In veel beroepen verdienen toppers uitzonderlijk veel (Topsporters, CEO’s, topacteurs). Dit komt door de omvang van de markt en door technologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

discriminatie in bedrijven: effect op korte en lange termijn

A

KT:
Omdat A enkel mensen met paarse ogen wilt zal hij het loon moeten verhogen .
Omdat B iedereen aanvaart zal het loon dalen.

LT:
omdat de mensen met paarse ogen die bij B zitten zien dat ze meer kunnen verdienen bij A zullen ze naar daar verhuizen wat de aanbod bij A doet stijgen waardoor de werkgever een lager loon kan veroorloven.
Omdat alle mensen met paarse ogen vertrekken bij B zal het loon daar terug stijgen.

Conclusie:
geen loonverschil, maar wel structueel verschil in samenstelling: segregatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Statistische discriminatie

A

= discrimiantie zonder vooroordeel, maar gebaseerd op statistieken.
vb: jonge vrouwen (zwangerschappen), voetballers (blessures)

Maar, dit is dikwiijls een rationalisatie van vooroordelen, daarom ook bij wet verboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

herverdeling/distributie door overheid

A

inkomensverdeling bijsturen door:

  • belastingsysteem
  • sociale zekerhei
  • collectieve voorzieningen
  • wetgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

soorten inkomensverdeling

A
  • primaire (door de markt)
  • secundaire (na belatingen en sociale zekerheid)
  • teriaire (na collectieve voorzieningen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verschillende vormen van ongelijkheid

A
  • ongelijke toegang tot bepaalde diensten
  • inkomensongelijkheid
  • vermogensongelijkheid (aandelen, vastgoed, obligaties …)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Branco Milanovic ( olifantengrafiek)

A

econoom die de verandering in reel inkomen tussen 1988 en 2008 voorstelde bij verschillende percentielen van de globale inkomensdistributie. (olifantengrafiek).

Y-as: bevolking geordend van arm naar rijk
X-as: inkomensstijging in procenten

17
Q

inkomensverdeling berekenen (2 methodes)

A
  1. eenvoudige methode
    deel iedereen op in eenvoudige inkomensklasses, toon % van de bevolking per inkomensklasse
  2. percentielenmethode
    sorteer mensen van arm naar rijk, vergelijk aandeel in totaal inkomen
    zie ook nog dias 19 - verder
18
Q

Lorenzcurve

A

projecteerd cumulatieve inkomenspercentielen op cumulatief percentage van het inkomen.

19
Q

lorenzcurve en gini-coëfficiënt

A

De Gini-coëfficiënt is een maatstaf voor ongelikheid, hoe hoger hoe ongelijker. (tussen 0 en 1)
= A/(A+B)

20
Q

voorbeeld lorenz en gini coëfficiënt

A

situatie: 4 mensen
1. A: inkomen = 50 % = 5 cumulatief % = 5
2. B: inkomen = 150 % = 15 cumulatief % = 20
3. C: inkomen = 300 % = 30 cumulatief % = 50
4. D: inkomen = 500 % = 50 cumulatief % = 100

Herverdeling:
D en C betalen 50 en 25, A en B ontvangen 75 en 50

zie ook dia 32!!!

gini = som van alle verschillen/2*aantal mensen * totaal inkomen

in dit geval: som van verschillen = 3000
n = 4
Y (totaal inkomen) = 1000

dus gini = 3000/8000 = 0.375

21
Q

gini 2003 vs 2013

A

van 68,7 naar 64,9

22
Q

problemen met meting van ongelijkheid

A

Gebaseerd op fiscale aangiften:

  • Werkelijk inkomen kan afwijken
  • Ongelijkheid van werkenden (=bevolking?)

Momentopname van dynamisch fenomeen:

  • Jongeren met laag inkomen
  • Ouderen met hoog inkomen
  • Oplossing: studies van Pickety; Branko Milanovic’s olifant grafiek

Gelijkheid van kansen vs. gelijkheid van uitkomsten:

  • Absolute gelijkheid wenselijk?
  • Te weinig inkomensspreiding kan inzet verminderen
  • Ongelijkheid en rechtvaardigheid
23
Q

directe en indirecte belastingen om ongelijkheid tegen te gaan

A

direct: progressief belastingsysteem
- principe: de sterktste schouders dragen de zwaarste last
- hogere belastingen naarmate inkomen hoger is

indirect:
- lagere tarieven voor noodzakelijke goederen
- vb: hogere tarieven op luxgoederen

(flat tax = iedereen gelijk)

24
Q

sociale zekerheid om ongelijkheid tegen te gaan

A
  • kinderbijslag, ziekteverzekering, werkloosheidverzekering, pensioenen …
  • herverdeelt horizontaal: tussen mensen met hetzelfde inkomen
  • herverdeelt verticaal: tussen mensen met verschillend inkomen (maar: mattheüseffect)
25
Q

mattheüseffect

A

sociologische vakterm voor het rijker worden van de rijken en het armer worden van de armen. Middenklasse plukt meer vruchten dan de armen.

26
Q

collectieve voorziening van goederen en diensten om ongelijkheid tegen te gaan

A

Overheid zal het type goederen collectief voorzien dat door mensen met een laag inkomen hoger wordt gewaardeerd dan door mensen met een hoog inkomen (vb: huisvesting, studiebeurzen …)

27
Q

ex ante en ex post maatregelen

A

ex ante = Maatregel genomen voordat de markt werkt
vb: universele toegang tot onderwijs: door mensen op te leggen tot een bepaalde leeftijd naar school te gaan,
wordt de ongelijkheid in de arbeidsmarkt tegengegaan

ex post = Maatregel die de overheid neemt nadat de marktwerking heeft plaatsgevonden
vb: een stelsel van progressieve belastingen: door de werking van de markt wordt een ongelijkheid
gerealiseerd, die achteraf gecorrigeerd wordt door de belastingen

28
Q

absolute armoedemeting

A
  • Bepaald op basis van minimale hoeveelheid inkomen nodig om te voorzien in fysieke basisbehoeften zoals
    voeding, onderdak, kledij
  • onafhankelijk van plaats en tijd
  • moeilijk vol te houden (vb behoeften hangen af van klimaat)
29
Q

Relatieve armoedegrens

A
  • Armoede gedefinieerd als percentage van het mediaaninkomen in een land
    = armoederisicodrempel
30
Q

Deprivatie-index

A
  • Armoede als het niet kunnen deelnemen aan aantal activiteiten
  • Ernstige materiële deprivatie als men minstens 4 van de 9 activiteiten missen
  1. huur of courante rekeningen betalen
  2. hun woning degelijk verwarmen
  3. onverwahte uitgaven doen
  4. om de twee dagen vlees, vis of een prteïnerijk alternatief te kunnen eten
  5. een week vakantie per jaar te nemen buiten huis
  6. zich een eigen wagen aan te schaffen
  7. zich een wasmachine aan te schaffen
  8. zich een kleurentv aan te schaffen
  9. zich een telefoon aan te schaffen

zie ook dias einde