H3B frans woordjes hfst.2 AB Flashcards
(100 cards)
1
Q
commencer
A
beginnen
2
Q
beginnen
A
commencer
3
Q
passer
A
doorbrengen
4
Q
doorbrengen
A
passer
5
Q
avoir l’air
A
eruit zien
6
Q
eruit zien
A
avoir l’air
7
Q
avoir le temps (de)
A
tijd hebben (om)
8
Q
avoir envie (de)
A
zin hebben (om)
9
Q
tijd hebben (om)
A
avoir le temps (de)
10
Q
zin hebben (om)
A
avoir envie (de)
11
Q
se reposer
A
uitrusten
12
Q
uitrusten
A
se reposer
13
Q
se retrouver
A
elkaar treffen
14
Q
elkaar treffen
A
se retrouver
15
Q
je me lève
A
ik sta op
16
Q
ik sta op
A
je me lève
17
Q
jouer à la console
A
gamen
18
Q
gamen
A
jouer à la console
19
Q
discuter
A
kletsen
20
Q
kletsen
A
discuter
21
Q
rigoler
A
lachen
22
Q
lachen
A
rigoler
23
Q
appeler
A
bellen
24
Q
bellen
A
appeler
25
faire les magasins
winkelen
26
winkelen
faire les magasins
27
faire du sport
sporten
28
sporten
faire du sport
29
faire la grasse manitée
uitslapen
30
uitslapen
faire la grasse manitée
31
je pourrai
ik zal kunnen
32
ik zal kunnen
je pourrai
33
l' entrée
de ingang
34
de ingang
l'entrée
35
le cours
de les
36
de les
le cours
37
l'épisode
de aflevering
38
de aflevering
l'épisode
39
jusqu'a
tot
40
tot
jusqu'a
41
chez moi
bij mij
42
bij mij
chez moi
43
plutôt
nogal
44
nogal
plutôt
45
tard
laat
46
laat
tard
47
tôt
vroeg
48
vroeg
tôt
49
déjà
al
50
al
déjà
51
dur
hard, moeilijk
52
hard, moeilijk
dur
53
mort(e)
dood
54
dood
mort(e)
55
fatigué
moe
56
moe
fatigué
57
prochain(e)
volgende
58
volgende
prochain(e)
59
c'était
het was
60
het was
c'était
61
le début
het begin
62
het begin
le début
63
la vie
het leven
64
het leven
la vie
65
l'argent
het geld
66
het geld
l'argent
67
le temps libre
de vrije tijd
68
de vrije tijd
le temps libre
69
la fois
de keer
70
de keer
la fois
71
le jeu
het spel
72
het spel
le jeu
73
le magazine
het tijdschrift
74
het tijdschrift
le magazine
75
selon
volgens
76
volgens
selon
77
aider
helpen
78
helpen
aider
79
réfléchir
nadenken
80
nadenken
réfléchir
81
lire
lezen
82
lezen
lire
83
haut(e)
hoog
84
hoog
haut(e)
85
chaque
ieder
86
ieder
chaque
87
comme
als, zoals
88
als, zoals
comme
89
parfois
soms
90
soms
parfois
91
en plus
bovendien
92
bovendien
en plus
93
l'écran
het scherm
94
l'avis
de mening
95
le champion
de kampioen
96
l'entertainement
de training
97
il faut
je moet
98
j'avais
ik had
99
connaitre
kennen
100
même
zelfs