H3B geschiedenis hfst1 begrippen Flashcards

(34 cards)

1
Q

la belle époque

A

(het mooie tijdperk) de periode van omstreeks 1890 tot 1914

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

tijd van de wereldoorlogen

A

negende tijdvak (1900-1950)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tijdzone

A

gebied met dezelfde tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vooruitgangsgeloof

A

idee dat het leven steeds beter wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

centralen

A

Duitsland, Oostenrijk en hun bondgenoten in de Eerste Wereldoorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geallieerden

A

(bondgenoten) in de twee wereldoorlogen de VS, Groot-Brittanië, Frankrijk en Rusland/Sovjet-Unie met hun bondgenoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

loopgraaf

A

uitgegraven gang waarin soldaten zich beschermen tegen de vijand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

militarisme

A

verheerlijking van alles wat met het leger te maken heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mobilisatie

A

gevechtsklaar maken van het leger voor de oorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tweefrontenoorlog

A

oorlog waarbij in twee gebieden tegelijk gevochten wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wapenwedloop

A

race om de sterkste bewapening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wereldoorlog

A

oorlog waaraan veel volken in een groot deel van de wereld meedoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bolsjewiek

A

communist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

concentratiekamp

A

gevangenkamp voor tegenstanders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bureaucratie

A

bestuur met veel ambtenaren en regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

communist

A

radicale socialist, aanhanger van Lenin

17
Q

dictatuur

A

(staat met een) alleenheerschappij

18
Q

eenpartijstaat

A

staat met één partij die alle macht heeft

19
Q

geheime dienst

A

overheidsdienst die in het geheim de staatsveiliheid bewaakt.

20
Q

Rode Leger

A

leger van communistisch Rusland

21
Q

sovjet

A

(raad) groep mensen die iets bestuurt

22
Q

etnische zuivering

A

acties om etnische groepen in een gebied in aantal te verminderen

23
Q

mandaatgebied

A

gebied dat in opdracht van de Volkenbond door een geallieerde staat werd bestuurd

24
Q

Volkenbond

A

in 1919 opgerichte volkerenorganisatie

25
Vrede van Versailles
vredesverdrag tussen geallieerden en Duitsland (1919)
26
zelfbeschikkingsrecht
recht van een volk om zelf te bepalen bij welke staat zijn gebied hoort en hoe deze staat bestuurd wordt.
27
abstracte kunst
kunst waarvan je niet kunt zien wat het voorstelt
28
deporteren
wegvoeren
29
figuratieve kunst
kunst waarvan je kunt zien wat het voorstelt
30
kunstnijverheid
(toegepaste kunst) vormgeving van gebruiksvoorwerpen en bouwwerken
31
neutraal
onpartijdig
32
op de bon
als mensen een bon moeten hebben om iets te mogen kopen
33
schaartse
als er heel weinig is van iets
34
zwarte markt
plek waar verboden handel plaatsvindt