H5.3: Klinische criteria voor diagnose en stadiumbepaling Flashcards
(38 cards)
1
Q
TNM
A
- Tumor: lokale stadium van de primaire tumor
- Nodes: lymfekliermetastasen
- Metastasis: wel/geen metastasen op afstand
2
Q
maag-darm systeem opbouw
A
- mucosa
- submucosa
- muscularis propria
- serosa
3
Q
T1
A
intramucosaal
4
Q
T4
A
doorgroei in andere organen
5
Q
T2
A
in de muscularis propria
6
Q
T3
A
DOOR de muscularis propria heen
7
Q
N0
A
geen lymfekliermetastasen
8
Q
N3
A
heel veel lymfekliermetastasen
9
Q
stageren types
A
- klinisch: (cTNM)
= middels onderzoek voor de start van de behandeling
= waar kijken we eigenlijk naar en wat kunnen we doen? - pathologisch stageren (pTNM)
= het verwijderde orgaan ligt met meegenomen lymfeklieren onder de microscoop
= klopt het stadium vtv met het stadium nu?
10
Q
stadium bepaalt …
A
- behandeling
- prognose
- tumoren in zelfde stadium => vergelijkbare prognose en behandeling
- tumorstadia gebruikt: 1 taal te spreken bij overleg en wetenschap
11
Q
radiotherapie
A
lokale behandeling die in curatieve setting er altijd op is gericht om de kanker kleiner te maken
12
Q
welke opties zijn er?
A
- LO
- biopt (endo, echo- of CT geleid)
- endoscopie (endo-echo)
- radiologisch/nucleair geneeskundig onderzoek (rö-foto, CT, MRI, US, PET)
13
Q
waarvoor is PET-CT?
A
- uitzaaiingen
- lymfeklieren
14
Q
klier van virchow
A
lymfeklier in de hals
15
Q
wanneer zie je klier van virchow heel duidelijk?
A
- slokdarmkanker bij meta op afstand
- maagkanker bij meta op afstand
16
Q
sister mary joseph nodule
A
peritoneale metastase: navel
17
Q
waarvoor wordt echo vaak gebruikt
A
- oksel
- hals
- liezen
18
Q
waarvoor wordt CT vaak gebruikt?
A
- primaire tumor
- locoregionaal
- metastasen op afstand
19
Q
PET-CT
A
- locoregionaal
- metastasen op afstand
- hoge sensitiviteit
- lage specificiteit
- veel fout positief
- cave overstagering en overbehandeling
20
Q
MRI
A
- gedetailleerde opnames
- duurt langer
- niet alle organen even geschikt
21
Q
nucleair onderzoek
A
- stoffen die gelabeld kunnen worden en zich aan specifieke cellen binden of daardoor worden opgenomen
- bv: total body scan na radio actief jodium (schildkliercarcinoom)
22
Q
waarop letten bij T?
A
- grootte
- uitgebreidheid binnen het orgaan van origine
- ingroei in omliggend weefsel
23
Q
Tx
A
tumor onvindbaar
24
Q
T0
A
unknown primary
25
Tis
carcinoma in situ
26
carcinoma in situ
nog niet door basaalmembraan
27
Nx
niet met zekerheid vast te stellen
28
N0
geen aangedane lymfeklieren
29
waar let je op bij N
- omvang
- aantal
- locatie
- hoe hoger, hoe uitgebreider de lymfogene verspreiding
30
N1
micrometastase of 1-3 positieve nodes
31
N2
4-9 positieve nodes
32
N3
>10 positieve nodes
33
stage grouping
gebaseerd op TNM
- stadium 0 = carcinoma in situ
- stadium I = kleine carcinomen
- stadium II = doorgroei in orgaan van origine, geen meta, deen doorgroei in omliggend weefsel
- stadium III = lymfeklier metastase
- stadium IV = metastasen op afstand
34
andere factoren
- celdifferentiatie
- celtype
- locatie
- tumormarkers
35
cTNM
klinisch stadium
36
pTNM
pathologisch stadium
37
ypTNM
pathologisch stadium na voorbehandeling
38