H6 Flashcards
(81 cards)
1
Q
Een klacht
A
Une plainte
2
Q
Het loket
A
Le guichet
3
Q
Van mond tot mond reklame
A
Le bouche-à-oreille
4
Q
Een verwachting
A
Une attente
5
Q
De klantenbinding
A
La fidélisation du client
6
Q
Een technisch voorval
A
Un incident technique
7
Q
Een aansluiting
A
Une correspondance
8
Q
Het ongemak
A
Le désagrément
9
Q
Een vergetelheid
A
Un oubli
10
Q
Een staking
A
Un grève
11
Q
De beschikbaarheid
A
La disponibilité
12
Q
Het oogcontact
A
Le contact visuel
13
Q
De gebaren (de houding)
A
La gestuelle
14
Q
De reactie, de terugslag
A
Le contrecoup
15
Q
Een kruidenthee
A
Une tisane
16
Q
Een waterkoker
A
Une bouilloire électrique
17
Q
Een fluitend geluid
A
Un sifflement
18
Q
Een automaat
A
Un distributeur
19
Q
Een rustgevende slaap
A
Un sommeil réparateur
20
Q
Een dekbed.
A
Une couette
21
Q
Het tapijt
A
La moquette
22
Q
Bewegwijzering
A
La signalétique
23
Q
Verhuur
A
La location
24
Q
De inrichting
A
L’aménagement
25
Een teken, uithangbord
Une enseigne
26
Gekurkte wijn
Un vin bouchonné
27
Een forel
Une truite
28
Een tocht
Un courant d’air
29
Geluidsisolatie / geluidsdichtheid
L’insonorisation
30
De vriendelijkheid
L’amabilité
31
Het web
La toile
32
Een zeurpiet
Un râleur
33
Gemopper, klacht
Une bougonnerie
34
Een aanval
Une attaque
35
De keel
La gorge
36
De huid
La peau
37
De ergernis
L’exaspération
38
Passend
Approprié
39
Slecht behandeld, mishandeld
Maltraité
40
Lonend
Payant
41
Aangeklaagd, beschuldigd
Incriminé
42
gehaast
Pressé
43
Ontwapenend
Désarmant
44
Vervelend, hinderlijk
Malencontreux
45
Slecht gehumeurd zijn
Mal luné
46
Helder, duidelijk
Net
47
Feilloos
Impeccable
48
Traag
Lent
49
Lauw
Tiède
50
Vies
Dégoûtant
51
Schandalig
Honteux
52
Onhandig
Maladroit
53
Graag
Volontiers
54
Bijgelovig
Superstitieux
55
Beschamend
Embarrassant
56
Chagrijnig
Grincheux
57
Verspreiden
Propager
58
Missen
Rater, manquer
59
Schadeloos stellen
Dédommager, le dédommagement
60
Zich opwinden, opvliegen
S’emporter
61
Zich rechtvaardigen
Se justifier
62
Zich ontdoen van iets of iemand
Se débarrasser de qqn ou qqc.
63
Iemand kleineren
Rabaisser
64
Toekennen
Attribuer
65
tot eer strekken
Honorer
66
Oplossen
Résoudre
67
Afleiden
Déduire
68
Krioelen, overvloedig aanwezig
Pulluler
69
Iets verhinderen, afstoppen
Contrer qqc.
70
Beginnen
Entamer / commencer
71
het stilzwijgen bewaren,
Garder le silence
72
Stil blijven
Rester silencieux
73
Iets overtreffen, verdergaan
Aller au-delà de
74
Naast iets grijpen
Passer à côté de qqc.
75
Met het hoofd in de wolken
Avoir la tête dans les nuages
76
In bezit nemen
Prendre possession de
77
Luisterbereid zijn
Être à l’écoute de
78
Spijt hebben
Être navré
je regrette, je suis désolé
79
Onmiddellijk
immédiatement
80
Er een erezaak van maken
Mettre un point
d’honneur à
81
Met het verkeerde been uit bed stappen
Se lever du mauvais pied
