H8 Flashcards

(52 cards)

1
Q

Het vrijwilligerswerk

A

Le bénévolat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De betaalterminal

A

Le terminal de paiement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het betaalbewijs

A

Le reçu de paiement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De kluis

A

Le coffre-fort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De wasserij

A

La blanchisserie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De verblijfstaks

A

La taxe de séjour

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een voorschot

A

Une avance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een tegoedbon

A

Un avoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een overlijden

A

Un décès

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De boekhouding

A

La comptabilité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een printscreen

A

Une capture d’écran

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een schatting, bij benadering

A

Une approximation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een derde

A

Un tiers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een vierde

A

Un quart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De helft

A

La moitié

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een overnachting

A

Une nuitée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een luidspreker, een box

A

Une enceinte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De verleende dienst

A

Une prestation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De ingebrekestelling

A

La mise en demeure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Een ontvangstbewijs

A

Un accusé de réception

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Kort herhalen of overlopen

22
Q

Opstellen,opmaken

23
Q

Invoegen, integreren

24
Q

Omdraaien, omkeren

25
Vergissen is menselijk
L’erreur est humaine
26
Verschuldigd zijn
Être dû
27
Spijt hebben
Être confus
28
Het is duur
C’est cher.
29
Dat is niet goedkoop
Ce n’est pas donné
30
Het is kostelijk.
C’est coûteux, onéreux
31
Het is buitensporig, overdreven
C’est exorbitant
32
De prijzen schieten de lucht in
Les prix flambent
33
Het is goedkoop (beter koop)
C’est bon marché (c’est meilleur marché)
34
Het kost 2 keer niets
Ça coûte trois fois rien
35
Het is betaalbaar
C’est abordable
36
Een voordeeltarief
Une offre promotionnelle - une promo
37
Alles is aan min 50%
Tout est à moins 50%
38
Een korting
Une réduction
39
Een (creditcard) betaalbewijsje geven aan de klant
Remettre une facturette / un reçu au client
40
Een pincode intoetsen
Composer / saisir un code
41
Bevestigen, bekrachtigen
Valider
42
Het saldo
Le solde
43
De nalatigheidsintresten
Les intérêts moratoires
44
Een voucher
Un bon d’échange
45
De betalingsvoorwaarden
Les conditions de paiement
46
De BTW (inbegrepen / niet inbegrepen)
La TVA (incluse / excluse)
47
Alle taksen (BTW) inbegrepen
TTC (toutes taxes comprises)
48
Taksen (BTW) niet inbegrepen
HT (hors taxes)
49
Een prijsbestek, offerte
une offre de prix
50
Een richtprijs
Un prix indicatif
51
Een prijs overeenkomen
Convenir d’un prix
52
Een vriendenprijsje maken
Faire un prix d’ami