H7 Perspectieven op ontwikkeling

Question 1

Ontwikkelingspsychologie

Answer 1

Houdt zich bezig met de veranderingen in gedrag door de tijd heen

Question 2

Longitudinaal onderzoek

Answer 2

Een onderzoeksdesign waarbij een groep individuele mensen wordt bestudeerd over een langere tijd

Positief: veel informatie
Negatief: veel tijd kost het en heel duur

Question 3

Cross-sectioneel onderzoek

Answer 3

Een onderzoeksmethode waarbij verschillende representatieve groepen worden gekozen op één bepaalde eigenschap. Deze groepen ga je vergelijken

Denk aan leeftijd

Positief: niet veel tijd kost het
Negatief: geen causale verbanden te herleiden (confounding variabelen)

Question 4

Confounding variabelen

Answer 4

Factoren die de relatie tussen twee andere variabelen verstoren, waardoor het moeilijker wordt om de werkelijke oorzaak van een effect te identificeren.

Studie over slaap en prestaties kan leeftijd de resultaten beïnvloeden.

Question 5

Sequentieel design

Answer 5

Er worden verschillende groepen over een langere tijd onderzocht

Combinatie van longitudinaal en cross-sectioneel onderzoek

Question 6

Continuïteit

Answer 6

Verandering in ontwikkeling verloopt via een continu proces ipv een aantal aparte fases

Question 7

Stages

Answer 7

Ontwikkeling vindt plaats in verschillende fases met duidelijke grenzen

Elk gedrag in een ander stadium heeft andere onderliggende processen

Question 8

Domein-Generaal Model

Answer 8

Een theorie die bestaat uit een aantal principes die meerdere aspecten van gedrag verklaren

Dezelfde hersenstructuren helpen zowel bij wiskunde als bij taalbegrip

Question 9

Domein-Specifiek Model

Answer 9

Een theorie die zich maar op één aspect (functie) van gedrag richt

Verschillende hersengebieden zijn actief voor taal en wiskunde.

Hierbij wordt vanuit gegaan dat andere aspecten van gedrag andere onderliggende processen hebben en hiervoor hebben zij ook andere theoretische verklaringen nodig

Question 10

Jean Piaget

Equilibration

Answer 10

Een balans tussen onze omgeving en onze mentale structuren die we gebruiken om onze omgeving weer te geven

Een kind past zijn schema voor dieren aan wanneer het leert wat een kat

Question 11

Jean Piaget

Assimilation

Answer 11

Nieuwe ervaringen die in onze huidige cognitieve schema’s passen

Een kind noemt een nieuwe hond “hond” omdat het past in zijn schema.

Question 12

Jean Piaget

Accomodation

Answer 12

Onze cognitieve schema’s die aanpassen door nieuwe informatie. Je past je denkpatroon aan.

Een kind leert dat een kat geen hond is en past zijn schema aan

Question 13

Animisme

Answer 13

De neiging van kleine kinderen om menselijke eigenschappen aan objecten toe te schrijven

Question 14

Reaction of range

Answer 14

het idee dat het genotype (genetisch potentieel) zich uit in het fenotype (uiterlijke kenmerken) binnen een bepaald bereik, afhankelijk van de omgevingsfactoren

Genetisch potentieel voor lengte maar voeding bepaalt de lengte.

Question 15

Epigenetische effecten

Answer 15

Veranderingen in genexpressie die worden beïnvloed door omgevingsfactoren, zonder dat de genetische code zelf verandert

Stress kan genen activeren die ziektes veroorzaken zonder gen veranderen

Question 16

Maturatie

Answer 16

Verwijst naar een proces in de ontwikkeling waarbij het lijkt alsof de omgeving geen invloed uitoefent, alsof het alleen door genen komt

Diepte zien of lopen

Question 17

Persoonlijkheid

Answer 17

De patronen in gedrag die het karakter van iemand liggen

Question 18

Trait (trek)

Answer 18

Een karaktereigenschap van iemand, die consistent aanwezig is

Question 19

Implicit personality theory

Answer 19

Cognitieve schema’s over menselijk gedrag die wij gebruiken om het gedrag van anderen te interpreteren. Dus persoonlijkheidskenmerken automatisch toeschrijven aan anderen

Deze schema’s beinvloeden onze sociale relaties.

Question 20

Biologisch

Temperament

Answer 20

Refereert naar biologische tendensen, zoals emotionaliteit, die verondersteld worden dat ze bepaald zijn door erfelijkheid

Question 21

Cognitief

Sociale perceptie

Answer 21

Een studie naar sociale aspecten van perceptie: hoe zien we andere mensen en hoe zien we onszelf in relatie met anderen?

Question 22

Cognitief

Cognitieve sociale leertheorie

Answer 22

Een theorie, afgeleid van de cognitieve benadering, die beweert dat egdrag geleerd kan worden door het observeren van mensen, en dat gedrag wordt bemiddeld door een cognitief schema

Question 23

Genderrollen

Answer 23

Gedragspatronen die gepast zijn voor een bepaalde sekse

Dit is per cultuur verschillend

Question 24

Biologisch

Androgenen

Answer 24

Mannelijke geslachtshormonen die invloed hebben op de ontwikkeling van mannelijke eigenschappen en functies

Testosteron

Aanwezig? Mannelijke eigenschappen bij foetus
Afwezig? Geen mannelijke eigenschappen bij foetus

Question 25

Gender identity

Answer 25

Het geloof van iemand dat hij een man of vrouw is, hierdoor gedraagt hij/zij zich ernaar

Question 26

Gender schema

Answer 26

Cognitieve weergave die de kennis van culturele normen voor mannelijk of vrouwelijk gedrag organiseert