H9: taal Flashcards

(28 cards)

1
Q

Taal

A

systeem voor symbolen, regels en het combineren van deze symbolen zodat er een oneindig aantal mogelijke betekenissen en boodschappen gegenereerd wort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Psycholinguïstiek

A

Wetenschappelijke studie van psychologische aspecten van taal, zoals begrijpen, produceren & verwerven van taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken van taal

A
  • Communicatief
  • Arbitrair
  • Benoembaarheid
  • Flexibel
  • Benoembaarheid
  • Productief
  • Dynamisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Darwin & postneodarwinisme

A

Taal is een adaptatie en is door natuurlijke selectie ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Chomsky

A

Taal is een exaptatie (neveneffect van ons brein)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Generatieve universele grammatica

A

Grammatica is een aangeboren capaciteit van de mens en deze capaciteit is te lokaliseren in ons brein
(Chomsky)
- Kreeg kritiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Receptieve taal

A

Taalbegrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Expressieve taal

A

Taalproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Inhoud

A

Semantiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vorm

A
  • Fonologie
  • Syntaxis
  • Morfologie
    (grammatica)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gebruik

A

Pragmatiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Semantiek

A

Omvat woordenschat en betekenis van grotere eenheden zoals woordgroepen en zinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Overextentie

A

Woorden met een te ruime betekenis gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderextentie

A

Woorden worden met een te enge betekenis gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neologisme

A

Het kind creëert zelf een nieuw woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fonologie

A

klanksysteem van een taal

17
Q

Syntaxis

18
Q

Morfologie

A

Richt zich op bouwstenen waarop afzonderlijke woorden zijn opgebouwd

19
Q

Pragmatiek

A

Handelen door middel van taal

20
Q

Taalhandelingen

A

Taalgebruikers willen iets bereiken door middel van taal

21
Q

Meertaligheid

A

wanneer er afwisselend meer dan één taal gebruikt wordt om met relevante gesprekspartners te communiceren

22
Q

Simultane of gelijktijdige meertaligheid

A

Wanneer een kind opgroeit in een omgeving waarin vanaf het begin meerdere talen worden gesproken

23
Q

Successieve of opeenvolgende meertaligheid

A

Wanneer een kind pas op latere leeftijd geconfronteerd wordt met een andere taal

24
Q

Basisvoorwaarden voor een goede meertalige ontwikkeling:

A
  • Stevige basis van thuistaal
  • Aangepast taalaanbod in het Nederlands
  • Actieve betrokkenheid van ouders in het schoolse leren
  • Positieve houding ten opzichte van andere talen & culturen
25
Afhankelijksheidshypothese
Beheersen van moedertaal is een voorwaarde voor een goede taalvaardigheid bij de 2de taal
26
Linguïstische relativiteit hypothese
Specifieke taal die we spreken invloed heeft op de manier waarop we denken over de werkelijkheid
27
Linguïstisch relativisme
Taal beïnvloedt cultuur
28
Linguïstisch determinisme
Taal determineert het denken (en zelfs de perceptie)