H9: taal Flashcards

1
Q

Taal

A

systeem voor symbolen, regels en het combineren van deze symbolen zodat er een oneindig aantal mogelijke betekenissen en boodschappen gegenereerd wort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Psycholinguïstiek

A

Wetenschappelijke studie van psychologische aspecten van taal, zoals begrijpen, produceren & verwerven van taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken van taal

A
  • Communicatief
  • Arbitrair
  • Benoembaarheid
  • Flexibel
  • Benoembaarheid
  • Productief
  • Dynamisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Darwin & postneodarwinisme

A

Taal is een adaptatie en is door natuurlijke selectie ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Chomsky

A

Taal is een exaptatie (neveneffect van ons brein)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Generatieve universele grammatica

A

Grammatica is een aangeboren capaciteit van de mens en deze capaciteit is te lokaliseren in ons brein
(Chomsky)
- Kreeg kritiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Receptieve taal

A

Taalbegrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Expressieve taal

A

Taalproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Inhoud

A

Semantiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vorm

A
  • Fonologie
  • Syntaxis
  • Morfologie
    (grammatica)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gebruik

A

Pragmatiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Semantiek

A

Omvat woordenschat en betekenis van grotere eenheden zoals woordgroepen en zinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Overextentie

A

Woorden met een te ruime betekenis gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderextentie

A

Woorden worden met een te enge betekenis gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neologisme

A

Het kind creëert zelf een nieuw woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fonologie

A

klanksysteem van een taal

17
Q

Syntaxis

A

zinsbouw

18
Q

Morfologie

A

Richt zich op bouwstenen waarop afzonderlijke woorden zijn opgebouwd

19
Q

Pragmatiek

A

Handelen door middel van taal

20
Q

Taalhandelingen

A

Taalgebruikers willen iets bereiken door middel van taal

21
Q

Meertaligheid

A

wanneer er afwisselend meer dan één taal gebruikt wordt om met relevante gesprekspartners te communiceren

22
Q

Simultane of gelijktijdige meertaligheid

A

Wanneer een kind opgroeit in een omgeving waarin vanaf het begin meerdere talen worden gesproken

23
Q

Successieve of opeenvolgende meertaligheid

A

Wanneer een kind pas op latere leeftijd geconfronteerd wordt met een andere taal

24
Q

Basisvoorwaarden voor een goede meertalige ontwikkeling:

A
  • Stevige basis van thuistaal
  • Aangepast taalaanbod in het Nederlands
  • Actieve betrokkenheid van ouders in het schoolse leren
  • Positieve houding ten opzichte van andere talen & culturen
25
Q

Afhankelijksheidshypothese

A

Beheersen van moedertaal is een voorwaarde voor een goede taalvaardigheid bij de 2de taal

26
Q

Linguïstische relativiteit hypothese

A

Specifieke taal die we spreken invloed heeft op de manier waarop we denken over de werkelijkheid

27
Q

Linguïstisch relativisme

A

Taal beïnvloedt cultuur

28
Q

Linguïstisch determinisme

A

Taal determineert het denken (en zelfs de perceptie)