H11: leren Flashcards

1
Q

Habituatie

A

Leren om niet te reageren op de herhaalde aanbieding van een stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sensitisatie

A

Leren om steeds sterker te reageren op de herhaalde aanbiedingen van een stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mere exposure effect

A

Aangeleerde voorkeur voor stimuli waar we al eerder aan zijn blootgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leren

A

Duurzame verandering in gedrag dat het gevolg is van gerelateerde omgevingsgebeurtenissen / ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Klassieke conditionering

A

Leren van een stimulus-respons verband waarbij een neutrale stimulus het vermogen krijgt om dezelfde aangeboren reflex op te roepen als een relevante stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

NS

A

Neutrale stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

US / UCS

A

Ongeconditioneerde stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

UR / UCR

A

Ongeconditioneerde respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CS

A

Geconditioneerde stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CR

A

Geconditioneerde respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Appetitieve conditionering

A

Aangenaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aversieve conditionering

A

Onaangenaam (vrees)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geconditioneerde suppressie

A

Gedrag onderdrukken, dingen vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderdrukkingsratio

A

A/(A+B)
= 0 -> volledige suppressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verwerving

A

Aanleren
- zowel contiguïteit als contingentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Contingentie

A

Een maat voor het samengaan van twee gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Contiguïteit

A

Een neutrale stimulus wordt samen met een ongeconditioneerde stimulus aangebode

18
Q

Uitdoving / extinctie

A

CS herhaaldelijk aanbieden zonder US, zorgt dat CR uitdooft

19
Q

Rapid reacquisition

A

Verbanden blijven nog bewaard en komen heel snel terug

20
Q

Spontaneous recovery

A

Na een rustperiode keert de CR terug

21
Q

Reinstatement

A

Per toeval CS aanbieden met US zorgt ervoor dat de volgende keer CR terugkomt

22
Q

Renewal

A

Als je van je angst weg wil geraken moet je naar de context gaan waar je het hebt aangeleerd

23
Q

Generalisatie

A

CR kan ook voorkomen bij andere stimuli die erg lijken op de CS

24
Q

Trial and error

A

Proberen & falen

25
Q

Wet van het effect

A

Gedrag hangt af van het effect dat het zal hebben
- Beloning -> gedrag herhalen
- Straf -> gedrag niet herhalen

26
Q

Opperante of instrumentele conditionering

A

Actief leren van een verband tussen eigen gedrag en het effect

27
Q

Bekrachtiger

A

Stimulus de volgt op bepaalde respons waardoor de kans op herhaling van de respons verhoogt

28
Q

Straf

A

Stimulus die volgt op bepaalde respons waardoor de kans op herhaling van de respons verminderd

29
Q

Positieve bekrachtiger

A

iets leuks toevoegen

30
Q

Negatieve bekrachtiger

A

Iets onaangenaams wegnemen

31
Q

Positieve straf

A

Iets onaangenaam toevoegen

32
Q

Negatieve straf

A

Iets leuks wegnemen

33
Q

Shaping

A

Gedrag wordt bekrachtigd die in de richting gaat van het gewenste gedrag

34
Q

Fading

A

Aanleren om ook bij een verzwakte stimulus de beoogde respons te tonen

35
Q

Continue bekrachtiging

A

Na elke uiting van het doelgedrag bekrachtigen

36
Q

Partiele of intermitterende bekrachtiging

A
  • na x aantal gedragsuitingen (ratio)
  • na een bepaalde tijdspanne (interval)
  • Variabel of vast
37
Q

Bekrachtigingschema’s

A

Programma’s voor de timing en frequentie van de bekrachtiging (partiele of intermitterende bekrachtiging)

38
Q

Ratioschema

A

Programma waarin bekrachtiging wordt aangeboden na een bepaald aantal goede responsen

39
Q

Intervalschema

A

Programma waarin bekrachtiging wordt aangeboden nadat een bepaalde tijd is verstreken sinds de laatste bekrachtiging

40
Q

Effecten van straffen:

A
  • Effect van strafdreiging verdwijnt als straf verdwijnt
  • Als de straf niet consistent wordt toegediend, is er gevaar voor negatieve bekrachtiging
  • Straf roept vluchtgedrag / agressie op
  • Intensiteit van straf moet adequaat zijn
  • Straf wordt inefficiënt indien ze geassocieerd wordt met positieve bekrachtiging
  • Straf geeft niet aan welk gedrag gewenst is
41
Q

exposure therapy

A

Confronteren met angsten zodat de persoon van zijn angst af geraakt

42
Q

Cognitief perspectief op leren

A

Leren leidt tot veranderingen in mentale activiteit
- Inzichtelijk leren
- Sociaal leren
- Cognitieve plattegronden