hakuna matata Flashcards
(84 cards)
Allee
“Well” or “Come on” (interjection) Allee ge hebt het of nie (Well, either you have it or you don’t) Family words: 1. Vooruit - Forward/Go ahead 2. Komaan - Come on 3. Welaan - Well then
ge
“you” (informal) Allee ge hebt het of nie (Well, either you have it or you don’t) Family words: 1. Je - You (informal) 2. Jij - You (emphasis) 3. U - You (formal)
hebt
“have” (2nd person singular) Allee ge hebt het of nie (Well, either you have it or you don’t) Family words: 1. Had - Had (past tense) 2. Zal hebben - Will have (future tense) 3. Hebben - To have (infinitive)
het
“it” Allee ge hebt het of nie (Well, either you have it or you don’t) Family words: 1. Dit - This 2. Dat - That 3. Deze - These
of
“or” Allee ge hebt het of nie (Well, either you have it or you don’t) Family words: 1. En - And 2. Maar - But 3. Noch - Neither/nor
nie
“not” (dialectal form of “niet”) *Allee ge hebt het of nie * (Well, either you have it or you don’t) Family words: 1. Niet - Not 2. Nooit - Never 3. Nergens - Nowhere
Hakuna
“There are no” (from Swahili phrase “hakuna matata”) * Hakuna matata* (No worries) Family words: 1. Geen - No/none 2. Zonder - Without 3. Nul - Zero
matata
“problems/worries” (from Swahili phrase “hakuna matata”) *Hakuna matata * (No worries) Family words: 1. Zorgen - Worries 2. Problemen - Problems 3. Moeilijkheden - Difficulties
t
“it” (contracted form of “het”) * t is maar hoe ge t ziet* (It’s just how you see it) Family words: 1. Het - It 2. Dit - This 3. Dat - That
maar
“just” or “only” t is maar hoe ge t ziet (It’s just how you see it) Family words: 1. Slechts - Only/merely 2. Alleen - Only/just 3. Enkel - Only/solely
hoe
“how” t is maar hoe ge t ziet (It’s just how you see it) Family words: 1. Waarom - Why 2. Wanneer - When 3. Waar - Where
ziet
“see” (2nd person singular) *t is maar hoe ge t ziet * (It’s just how you see it) Family words: 1. Zag - Saw (past tense) 2. Zal zien - Will see (future tense) 3. Zien - To see (infinitive)
geen
“no” or “none” ge hebt geen zorgen (you have no worries) Family words: 1. Niet - Not 2. Zonder - Without 3. Niets - Nothing
zorgen
“worries” *ge hebt geen zorgen * (you have no worries) Family words: 1. Zorg - Care/worry (singular) 2. Bezorgd - Worried 3. Zorgelijk - Worrisome
zorg
“make sure” (imperative) * zorg maar dat ge geniet* (just make sure you enjoy) Family words: 1. Zorgen - To care/worry 2. Verzorgen - To take care of 3. Bezorgd - Worried
dat
“that” zorg maar dat ge geniet (just make sure that you enjoy) Family words: 1. Die - That/those 2. Dit - This 3. Deze - These
geniet
“enjoy” (2nd person singular) *zorg maar dat ge geniet * (just make sure that you enjoy) Family words: 1. Genoot - Enjoyed (past tense) 2. Zal genieten - Will enjoy (future tense) 3. Genieten - To enjoy (infinitive)
een
“a/an” t is een theorie (it’s a theory) Family words: 1. De - The 2. Het - The 3. Enige - Some/any
theorie
“theory” *t is een theorie * (it’s a theory) Family words: 1. Theoretisch - Theoretical 2. Theoreticus - Theorist 3. Hypothese - Hypothesis
filosofie
“philosophy” * filosofie , hakuna matata* (philosophy, hakuna matata) Family words: 1. Filosoof - Philosopher 2. Filosofisch - Philosophical 3. Levensbeschouwing - Life philosophy
want
“because” * want , toen hij nog een zwijntje was* (because, when he was still a little pig) Family words: 1. Omdat - Because 2. Doordat - Due to 3. Aangezien - Since
toen
“when” (in the past) want, toen hij nog een zwijntje was (because, when he was still a little pig) Family words: 1. Als - When/if 2. Wanneer - When 3. Terwijl - While
hij
“he” want, toen hij nog een zwijntje was (because, when he was still a little pig) Family words: 1. Zij - She 2. Het - It 3. Zij/Ze - They
nog
“still” want, toen hij nog een zwijntje was (because, when he was still a little pig) Family words: 1. Al - Already 2. Steeds - Still/always 3. Altijd - Always