laat het los - fam Flashcards

(126 cards)

1
Q

de

A

the - “De sneeuw glanst zacht in het maanlicht vannacht” (The snow glows softly in the moonlight tonight)\nWord Family: het (the, neuter), een (a/an), die (that, demonstrative)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sneeuw

A

snow - “De sneeuw glanst zacht in het maanlicht vannacht” (The snow glows softly in the moonlight tonight)\nWord Family: besneeuwd (snow-covered), sneeuwvlok (snowflake), sneeuwen (to snow)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

glanst

A

glows - “De sneeuw glanst zacht in het maanlicht vannacht” (The snow glows softly in the moonlight tonight)\nWord Family: glanzen (to glow), glans (shine), glanzend (shining)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zacht

A

softly - “De sneeuw glanst zacht in het maanlicht vannacht” (The snow glows softly in the moonlight tonight)\nWord Family: zachtjes (gently), zachtheid (softness), verzachten (to soften)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

maanlicht

A

moonlight - “De sneeuw glanst zacht in het maanlicht vannacht” (The snow glows softly in the moonlight tonight)\nWord Family: maan (moon), licht (light), maanstraal (moonbeam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vannacht

A

tonight - “De sneeuw glanst zacht in het maanlicht vannacht” (The snow glows softly in the moonlight tonight)\nWord Family: nacht (night), nachtelijk (nocturnal), overnachten (to stay overnight)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een

A

a - “Van een voetstap geen blijk” (No trace of a footprint)\nWord Family: één (one), enige (some), elk (each)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geen

A

none/no - “Van een voetstap geen blijk” (No trace of a footprint)\nWord Family: niets (nothing), niemand (nobody), nergens (nowhere)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

blijk

A

trace - “Van een voetstap geen blijk” (No trace of a footprint)\nWord Family: blijken (to appear), bewijs (proof), duidelijk (clear)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dit

A

this - “Dit lege verlaten land” (This empty deserted land)\nWord Family: deze (this, common), dat (that), hier (here)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

lege

A

empty - “Dit lege verlaten land” (This empty deserted land)\nWord Family: leeg (empty), legen (to empty), ledig (vacant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verlaten

A

deserted - “Dit lege verlaten land” (This empty deserted land)\nWord Family: verlaten (to abandon), verlating (abandonment), eenzaam (lonely)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vanaf

A

from - “Dit lege verlaten land is vanaf nu mijn koninkrijk” (This empty deserted land is from now on my kingdom)\nWord Family: van (from), sinds (since), tot (until)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mijn

A

my - “Dit lege verlaten land is vanaf nu mijn koninkrijk” (This empty deserted land is from now on my kingdom)\nWord Family: mij (me), mezelf (myself), mijne (mine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

die

A

that - “Van de storm die in mijn woedt” (Of the storm that rages in me)\nWord Family: dat (that, neuter), welke (which), deze (this)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

woedt

A

rages - “Van de storm die in mijn woedt” (Of the storm that rages in me)\nWord Family: woeden (to rage), woede (anger), razen (to rage, synonym)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

had

A

had - “had tot nu toe niemand weet” (no one knew until now)\nWord Family: hebben (to have), heb (have), gehad (had, past participle)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

tot

A

until - “had tot nu toe niemand weet” (no one knew until now)\nWord Family: tot (to, up to), sinds (since), voordat (before)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

toe

A

until - “had tot nu toe niemand weet” (no one knew until now)\nWord Family: naar (to), bij (at), tot (until, synonym)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

niemand

A

nobody - “had tot nu toe niemand weet” (no one knew until now)\nWord Family: iemand (someone), iedereen (everyone), geen (none)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

weet

A

knows - “had tot nu toe niemand weet” (no one knew until now)\nWord Family: weten (to know), wist (knew), geweten (known)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

werd

A

became - “Het werd mij teveel” (It became too much for me)\nWord Family: worden (to become), was (was), geweest (been)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

teveel

A

too much - “Het werd mij teveel” (It became too much for me)\nWord Family: veel (much), genoeg (enough), overvloed (abundance)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hoe

A

how - “hoe ‘k m’n best ook deed” (no matter how hard I tried)\nWord Family: waarom (why), wat (what), wanneer (when)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
k
I (short form) - "hoe 'k m'n best ook deed" (no matter how hard I tried)\nWord Family: ik (I), mij (me), mezelf (myself)
26
m’n
my (short form) - "hoe 'k m’n best ook deed" (no matter how hard I tried)\nWord Family: mijn (my stalk, and now I’m free)\nWord Family: vrijheid (freedom), bevrijden (to free), vrijelijk (freely)
27
laat
let - "Laat niemand toe" (Let no one in)\nWord Family: laten (to let), liet (let, past), gelaten (let, past participle)
28
niemand
nobody - "Laat niemand toe" (Let no one in)\nWord Family: iemand (someone), iedereen (everyone), geen (none)
29
spreek
speak (imperative) - "spreek niemand aan" (speak to no one)\nWord Family: spreken (to speak), sprak (spoke), gesproken (spoken)
30
aan
to - "spreek niemand aan" (speak to no one)\nWord Family: aangaan (to undertake), aankomen (to arrive), aanspreken (to address)
31
wees
be (imperative) - "Wees gehoorzaam en ga hier niet vandaan" (Be obedient and don’t go away from here)\nWord Family: zijn (to be), was (was), geweest (been) Weeee solo weees
32
gehoorzaam
obedient - "Wees gehoorzaam en ga hier niet vandaan" (Be obedient and don’t go away from here)\nWord Family: gehoorzamen (to obey), gehoorzaamheid (obedience), ongehoorzaam (disobedient)
33
en
and - "Wees gehoorzaam en ga hier niet vandaan" (Be obedient and don’t go away from here)\nWord Family: ook (also), of (or), maar (but)
34
ga
go (imperative) - "Wees gehoorzaam en ga hier niet vandaan" (Be obedient and don’t go away from here)\nWord Family: gaan (to go), ging (went), gegaan (gone)
35
hier
here - "Wees gehoorzaam en ga hier niet vandaan" (Be obedient and don’t go away from here)\nWord Family: daar (there), waar (where), hiervandaan (from here)
36
niet
not - "Wees gehoorzaam en ga hier niet vandaan" (Be obedient and don’t go away from here)\nWord Family: geen (no), niets (nothing), nooit (never)
37
vandaan
away - "Wees gehoorzaam en ga hier niet vandaan" (Be obedient and don’t go away from here)\nWord Family: hiervandaan (from here), daarvandaan (from there), weg (away)
38
voel
feel (imperative) - "Voel niets" (Feel nothing)\nWord Family: voelen (to feel), voelde (felt), gevoel (feeling)
39
niets
nothing - "Voel niets" (Feel nothing)\nWord Family: geen (no), niemand (nobody), nergens (nowhere)
40
doe
do (imperative) - "doe niets dat iets verraadt" (do nothing that betrays anything)\nWord Family: doen (to do), deed (did), gedaan (done)
41
dat
that - "doe niets dat iets verraadt" (do nothing that betrays anything)\nWord Family: die (that, common), welke (which), deze (this)
42
iets
something - "doe niets dat iets verraadt" (do nothing that betrays anything)\nWord Family: iemand (someone), alles (everything), enig (some)
43
verraadt
betrays - "doe niets dat iets verraadt" (do nothing that betrays anything)\nWord Family: verraden (to betray), verraad (betrayal), verrader (traitor)
44
da’s
that’s - "Da’s nu te laat" (That’s now too late)\nWord Family: dat (that), is (is), zijn (to be)
45
te
too - "Da’s nu te laat" (That’s now too late)\nWord Family: teveel (too much), genoeg (enough), voldoende (sufficient)
46
los
loose/free - "Laat het los, laat het gaan" (Let it go, let it be)\nWord Family: losmaken (to release), losjes (loosely), lossen (to unload)
47
het
it - "Laat het los, laat het gaan" (Let it go, let it be)\nWord Family: de (the, common), een (a), dit (this)
48
gaan
go - "Laat het los, laat het gaan" (Let it go, let it be)\nWord Family: ging (went), gegaan (gone), gaande (ongoing)
49
roer
helm/rudder - "Het roer moet om" (The helm must change)\nWord Family: roeren (to stir), stuur (steering wheel), beweging (movement)
50
moet
must - "Het roer moet om" (The helm must change)\nWord Family: moeten (to have to), moest (had to), gemogen (been allowed)
51
om
around - "Het roer moet om" (The helm must change)\nWord Family: rond (around), omgeving (surroundings), rondom (all around)
52
sluit
close (imperative) - "Sluit de deuren nu voorgoed" (Close the doors for good)\nWord Family: sluiten (to close), sloot (closed), gesloten (closed, past participle)
53
deuren
doors - "Sluit de deuren nu voorgoed" (Close the doors for good)\nWord Family: deur (door), poort (gate), ingang (entrance)
54
voorgoed
for good - "Sluit de deuren nu voorgoed" (Close the doors for good)\nWord Family: goed (good), blijvend (permanent), eeuwig (eternal)
55
wat
what - "Wat men daar over mij beweert" (What people there say about me)\nWord Family: wie (who), waarom (why), hoe (how)
56
daar
there - "Wat men daar over mij beweert" (What people there say about me)\nWord Family: hier (here), waar (where), ginds (yonder)
57
over
about - "Wat men daar over mij beweert" (What people there say about me)\nWord Family: boven (above), onder (below), naast (beside)
58
beweert
claims - "Wat men daar over mij beweert" (What people there say about me)\nWord Family: beweren (to claim), bewering (claim), bevestigen (to confirm)
59
raakt
touches - "Raakt me hier niet meer" (Doesn’t touch me here anymore)\nWord Family: raken (to touch), geraakt (touched), aanraking (touch)
60
me
me - "Raakt me hier niet meer" (Doesn’t touch me here anymore)\nWord Family: mij (me), mijn (my), mezelf (myself)
61
meer
more - "Raakt me hier niet meer" (Doesn’t touch me here anymore)\nWord Family: meest (most), minder (less), veel (much)
62
kou
cold - "En kou heeft me sowieso nooit gedeerd" (And cold has anyway never bothered me)\nWord Family: koud (cold), koelte (coolness), verkouden (having a cold)
63
heeft
has - "En kou heeft me sowieso nooit gedeerd" (And cold has anyway never bothered me)\nWord Family: hebben (to have), had (had), gehad (had, past participle)
64
sowieso
anyway - "En kou heeft me sowieso nooit gedeerd" (And cold has anyway never bothered me)\nWord Family: toch (still), evengoed (nevertheless), hoe dan ook (however)
65
nooit
never - "En kou heeft me sowieso nooit gedeerd" (And cold has anyway never bothered me)\nWord Family: nimmer (never, formal), ooit (ever), altijd (always)
66
gedeerd
bothered - "En kou heeft me sowieso nooit gedeerd" (And cold has anyway never bothered me)\nWord Family: deren (to bother), hinder (disturbance), lastig (annoying)
67
t
it - "’t Is grappig dat wat afstand zo snel meer inzicht gaf" (It’s funny that some distance so quickly gave more insight)\nWord Family: het (it), dat (that), dit (this)
68
grappig
funny - "’t Is grappig dat wat afstand zo snel meer inzicht gaf" (It’s funny that some distance so quickly gave more insight)\nWord Family: grap (joke), grappigheid (humor), humoristisch (humorous)
69
afstand
distance - "’t Is grappig dat wat afstand zo snel meer inzicht gaf" (It’s funny that some distance so quickly gave more insight)\nWord Family: ver (far), nabij (near), verwijdering (estrangement)
70
zo
so - "’t Is grappig dat wat afstand zo snel meer inzicht gaf" (It’s funny that some distance so quickly gave more insight)\nWord Family: zodanig (such), zoals (like), zodoende (thus)
71
snel
quickly - "’t Is grappig dat wat afstand zo snel meer inzicht gaf" (It’s funny that some distance so quickly gave more insight)\nWord Family: snelheid (speed), vlug (fast), versnellen (to accelerate)
72
inzicht
insight - "’t Is grappig dat wat afstand zo snel meer inzicht gaf" (It’s funny that some distance so quickly gave more insight)\nWord Family: zicht (sight), begrijpen (to understand), doorzien (to see through)
73
gaf
gave - "’t Is grappig dat wat afstand zo snel meer inzicht gaf" (It’s funny that some distance so quickly gave more insight)\nWord Family: geven (to give), gaf (gave), gegeven (given)
74
want
because - "Want de vrees die mij steeds voortjoeg" (Because the fear that always drove me)\nWord Family: omdat (because), aangezien (since), doordat (due to)
75
vrees
fear - "Want de vrees die mij steeds voortjoeg" (Because the fear that always drove me)\nWord Family: vrezen (to fear), bang (afraid), vreselijk (terrible)
76
steeds
always - "Want de vrees die mij steeds voortjoeg" (Because the fear that always drove me)\nWord Family: altijd (always), voortdurend (continuously), telkens (repeatedly)
77
voortjoeg
drove - "Want de vrees die mij steeds voortjoeg" (Because the fear that always drove me)\nWord Family: jagen (to hunt), voortjagen (to drive on), achtervolgen (to chase)
78
glijdt
slides - "glijdt nu al van mij af" (slides off me already)\nWord Family: glijden (to slide), gleed (slid), gegleden (slidden)
79
al
already - "glijdt nu al van mij af" (slides off me already)\nWord Family: reeds (already, formal), nog (still), bijna (almost)
80
af
off - "glijdt nu al van mij af" (slides off me already)\nWord Family: afmaken (to finish), afbreken (to break off), afscheiden (to separate)
81
op
on - "Ik ga op zoek naar wie ik ben" (I go in search of who I am)\nWord Family: boven (above), onder (below), naast (beside)
82
zoek
search - "Ik ga op zoek naar wie ik ben" (I go in search of who I am)\nWord Family: zoeken (to search), zocht (searched), gezocht (searched)
83
naar
to - "Ik ga op zoek naar wie ik ben" (I go in search of who I am)\nWord Family: tot (until), bij (at), richting (toward)
84
verleg
shift - "Verleg de grenzen die ik ken" (Shift the boundaries I know)\nWord Family: verleggen (to shift), verplaatst (moved), verplaatsing (relocation)
85
grenzen
boundaries - "Verleg de grenzen die ik ken" (Shift the boundaries I know)\nWord Family: grens (boundary), begrenzing (limitation), overschrijden (to cross)
86
goed
good - "Geen goed of fout geldt hier voor mij" (No good or bad applies here for me)\nWord Family: beter (better), best (best), goedheid (goodness)
87
fout
bad - "Geen goed of fout geldt hier voor mij" (No good or bad applies here for me)\nWord Family: fout (mistake), verkeerd (wrong), mislukken (to fail)
88
geldt
applies - "Geen goed of fout geldt hier voor mij" (No good or bad applies here for me)\nWord Family: gelden (to apply), geldig (valid), toepassing (application)
89
tranen
tears - "Geen tranen meer voor mij" (No more tears for me)\nWord Family: traan (tear), huilen (to cry), betraand (tearful)
90
bestaan
existence - "Hier begint mijn nieuw bestaan" (Here begins my new existence)\nWord Family: bestaan (to exist), bestond (ex Elsa's inner turmoil and her journey toward freedom. The vocabulary reflects themes of isolation, liberation, and self-discovery, making it a rich source for learning Dutch in context.
91
onbevreesd
fearless - "Onbevreesd en vrij" (Fearless and free)\nWord Family: vrezen (to fear), bevreesd (afraid), vreesloos (fearless, synonym)
92
m’n
my (short form) - "M’n kracht neemt toe" (My strength increases)\nWord Family: mijn (my), mij (me), mezelf (myself)
93
neemt
takes/increases - "M’n kracht neemt toe" (My strength increases)\nWord Family: nemen (to take), nam (took), genomen (taken)
94
toe
toward/increases - "M’n kracht neemt toe" (My strength increases)\nWord Family: toevoegen (to add), toename (increase), toenemen (to increase)
95
schept
creates - "schept een zuilenrij van steen" (creates a row of stone pillars)\nWord Family: scheppen (to create), schiep (created), geschapen (created)
96
zuilenrij
row of pillars - "schept een zuilenrij van steen" (creates a row of stone pillars)\nWord Family: zuil (pillar), rij (row), kolom (column)
97
steen
stone - "schept een zuilenrij van steen" (creates a row of stone pillars)\nWord Family: stenen (stones), rots (rock), steenachtig (stony)
98
kasteel
castle - "M’n ziel bouwt een kasteel van ijskristallen" (My soul builds a castle of ice crystals)\nWord Family: paleis (palace), burcht (fortress), slot (castle, synonym)
99
ijskristallen
ice crystals - "M’n ziel bouwt een kasteel van ijskristallen" (My soul builds a castle of ice crystals)\nWord Family: ijs (ice), kristal (crystal), bevroren (frozen)
100
me
me - "om me heen" (around me)\nWord Family: mij (me), mijn (my), mezelf (myself)
101
heen
around - "om me heen" (around me)\nWord Family: hierheen (hither), daarheen (thither), weg (away)
102
elk
every - "In elk kristal weerklinkt de echo" (In every crystal the echo resounds)\nWord Family: ieder (each), allemaal (all), enige (some)
103
kristal
crystal - "In elk kristal weerklinkt de echo" (In every crystal the echo resounds)\nWord Family: kristallen (crystals), kristallijn (crystalline), glas (glass)
104
weerklinkt
resounds - "In elk kristal weerklinkt de echo" (In every crystal the echo resounds)\nWord Family: klinken (to sound), klonk (sounded), geklonken (sounded)
105
echo
echo - "weerklinkt de echo van mijn geest" (the echo of my spirit resounds)\nWord Family: weerklank (resonance), nagalm (reverberation), geluid (sound)
106
van
of - "weerklinkt de echo van mijn geest" (the echo of my spirit resounds)\nWord Family: uit (from), naar (to), vanaf (from, starting at)
107
geest
spirit - "weerklinkt de echo van mijn geest" (the echo of my spirit resounds)\nWord Family: geestelijk (spiritual), bezield (inspired), spook (ghost)
108
nooit
never - "Ga nooit, nee, nooit terug" (Go never, no, never back)\nWord Family: nimmer (never, formal), ooit (ever), altijd (always)
109
nee
no - "Ga nooit, nee, nooit terug" (Go never, no, never back)\nWord Family: ja (yes), misschien (maybe), jawel (indeed)
110
terug
back - "Ga nooit, nee, nooit terug" (Go never, no, never back)\nWord Family: terugkeren (to return), achteruit (backward), wederkeren (to recur)
111
t
it - "’t verleden is geweest" (The past is gone)\nWord Family: het (it), dat (that), dit (this)
112
verleden
past - "’t verleden is geweest" (The past is gone)\nWord Family: vroeger (formerly), geschiedenis (history), afgelopen (over)
113
geweest
been - "’t verleden is geweest" (The past is gone)\nWord Family: zijn (to be), was (was), worden (to become)
114
gaan
go - "Laat het los, laat het gaan" (Let it go, let it be)\nWord Family: ging (went), gegaan (gone), gaande (ongoing)
115
rijs
rise - "Ja, ik rijs uit de kilte op" (Yes, I rise from the cold)\nWord Family: rijzen (to rise), rees (rose), gerezen (risen)
116
uit
out - "Ja, ik rijs uit de kilte op" (Yes, I rise from the cold)\nWord Family: in (in), op (on), weg (away)
117
kilte
cold - "Ja, ik rijs uit de kilte op" (Yes, I rise from the cold)\nWord Family: koud (cold), koelte (coolness), kille (chilly)
118
op
on/up - "Ja, ik rijs uit de kilte op" (Yes, I rise from the cold)\nWord Family: boven (above), onder (below), naast (beside)
119
deze
this - "Op deze hoge top" (On this high peak)\nWord Family: dit (this, neuter), die (that), zo’n (such)
120
top
peak - "Op deze hoge top" (On this high peak)\nWord Family: topje (tip), bergtop (mountain peak), piek (summit)
121
begint
begins - "Hier begint nu m’n leven weer" (Here my life begins again)\nWord Family: beginnen (to begin), begon (began), begonnen (begun)
122
leven
life - "Hier begint nu m’n leven weer" (Here my life begins again)\nWord Family: levend (living), levens (lives), levendig (lively)
123
weer
again - "Hier begint nu m’n leven weer" (Here my life begins again)\nWord Family: opnieuw (anew), herhalen (to repeat), wederom (again)
124
voor
for - "De kou is voor mij nooit een punt geweest" (The cold has never been an issue for me)\nWord Family: tegen (against), namens (on behalf of), zonder (without)
125
mij
me - "De kou is voor mij nooit een punt geweest" (The cold has never been an issue for me)\nWord Family: ik (I), mijn (my), mezelf (myself)
126
punt
issue - "De kou is voor mij nooit een punt geweest" (The cold has never been an issue for me)\nWord Family: puntig (pointed), onderwerp (topic), stip (dot)