Hc 2 Ivy Flashcards

(30 cards)

1
Q

Casus barry

A

Barry werd geboren als kind van moordenaar, zijn vader die al in de gevangenis zat toen hij 3 jaar oud was. Doordat ze moeder de kost moest verdienen voor zijn broertje en hem was ze weinig thuis. Hierdoor leefde hij en zijn broertje veel op straat en leerde al vroeg dat je voor jezelf moet zorgen, omdat het anders slecht met je kan aflopen. Barry was vanaf zijn puberteit bekend bij de politie en ook als kind was hij niet de gemakkelijkste. Hij is diverse keren van school gewisseld doordat hij jongere kinderen pestte, spijbelde en loog. Uiteindelijk maakte hij het speciale onderwijs niet af en hoorde hij bij het buurtgroepje dat kattenkwaad uithaalde, maar hij had als enige op zijn 16e een strafblad met de veroordeling voor het beschadigen van auto’s en tassendiefstal. Waar zijn vrienden de school afmaakte en een baan vond, hield Barry zich bezig met drugs dealen en kreeg hij een vriendin die voor geld met zijn vrienden naar bed ging, waaraan Barry verdiende. Toen zijn vriendin weigerde verder te werken, sloeg hij haar zo erg in elkaar dat ze in het ziekenhuis opgenomen moest worden. Na één jaar in de gevangenis leek zijn leven te beteren toen dat hij een baan vond, die hij echter na een aantal maanden verliet. Het drugs dealen verdiende volgens hem sneller en beter. Toen hij 18 jaar was, werd hij veroordeeld voor moord, maar tijdens de rechtszaak vertelde hij dat hij stemmen hoorde die opdracht gaven om de moord te plegen. Het voordoen als schizofreen was niet in zijn voordeel, waardoor hij uiteindelijk toegaf de moord te hebben gepleegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vroeger werd er gedacht dat behandeling niet werkte bij (zware) delicten, waardoor er zwaardere straffen werden opgelegd. Bonta, Andrews, Gendreau (Hoge) (papers): dachten toch dat er meer aan de hand was, vroegen zich af: What works?  bedachten gestructureerd en systematisch model met als hoofddoel de dynamische risicofactoren te verminderen (gebruiken we nu nog steeds). Hierdoor ontstond het RNR-model:

A

Risk-Need-Responsivity Model (behandelingsgericht)
- risicoprincipe
- behoefteprincipe
- responsiviteitsprincipe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Risicoprincipe

A

(Risk): de behandeling en intensiteit van de behandeling moet aansluiten bij het risico en recidiverisico van de dader. Een ernstig misdrijf vereist een intense therapie. Wanneer er een intense therapie op een mild misdrijf wordt gezet, kan dit criminogeen werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Criminogeen

A

dat de dader zich meer crimineel gaat gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Behoefteprincipe

A

(Need): behandelen van criminogenic needs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Criminogenic needs

A

= risicofactoren die hebben geleidt tot het delict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Responsiviteitsprincipe

A

Responsivity): de behandeling moet aansluiten bij de capaciteiten van de dader; hoog/laag IQ, wel/niet verstandelijke beperking + aanpassen aan de motivatie/persoonlijkheid van dader
Vb.: als iemand verslaafd is, moet je hem eerst laten afkicken. Als iemand verstandelijk beperkt is, moet je geen moeilijke cognitieve gedragstherapie gaan doen

  • algemeen
  • specifiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Algemeen

A

je stijl aanpassen - therapeutische relatie is het alle belangrijkst; warm/respectvol

gebruik maken van principes die werken, zoals cognitieve gedragstherapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Specifiek

A

specifiek toepassen aan de needs van de cliënt, zoals motivatie voor therapie, persoonlijkheid en leerstijl/ intelligentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Focus rnr model

A

De focus ligt vooral op de reductie van dynamische risicofactoren, wat erg belangrijk is voor risicotaxatie:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Risicotaxatie rnr model

A

• (R): in kaart brengen van het risico van de dader.
• (N): acht of er centrale (dynamische) risicofactoren zijn.
• (R): hoe wordt er behandeld op basis van relatie (warme, respectvolle band met cliënt) en structuurprincipe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Risicotaxatie

A

Risicotaxatie is het inschatten van het recidiverisico aan de hand van risicofactoren die naar voren zijn gekomen bij wetenschappelijk onderzoek. Doormiddel van een statistische benadering (= aanvinken van bepaalde risicofactoren) met aanvulling van klinisch inzicht, wordt de risicotaxatie bepaald. Er zijn verschillende taxatie- instrumenten die opgedeeld kunnen worden onder het type delict en/ of daderkenmerken. Als je weet hoe groot het (recidive)risico is van de patiënt kan je je behandeling daarop aanpassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Algemeen delict meetinstrument

A

HTR, HCR-20 (= Historical Clinical Risk management 20). De overheid had de voorkeur dat iedereen hetzelfde instrument gebruikte, aangezien dat handig was voor het vergelijken van resultaten. Echter, heeft TBS toch nieuwe meetinstrumenten ontwikkeld, omdat deze minder tijdrovend waren, zoals de HKTR (= Historische Klinische Toekomstige Revisie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Specifiek delict meetinstrument

A

SVR-20 (= Sexual Violence Risk 20), PCL-R (Psychopathy CheckList Revised), SARVY (= Structured Assessment of Violence Risk in Youth) en VRS (= Violence Risk Scale)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

8 Dynamische risicofactoren/ central 8

A

centrale behoeften (criminogenic needs) waar (op onderzoek gebaseerd) je het best kan focussen, maar je moet je ook aanpassen aan jouw specifieke dader. Dus onderstaande punten moet je aanpakken/op behandelen; dus bij (1) is persoon heel impulsief, dus daarop behandelen.
• Antisociaal gedragspatroon: leidt tot impulsiviteit.
• Pro-antisociale houding: leidt tot het rationaliseren van crimineel gedrag.
• Sociale steun voor antisociaal gedrag: door criminele vrienden of bende leden.
• Middelenmisbruik
• Familierelaties. (Kan fungeren als bescherming)
• School/ werk. (gebrek = verveling & geen inkomen = criminaliteit)
• Pro-sociale vrijetijdsbesteding.
• Criminele/ delict geschiedenis (statisch/onveranderbaar; grootste voorspeller)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Algemene responsiviteit

A

֍ Cognitieve sociale leerinterventies.
֍ Kosten-baten analyse van criminaliteit en beloning. Meestal wordt
een delict uitgevoerd, omdat dit voor de delinquent iets oplevert. De omgeving kan de daad belonen door de daad te bekrachtigen “goed dat je die bank hebt beroofd”. De persoon zelf kan ook een beloning of schuldgevoel aan zichzelf opleggen wanneer een delict is gepleegd. Het gedrag zelf kan ook zorgen voor beloning (= de kick of het high worden) of schuld.
֍ Persoonlijkheidsproblematiek.
֍ Zelfbewuste zelfregulatie.
֍ Beloning en straf in verschillende sociale contexten ten bate van leren.

17
Q

Specifieke responsiviteit

A

֍ Goed kijken naar de capaciteiten (= IQ, leerstijlen, persoonlijkheid) van
de cliënt voordat er een behandeling opgesteld kan worden.
֍ De sterke punten van een cliënt kunnen gebruikt worden voor een goede
verbetering van gedrag.

18
Q

Aan hoe meer principes van RNR-model de therapie voldoet;…

A

Aan hoe meer principes van RNR-model de therapie voldoet, hoe beter dit zal zijn voor de vermindering van het recidiverisico. Als geen enkel van de principes worden gebruikt, wordt het recidiverisico vergroot. Het recidiveniveau zal stijgen doordat er op een licht vergrijp een zware behandeling wordt gezet. Mensen die poliklinisch behandeld worden hebben een lagere recidiverisico doordat ze zijn meer gemotiveerd (omdat ze vrijwillig komen) en hun problematiek is minder ernstig (ze zijn niet gedwongen opgenomen).

19
Q

Toepassing rnr model barry

A

• Inschatten van risico: hoog risico
• Needs: antisociaal gedragspatroon, sociale steun voor antisociaal gedrag,
middelenmisbruik, familierelaties, school/ werk, pro-sociale vrijetijdsbesteding,
criminele/ delict geschiedenis.
• Belangrijke punten om te onthouden voor behandeling: Barry beschouwt
antisociaal gedrag als belonend en heeft geen goede educatie. Waardoor we eerst de motivatie moeten aanpakken en hem praktisch behandelen, doordat hij amper educatie heeft gehad.

20
Q

Kritiek op rnr model

A

Het model focust puur op risicofactoren en problemen, niet op de kwaliteiten van mensen. Verder ligt er te weinig focust op de responsiviteit van de patiënt en de motivatie voor therapie. Tevens ligt er te weinig focus op de relatie tussen patiënt en therapeut, wat wel cruciaal is voor de behandeling. Een goede relatie zou voor meer motivatie zorgen waardoor de behandeling soepeler zal verlopen en beide partijen er vertrouwen in hebben. Als laatste is het een one-size fits all benadering, maar mensen zijn uniek waardoor er ook unieke methodes moeten worden gebruikt

21
Q

Good lives model

A

Het Good Lives Model is een reactie op de kritiek van het RNR-model, waardoor het gebaseerd is op de kracht van de cliënt in een positieve psychologische benadering (= constructief). De theorie is dat elke persoon aan het einde van de dag gelukkig wil zijn (= primaire sociale goederen) en een dak boven het hoofd willen hebben (= primaire goederen). Het model streeft ernaar om vaardigheden te verbeteren waardoor men primaire goederen zal verkrijgen, wat zal leiden tot subjectief welbevinden.

22
Q

Verschil good lives model en rnr

A
  • rnr; risicofactoren wegwerken
  • glm model; : risicofactoren bestaan en deze moeten als hindernis gezien
    worden voor het verkrijgen van een goed leven.
23
Q

4 pijlers glm model

A

• Positieve benadering gebaseerd op de sterke punten van de delinquenten.
• Risicofactoren (criminogenic needs) worden gezien als verstoringen in de interne (= capaciteiten) en externe (= omgeving) voorwaarden voor het verwezenlijken van psychosociale goederen wat zal lijden tot subjectief
welbevinden. Hierbij kunnen 4 problemen opspelen
- Bepaalde vaardigheden en capaciteiten zijn nodig voor het starten van een behandeling
• Houding van de therapeut en patiënt-therapeut relatie;

24
Q

• Risicofactoren (criminogenic needs) worden gezien als verstoringen in de interne (= capaciteiten) en externe (= omgeving) voorwaarden voor het verwezenlijken van psychosociale goederen wat zal lijden tot subjectief
welbevinden. Hierbij kunnen 4 problemen opspelen waarbij je de cliënt gaat helpen om deze te overwinnen

A

֍ Middelen: snel rijk willen worden, dus drugs gaan dealen.
֍ planningsvermogen; veel daders hebben quote: pluk de dag; ze kijken niet vooruit
֍ Inconsistente doelen: chillen en werken, kan niet; tegenovergestelde doelen
֍ Gebrek aan capaciteit. persoonlijkheid/intellectuele vermogens zijn niet uitgebreid genoeg om bepaalde doelen te bereiken (bv. prosociaal gedrag)

25
Treatment readiness
Bepaalde vaardigheden en capaciteiten zijn nodig voor het starten van een behandeling
26
Houding van de therapeut naar de patiënten patiënt-therapeut relatie
De therapeut kan mensen zien als of “born bad” of born good, maar door omstandigheden slecht gemaakt. Het GLM gaat ervanuit dat mensen in staat zijn om zowel slecht als goed te zijn.
27
Effectiviteit glm
De effectiviteit van het GLM-model kan nog niet echt bepaald worden, omdat het nog erg nieuw is. Er is wel meer motivatie voor behandeling en minder uitval. Er zijn veelbelovende aspecten door de focus op primaire goederen. Echter, is de definitie van deze goederen vaak lastig.
28
Toepassing glm op barry
• Primaire goederen (needs): financiën (= dak boven het hoofd hebben), stimulatie en affectie. • Sterke punten: Barry is zelfstandig en heeft leiderschapskwaliteiten, dus er moet ingezet worden op educatie en leiderschapscursussen, wat zal leiden tot een uitdagende baan.
29
Kritiek glm
Andrews, Bonta, & Wormith (2011) gaven kritiek op het GLM model, omdat ze het veel vonden lijken op het RNR-model, aangezien alle kwaliteiten al in het oude model zaten
30
Seligman
: “amplify strengths of clients rather than repair their weaknesses”