Hc 8 Flashcards

(29 cards)

1
Q

Psychopathie prevalentie

A

komt over het algemeen vrij weinig voor in de algemene populatie, waarbij de prevalentie rondom de <1 en 6% zit. In forensisch psychiatrische klinieken stijgt de prevalentie naar 12,5% en in de gevangenis zelfs tot 15-35%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Psychopathie

A

Vanuit het dimensionele perspectief kunnen zowel daklozen als hogere bedrijfsmannen vormen van psychopathie tonen. Bij psychopathie zijn de problemen onder te verdelen in drie clusters volgens de traditionele definitie.
- affect
- interpersoonlijk
- gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Affect

A

afgevlakte emoties, kil en hard met een gebrek aan empathie, angst, schaamte, spijt, wroeging en geweten. Psychopaten zijn bewust van morele normen, maar zijn hier onverschillig over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Interpersoonlijk

A

hoogdravend, egoïstisch, dwingend, manipulatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gedrag

A

impulsief, risicovol, gewelddadig tot crimineel gedrag, maar niet elke
psychopaat toont crimineel gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een recentelijke definitie legt de nadruk bij psychopathie op persoonlijkheidstrekken:

A

Een recentelijke definitie legt de nadruk op persoonlijkheidstrekken:
- disinhibition
- meannes
- boldness

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Disinhibition

A

zwakke impulscontrole, directe behoeftebevrediging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Meannes

A

altijd voor zichzelf zorgen op een agressieve en egoïstische manier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Boldness

A

avonturisme, sensatielust, thrill-seeker, geen angst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kern psychopathie

A

Al met al, is de kern van psychopathie een gebrek aan schuld en empathie, het kil gebruiken van anderen en geen normale emotionaliteit hebben. Oftewel het hebben van callous-unemotional traits (CU).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geschiedenis Psychopathie

A

Psychopathie is een van de eerste stoornissen die werd beschreven in de psychologische wetenschap door Cleckley in 1941. In zijn boek, The mask of Sanity, had hij 16 criteria ontwikkeld voor het hebben van psychopathie. Hij wilde aantonen dat alhoewel mensen van de binnenkant een psychopathische stoornis met zich meedragen, ze van de buitenkant wel degelijk normaal kunnen lijken. Uiteindelijk is de Psychopathy Checklist-Revised uitgebracht.
Na de jaren 70 kwam er door de media meer aandacht voor psychopathie door zowel fictieve (Hannibal) als bestaande personen (Jack the Ripper en Joran van der Sloot). Dit zorgde voor een verkeerde beeldvorming door de nadruk op alleen de extreme gevallen. Psychopaten vertonen wel degelijk extreme vormen van geweld, maar dit is de overgrote minderheid. Ze kunnen hun hele leven onder de radar blijven door het niet uitvoeren van crimineel gedrag en hoge functies te bekleden als masker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Persoonlijkheidsstoornissen en DSM

A

Alhoewel psychopathie en antisociale persoonlijkheidsstoornis veel gelijkenissen met elkaar hebben, zijn ze als apart concept ontwikkeld. Voor de DSM-4 werden de criteria van psychopathie en antisociale persoonlijkheidsstoornis als inwisselbaar beschouwt. Een psychopaat had altijd een antisociale persoonlijkheidsstoornis en iemand met een antisociale persoonlijkheidsstoornis was altijd psychopaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

DSM-4
Categoriaal perspectief

A

De DSM-4 ging uit van een categoriaal perspectief van psychopathologie, wat betekent dat je of wel of geen stoornis hebt. Bij een categoriale denkwijze wordt er gekeken naar de prototypische termen van een stoornis, maar het kan ook zijn dat men meerdere stoornissen tegelijk heeft (= comorbiditeit). Psychopathie heeft een aantal criteria waaraan voldaan moet worden, maar persoon A met criteria 1, 2, 3 is totaal anders dan persoon B met criteria 4, 5, 6.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

DSM-4
Dimensionele denkwijze

A

Vandaar dat er een dimensionele denkwijze is gekomen die kijkt naar een schaal van psychopathologische symptomen op een continuüm : helemaal geen symptomen tot veel symptomen. De Big-Five heeft associaties met het ontwikkelen van persoonlijkheidsstoornissen vooral bij de extreme gevallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

DSM-4
Multi-axiaal systeem

A

Daarnaast is de DSM-4 ontwikkeld als een multi-axiaal systeem, waarbij we kijken naar klinische stoornissen (as 1) en de 10 persoonlijkheidsstoornissen (as 2).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

DSM-4
Kenmerken persoonlijkheidsstoornis

A

• Ernstige, aanhoudende en starre patronen;
• Van gedrag en innerlijke beleving;
• Die starten in de adolescentie of vroege volwassenheid;
• Die ernstig afwijken van culturele verwachtingen;
• En uitmonden in blijvende stress en beperkingen;
• In interpersoonlijke relaties en in het professioneel leven;
• En door de patiënt als egosyntoon ervaren worden (= men vindt dat het bij hen
past). Klinische stoornissen daarentegen worden als egodystoon ervaren, waarbij men vindt dat het niet bij hen past.

17
Q

DSM PH stoornis

18
Q

DSM-5

A

In de DSM-5 wordt zowel de categoriale als dimensionele denkwijze meegenomen, maar het multi-axiale systeem en persoonlijkheidsclusters zijn verwijderd. Persoonlijkheidsstoornissen worden gezien als extreme varianten van algemene persoonlijkheidstrekken op een dimensionele wijze:

Maladaptief laag – Normaal laag – Neutraal – Normaal hoog – Maladaptief hoog

19
Q

DSM-5
Kenmerken persoonlijkheidsstoornissen (Sectie 3)

A

A. Matige of ernstige beperkingen in persoonlijkheidsfunctioneren: zelf (identiteit) & interpersoonlijk (intimiteit en empathie).
• Meten: Level of Personality Functioning Scale.
B. Eén of meerdere pathologische persoonlijkheidstrekken.
• Meten: Personality Inventory for DSM-5 bestaande uit 25 maladaptieve persoonlijkheidstrekken
C. Relatief inflexibel en pervasief/ diep doordringend, en tot uiting komend in een brede range van persoonlijke en sociale situaties.
D. Relatief stabiel over de tijd, startend in de adolescentie of vroege volwassenheid.
E. Criteria A & B worden niet beter verklaard door een andere mentale stoornis.
F. Criteria A & B worden niet toegeschreven aan fysiologische effecten van
middelenmisbruik of andere medische condities.
G. Criteria A & B worden niet beter begrepen als normaal passend binnen iemands
ontwikkelingsfase of socioculturele omgeving.

20
Q

B. Eén of meerdere pathologische persoonlijkheidstrekken.
• Meten: Personality Inventory for DSM-5 bestaande uit 25 maladaptieve persoonlijkheidstrekken uit 5 domeinen

A
  • Negatief affect.
  • Afstandelijkheid.
  • Antagonisme.
  • Disinhibitie.
  • Psychoticisme.

• Door het combineren van de persoonlijkheidsstoornissen overgebleven:
trekken zijn er zes
֍ Antisociale persoonlijkheidsstoornis.
֍ Vermijdende persoonlijkheidsstoornis.
֍ Borderline persoonlijkheidsstoornis.
֍ Narcistische persoonlijkheidsstoornis.
֍ Obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis. ֍ Schizotypische persoonlijkheidsstoornis.

21
Q

Casus liam

A

Casus Liam
Bij Liam openbaarden zich al vroeg gedragsproblemen. Reeds op de lagere school was hij erg agressief en schreeuwerig naar andere kinderen, en tijdens de middelbare school leidde dit tot ernstige vechtpartijen. Hij werd van school gestuurd nadat hij een leraar met een mes had bedreigd, omdat deze zijn voortdurende spijbelen bij de directeur had aangekaart. Eenmaal volwassen raakt hij via vrienden betrokken bij de kleinere drugshandel. Hij rijdt in snelle auto’s en heeft veel riskante, losse seksuele contacten. Op zijn 28ste zit hij ernstig dronken achter het stuur en gaat hij met de auto over de kop. Ondanks een verbrijzeld been en diverse andere ernstige lichamelijke gevolgen, past hij zijn levensstijl niet aan. Liam wordt opgepakt door de politie, omdat hij sterk slingerend over de snelweg reed; zonder geldig rijbewijs, en met een illegaal vuurwapen had hij, high van drugs, de vrouw naast hem willen dwingen tot seksuele handelingen. (pp. 447-448, Vandereycken, Hoogduin, & Emmelkamp, 2008).

22
Q

Op basis van de casus kunnen we verschillende kenmerken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis aankaarten:

A

DSM-4 criteria (Sectie II)
A. Pervasief patroon van onverschilligheid voor en schending van de rechten van anderen, sinds de leeftijd van 15 en gekenmerkt door 3 (of meer) van de volgende:
• Niet in staat zich te gedragen conform maatschappelijke norm (wetten en regels), herhaaldelijk gedrag stellen dat aanleiding kan geven tot arrestaties.
• Bedrog (herhaaldelijk liegen, schuilnamen gebruiken, oplichten van anderen voor geldelijk gewin of voor de lol).
• Impulsiviteit of gebrek om op voorhand te plannen.
• Irriteerbaarheiden.
• Agressiviteit (herhaaldelijk vechten, aanranden…).
• Roekeloze onverschilligheid t.a.v. veiligheid voor zichzelf en anderen.
• Weinig verantwoordelijkheidszin (herhaaldelijk falen om baan te houden
of om financiële verplichtingen na te komen).
• Gebrek aan spijt (onverschilligheid of goedpraten na het kwetsen,
mishandelen of bestelen van anderen).
B. Het individu is minstens 18 jaar.
C. Evidentie voor gedragsstoornis die startte voor het 15e levensjaar.
D. Het antisociaal gedrag komt niet uitsluitend voor tijdens het beloop van
schizofrenie of bipolariteit.

DSM-5 criteria (Sectie III)
A. Matige of ernstige beperkingen in persoonlijkheidsfunctioneren, met moeilijkheden in 2 of meer van de volgende 4 gebieden:
• Identiteit: egocentrisme, identiteit hangt op aan macht.
• Zelf-directiviteit: doelen stellen gebaseerd op persoonlijk voordeel, geen prosociale interne standaarden, niet voldoen aan normatief ethisch
gedrag opgelegd door wet of cultuur.
• Empathie: geen medeleven voor gevoelens, noden en lijden van
anderen, geen spijt na iemand te kwetsen of mishandelen.
• Intimiteit: incapabel tot mutueel intieme relaties, enkel uitbuiting, bedrog, dwang, gebruik van intimidatie en dominantie om anderen onder controle
te houden.
B. 6 of meer pathologische persoonlijkheidstrekken:
• Manipulatie (antagonisme).
• Kilheid (antagonisme).
• Bedrog (antagonisme).
• Vijandigheid (negatief affect)
• Risico’s nemen (disinhibitie).
• Impulsiviteit (disinhibitie).
• Onverantwoordelijkheid (disinhibitie).
Denk eraan dat het individu minstens 18 jaar moet zijn om de diagnose “antisociale persoonlijkheidsstoornis” te krijgen. Echter, is het niet zo dat iemand ineens de stoornis met 18 jaar krijgt, dit kan natuurlijk veel eerder al spelen.

23
Q

De DSM-5 heeft ervoor gezorgd dat de antisociale persoonlijkheidsstoornis te specificeren is met psychopathische kenmerken. Hierdoor kan een psycholoog zien of een cliënt naast de antisociale persoonlijkheidsstoornis ook psychopathie heeft;

A
  • lage angst
  • lage teruggetrokkenheid
  • hoog aandacht zoeken
24
Q

Lage angst

A

wat overeenkomt met de stress immuniteit van psychopathie.

25
Lage teruggetrokkenheid
wat overeenkomt met sociale vaardigheden van psychopathie, zoals assertiviteit en dominantie.
26
Hoog aandacht zoeken
wat overeenkomt met sociale vaardigheden van psychopathie, zoals assertiviteit en dominantie. Daarbij hebben ze een bold interpersonal style: wat zorgt dat maladaptief gedrag gemaskeerd kan worden.
27
Differentiatie APS en psychopathie
Historisch gezien werden APS en psychopathie als aparte concepten uitgewerkt, maar ze werden als inwisselbaar gebruikt in de literatuur, zoals DSM-4. Empirische evidentie toont aan dat alhoewel de twee als synoniem gebruikt worden, ze een asymmetrische relatie hebben, oftewel van elkaar verschillen. • APS komt veel vaker voor dan psychopathie, twee tot drie keer vaker. • Elk persoon met psychopathie heeft APS, maar andersom is dit niet zo, want 25% van de cliënten met APS hebben psychopathie.
28
Ontstaan van asymmetrische relatie APS en psychopathie
De asymmetrische relatie zou ontstaan zijn doordat APS gedragsmatig gemeten werd in de DSM-4 en dat de cut-offs verkeerd waren. DSM-4 stelde 3 van de 7 criteria als APS, terwijl PCL-R een score van 30 uit 40 hanteerde. Mensen krijgen een snellere diagnose van APS dan van psychopathie, doordat de cut-offs verschillen.
29
Differentiatie tussen APS en psychopathie werd gedaan aan de hand van Big-Five persoonlijkheidstrekken. Het blijkt dat de Big-Five zowel de stoornissen kan beschrijven als differentiëren.
(PLAATJE)