Hc 6 Flashcards

(32 cards)

1
Q

Agressie

A

is een zodanig groot construct dat er problemen ontstaan bij de definitie, aangezien het op verschillende manieren gezien kan worden:
- agressie
- geweld
- delinquentie
- antisociaal gedrag
- regelovertredend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Agressie definitie

A

de samenvatting van alle onderstaande begrippen. Het komt van het Engelse “Ad” en “Gradus”, waarmee “een stap naar” bedoelt wordt. Doordat het een zodanig negatief woord is, is assertiviteit in het leven geroepen, waarmee “goedgekeurde agressie” bedoelt wordt. Agressie is gericht op een ander met de intentie om schade aan te richten, wat het slachtoffer graag wil vermijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geweld

A

een extreme vorm van agressie waarbij schade aangericht wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Delinquentie

A

niet altijd sprake van agressie, maar wel van het overtreden van
regels wat strafbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Antisociaal gedrag

A

al het gedrag wat niet volgens de omgeving als prosociaal
gezien wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Regelovertredend gedrag

A

niet altijd sprake van agressie, maar wel van het overtreden van regels wat strafbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Periode met de meeste agressie

A

Mensen zijn het meest agressief in de leeftijdscategorie van 2-4 jaar tijdens de peutertijd. Dit komt omdat kleine kinderen nog geen taalvaardigheden hebben, waardoor ze zich niet/ lastig verbaal kunnen uiten en alleen fysieke uiting tot hun beschikking hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Agressie aangeboren/aangeleerd

A

Agressie is een samenwerking tussen aangeleerde en aangeboren (= persoonlijkheidskenmerken) eigenschappen. Het Bandura Doll Experiment is een voorbeeld van aangeleerde agressie. Hierbij ziet een kind een rolmodel die een pop met een hamer slaat, waarna het kind dit gedrag gaat imiteren of zelfs in ergere vorm gaat uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Soorten vijandelijkheid

A
  • vijandelijke/ reactieve agressie
  • instrumentele/ proactieve agressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vijandelijke/ reactieve agressie

A

een vorm van affectieve agressie die
impulsief/ ongepland is, met als doel om emoties, bijv. boosheid, te uiten door middel van iemand te schaden. Mensen willen niets anders dan de emoties uiten, maar doen dit op een agressieve en schadelijke manier tegenover anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Instrumentele/ proactieve

A

een vorm van voorbedachte agressie met als doel om door middel van agressie iets anders te bereiken, dan mensen te schaden. Neem als voorbeeld dat je een beveiliger slaat om zo iets te kunnen stelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Agressie door de jaren

A

In de kindertijd is men het meest agressief,
maar hierna zwakt de directe agressie af, maar
neemt de indirecte agressie toe tot de
adolescentie. Doordat bij bepaalde beroepen
indirecte agressie (= manipuleren) soms nodig
is, wordt het over het algemeen vaker gebruikt
dan directe agressie. Dit komt ook, omdat men denk dat indirecte agressie minder snel te herkennen is. Iemand een blauw oog slaan is meer zichtbaar dan over iemand roddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verklaringstheorie; Cognitive Neoassociation Theory

A

Berkowitz kwam met de Cognitive Neoassociation Theory als verklaring voor (reactieve) agressie door middel van frustratie. Men kan namelijk gefrustreerd raken door negatieve gebeurtenissen (= te hard geluid, sombere herinnering) die op zijn beurt negatieve gemoedstoestanden kunnen uitlokken wat kan leiden tot agressie.
Gebeurtenis → gemoedstoestand → agressie.

Bepaalde gebeurtenissen kunnen bepaalde associaties oproepen. Als je ouders een poster van een wapen boven de openhaard hebben hangen, terwijl jij vroeger soldaat was met overgebleven trauma’s, dan kan deze poster (= cue) zorgen dat men herinneringen uit die tijd gaat ophalen die effect hebben op je emotie/ cognitie (= gemoedstoestand). Door het effect op emotie/ cognitie zorgt het brein dat het sympathisch zenuwstelsel wordt opgewonden (= fysiologische reactie) waardoor je agressief wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verklaringstheorie; sociale leertheorie

A

Bandura kwam met de sociale leertheorie als verklaring dat (instrumentele) agressie is aangeleerd. Doordat men iemand anders antisociaal gedrag ziet vertonen en hiervoor beloond wordt, ga je dit gedrag nadoen (= modelering). De deviancy training van Duchonne stelt dat als jongeren in groepjes leven die antisociaal gedrag uitvoeren en als ze hiervoor beloond worden door in-group members, ze alleen maar meer antisociaal gedrag gaan uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verklaringstheorie; vriendschapstheorie

A

Bij de theorie over vriendschap staat de mate waarin de omgeving/ vrienden je gedrag bepaald en de mate waarin je een omgeving zoekt die bij je gedrag past centraal

  • selectieproces
  • beïnvloedingsproces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Selectieproces

A

aan de hand van je eigen gedrag en persoonlijkheid ga je een vriendengroep uitkiezen die bij jou past.

17
Q

Beïnvloedingsproces

A

het gedrag van je vriendengroep kan invloed hebben op jouw gedrag.

18
Q

Selectieproces of beïnvloedingsproces

A

• Relationele en instrumentele agressie: zowel beïnvloeding als selectie.
• Doel gerelateerde agressie: vooral tijdens de adolescentie.
• Fysieke agressie: geen invloed van zowel selectie als beïnvloeding en wordt
tijdens de volwassenheid als maladaptief gezien. Als een kind van twee jaar
iemand slaat heeft dit minder gevolgen dan een volwassenen van 30 jaar.
• Reactieve agressie: alleen beïnvloeding en is een default selection: jongeren die veel reactieve agressie vertonen zijn minder populair en maken hierdoor minder vrienden. Alle individuen die buiten de groep vallen, zoeken elkaar op
waardoor de agressie wordt versterkt.

19
Q

Scripttheorie

A

Huessman kwam met de scripttheorie als verklaring voor de relatie tussen massamedia en (instrumentele) agressie. In het menselijke leven leert men verschillende agressieve scripts (= gedragingen) die een leidraad vormen voor het leven en gedrag. Als er een conflict gebeurt, lost men dit op met agressie, aangezien dit vaak gezien wordt in de media of omgeving. Meerdere leervormen, oftewel media en omgeving, leiden tot een makkelijkere activatie van geheugensporen die leiden tot agressie. Hoe vaker men een bepaalde link tegenkomt, hoe sterker de linkt zal worden. Echter, niet iedereen is (even) gevoelig voor de scripts, maar mensen met ADHD zijn hypersensitief voor de scripttheorie.

20
Q

Excitation transfer theorie
(PLAATJE)

A

De Excitation Transfer Theory is gebaseerd op de frustratietheorie voor
(reactieve) agressie. Fysiologische opwinding → woede → toename fysiologische opwinding → toename woede → druppel → agressie. Het
proces van agressie kan gezien worden als een cyclisch proces tussen fysiologische opwinding en woede. Mensen met een intermittent
explosive disorder kampen vaak met deze cyclus, waardoor ze veel
reactieve agressie vertonen. Eveneens wordt dit vaak gezien bij partnergeweld doordat frustraties door de dag heen zorgen voor opwinding en later kan een klein frustratiepunt de bom laten barsten.

21
Q

Sociale interactie theorie
(PLAATJE)

A

De Sociale Interaction Theory stelt dat (instrumentele) agressie gezien kan worden als middel waarmee je een gedragsverandering bij iemand anders kan uitlokken. Hierdoor ga je iemand anders zodanig manipuleren dat
diegene het gedrag aanpast naar jou behoren en iets voor
jou doet (= sociale dominantie). Narcisten doen zich vaak
heel hard voor met een hoog zelfbeeld, maar dit is erg
kwetsbaar. Wanneer hun ego wordt bedreigd (= ego-threat)
proberen ze diegene nog verder naar beneden te halen om
zichzelf zo beter te voelen

22
Q

General agression model

A
  • cognitieve neoassociation theory
  • sociale leertheorie
  • vriendschapstheorie
  • scripttheorie
  • excitation transfer theorie
  • social interaction theory
23
Q

Agressieve persoonlijkheidsstoornissen

A
  • antisociale persoonlijkheisstoornis
  • narcistische persoonlijkheidsstoornis
  • borderline persoonlijkheidsstoornis
24
Q

antisociale persoonlijkheisstoornis

A

A. Diepgaand patroon van een gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen vanaf 15-jarige leeftijd aanwezig, zoals blijkt uit drie (of meer) van de volgende stellingen:
1) Niet conformeren aan de maatschappelijke norm dat men zich aan de wet
moet houden.
2) Oneerlijkheid.
3) Bezwendelen/ bedriegen ten behoeve van eigen voordeel of plezier.
4) Impulsiviteit of onvermogen om vooruit te plannen.
5) Prikkelbaarheid en agressiviteit.
6) Roekeloze onverschilligheid voor de veiligheid van zichzelf of anderen.
7) Constante onverantwoordelijkheid met betrekking tot werk en financiën.
8) Ontbreken van spijtgevoelens
B. Leeftijd is ten minste 18 jaar.
C. Aanwijzingen voor een gedragsstoornis beginnend vóór 15 jaar.
D. Het antisociale gedrag komt niet uitsluitend voor in het beloop van schizofrenie
of manische episodes.

25
Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Een diepgaand patroon van grootheidsgevoelens (in fantasie of gedrag), behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie, beginnend in vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties zoals blijkt uit vijf (of meer) van de volgende: • Heeft een opgeblazen gevoel van eigen belangrijkheid (bijvoorbeeld overdrijft eigen prestaties en talenten, verwacht als superieur erkend te worden zonder de erbij horende prestaties). • Is gepreoccupeerd met fantasieën over onbeperkte successen, macht, genialiteit, schoonheid, of ideale liefde. • Gelooft dat hij of zij "heel speciaal" en uniek is en alleen begrepen kan worden door, of hoort om te gaan, met andere heel speciale mensen of mensen (of instellingen) met een hoge status. • Verlangt buitensporige bewondering. • Heeft een gevoel bijzondere rechten te hebben: onredelijke verwachting van een uitzonderlijk welwillende behandeling of een automatisch meegaan met zijn of haar verwachtingen. • Exploiteert anderen: misbruik maken van anderen om zijn of haar eigen doeleinden te bereiken. • Heeft gebrek aan empathie (inlevingsvermogen): is niet bereid de gevoelens en behoeften van anderen te erkennen of zich ermee te vereenzelvigen. • Is vaak afgunstig of meent dat anderen op hem of haar afgunstig zijn. • Is arrogant of toont hooghartig gedrag.
26
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Instabiliteit en veel abrupte veranderingen in gevoelens, stemmingen, relaties, zelfbeeld en gedrag. • Impulsiviteit. • Stemmingswisselingen. • Zwart-wit denken. • Extreme verlatingsangst: kan zorgen dat men angstig/ paranoïde wordt en agressie uit. • Opzettelijke zelfbeschadiging (= automutilatie). • Identiteitsproblemen. • Dissociatieve verschijnselen. • Psychotische verschijnselen: waanbeelden en hallucinaties. • Moeilijk te herkennen.
27
Early maladaptive schema’s
Mensen met een persoonlijkheidsstoornis hebben problematische cognitieve schema’s (= Early Maladaptive Schema’s) die zich al van jongs af aan hebben ontwikkeld door zowel nature als nurture. Early Maladaptive Schema’s hebben een effect op copingstijlen. Afhankelijk van hoe men de wereld ziet, gaat men er op een bepaalde manier mee om. Als men altijd geleerd is om met agressie conflicten op te lossen, dan zal dit lang zo aanhouden. Vaak gebruiken mensen met deze schema’s agressie om met bepaalde problemen om te gaan. Borderline: door extreme verlatingsangst hebben ze negatieve schema’s waardoor ze denken dat mensen hun niks waard vinden, waardoor ze agressie inzetten om dit op te lossen. Alle bovenstaande persoonlijkheidsstoornissen zien geweld als oplossing voor interpersoonlijke problemen.
28
Problemen bij relatie vaststelling
- overlappende criteria - comorbiditeit - methodologische tekortkomingen
29
Overlappende criteria
agressie is vaak al een onderdeel van de persoonlijkheidsstoornis.
30
Comorbiditeit
meerdere stoornissen tegelijk, waardoor het lastig vast te stellen is of agressie apart of samen met de stoornissen samenhangt.
31
Methodologische tekortkomingen
instrumenten, steekproeven, verwarrende uitkomst en voorspeller. Daarnaast kunnen cross-sectionele studies weinig zeggen over de voorspelling.
32
Voorgeschiedenis met geweld
Het blijkt dat de kans op geweld versterkt wordt door het hebben van een voorgeschiedenis van geweld in het algemeen (samen met het hebben van een geestelijke stoornis en middelenmisbruik stoornis). Een geestelijke stoornis op zichzelf leidt niet direct tot geweld.