HC week 7 Flashcards

1
Q

Wat is het principe van antimicrobiële therapie?

A

Therapie van een infectie
* Eerst empirisch, rekening houdend met de meest waarschijnlijke verwekker (niet per definitie met een breed spectrum!)
o Je weet dan nog niet welk micro-organisme de ziekte heeft veroorzaakt.
o Je gaat uit van meest waarschijnlijke micro-organisme.
* Daarna gericht op grond van kweekuitslag.

Gevoeligheidsbepaling nodig om te kunnen stroomlijnen van therapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is farmacodynamiek?

A

het effect van het antibioticum concentratieprofiel op de infectieverwekker in het lichaam over de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is farmacokinetiek?

A

processen die plaatsvinden met het antibioticum in het lichaam nadat dit is toegediend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom vormen congenitale infecties een unieke groep infecties?

A
  • De leeftijd van optreden
  • De verwekkers
  • De klinische gevolgen
  • De diagnostische problemen
  • De preventieve mogelijkheden*
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarop wordt gescreend bij de standaard 12 weken screening tijdens de zwangerschap?

A
  • HIV
  • HBsAg
  • Syfilis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarop wordt gescreend als er afwijkingen zijn tijdens de zwangerschap bij het kind?

A

TORCHES:
- toxoplasma gondii
- overig (VZV, parvovirus B19)
- rubella
- CMV
- HSV
- Syfilis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de risicogroep voor congenitale rubella?

A

ongevaccineerde jonge vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel procent van de zwangere vrouwen met rubella heeft geen klachten?

A

ong. 50% subklinisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke symptomen kunnen zwangere vrouwen met rubella hebben?

A
  • Prodromale symptomen: malaise, lichte verhoging, lymfadenopathie, keelpijn, hoest, conjunctivitis
  • Daarna huiduitslag beginnend in gezicht, verspreiding naar romp en later armen en benen
  • Complicatie: arthralgie/artritis van vingers, polsen, knieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn mogelijke complicaties van zwangere vrouwen met rubella?

A

arthralgie/artritis van vingers, polsen, knieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan een congenitale rubella infectie zich prenataal uiten?

A
  • Intra-uteriene groeiretardatie
  • Spontane abortus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de symptomen van congenitale rubella syndroom (CRS)?

A

Huiduitslag, trombocytopenie, hepatitis/hepatosplenomegalie, meningo-encefalitis, botafwijkingen, oogafwijkingen, cardiovasculaire afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn symptomen van een congenitale rubella infectie op vroege kinderleeftijd en later?

A

Trias: oogafwijkingen (wo cateract), doofheid, cardiovasculaire afwijkingen + ontwikkelingsstoornissen, diabetes, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaat diagnostiek naar rubella bij de moeder?

A

Indien zwangere zich presenteert met klachten (exantheem)
1. IgM en IgG rubella (bij voorkeur samen met eerder serum en/of later serum)
a. Vaak 2/meerdere monsters nodig
2. Keeluitstrijk voor rubellaviruskweek of rubellavirus PCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit bestaat diagnostiek naar rubella bij het ongeboren kind?

A

overweeg vruchtwaterpunctie bij besmetting < 20 weken zwangerschapsduur voor rubellavirus PCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat diagnostiek naar rubella bij een kind postnataal?

A

1: IgM bepaling
2: urine en keeluitstrijk voor rubellaviruskweek en/of PCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe en wanneer behandel je congenitale CMV?

A
  • met valganciclovir
  • alleen bij CNS afwijkingen of ernstige kliniek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn symptomen van een congenitale CMV-infectie?

A
  • trombopenie
  • hepatosplenomegalie
  • icterus
  • petechiën, purpura
  • microcephalie
  • klein voor geboorte
  • chorioretinitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de symptomen van een moeder met herpes simplex virus?

A
  • Herpes genitalis (HSV 1 of 2)
  • Herpes labialis (HSV 1 of 2) moeder of omgeving
  • Asymptomatisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de symptomen van neonatale herpes bij een kind?

A

Perinatale infecties uit zich in 1e 4 weken, meestal (40%) al in de 1e week
3 manifestaties
1. Gelokaliseerde huid, oog en mondinfectie
2. CZS infectie, slecht drinken, geprikkeld, suf, slap, convulsies, luierpijn
3. Gedissemineered infectie: visceraal (hepatitis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe verloopt de transmissie van HSV van moeder naar kind perinataal en postnataal?

A

perinataal: genitaal
postnataal: koortslip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de transmissiekans bij een moeder/zwangere vrouw met herpes?

A

vaginale bevalling: primaire herpes genitalis 50% kans, reactivatie herpes genitalis (kleine kans)
koortslip: alleen bij direct contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe diagnosticeer je HSV bij de moeder?

A

HSV kweek/PCR bij verdachte laesies zonder VG van herpes genitalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe diagnosticeer je herpes neonatorum?

A
  • 24-48u na de bevalling: HSV kweek/PCR van keelwat, conjunctiva, evt. huid, liquor, serum/plasma
  • 0-4 weken post partum (bij huidbeeld, sepsis of insulten)
  • Breed bemonsteren!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de symptomen van primaire syfilis?

A

solitair, pijnloos ulcus meestal op de genitalia, in 60-90% (indien onbehandeld) volgt hierop secundaire syfilis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de symptomen van secundaire syfilis?

A
  • maculopapuleus exantheem op romp, extremiteiten (incl. handpalmen en voetzolen)
  • soms condylomata lata
  • vaak: malaise, koorts, spier- gewrichtspijn, lymfadenopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de symptomen van tertiaire syfilis?

A
  • chronische ontstekingshaarden (gummata) in huid, slijmvliezen, botten en organen
  • symptomen hangen af van de getroffen organen, evt. ook neurosyfilis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de symptomen van een foetus met congenitale lues?

A
  • abortus / intra-uteriene vruchtdood
  • intra-uteriene groeiretardatie
  • vroeggeboorte
  • hydrops foetalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de symptomen van een pasgeborene met congenitale lues?

A
  • 2/3 komt asymptomatisch: ter wereld, maar ontwikkelt symptomen in de eerste levensmaanden:
    o Vroege symptomen: Rash, geelzucht, lymfadenopathie, hepatosplenomegalie, nefrotisch syndroom, meningitis, rhinitis
    o Late symptomen: zadelneus, skeletafwijkingen, doofheid, mentale retardatie, Hutchinson tanden, interstitiële keratitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe vindt transmissie van syfilis plaats van moeder naar kind?

A

verticaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de transmissiekans van syfilis bij respectievelijk primaire, secundaire, vroeg latent, laat latent en tertiaire syfilis?

A

primair: ong. 50%
secundair: ong. 50%
vroeg latent: ong. 40%
laat latent: ong. 10%
tertiair: ong. 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke antistoffen worden gemeten bij verdenking op syfilis?

A
  • treponemale detectie van antilichamen, specifiek gericht tegen Treponema pallidum
  • non-treponemale detectie van antilichamen: niet specifiek gericht tegen Treponema pallidum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is een serologisch litteken?

A

altijd positief blijven van antistoffen indien ooit positief geweest

34
Q

Waaruit bestaat de maternale diagnostiek voor congenitale lues?

A

screening van alle zwangeren in NL met treponemale serolgie: screening ELISA (TPHA)

35
Q

Waaruit bestaat de diagnostiek voor congenitale lues bij kinderen?

A
  1. Klinisch beeld + positieve serologie moeder
  2. IgM immunoblot evt. op meerder momenten na geboorte
  3. VDRL titer bij kind vergelijken met moeder: een minstens 4-voudig hogere titer bij kind is aanwijzing voor congenitale syfilis, lagere titer sluit infectie echter niet uit.
  4. Treponemale (TPHA) titer beloop
36
Q

Waaruit bestaat de preventie van congenitale syfilis?

A
  • Maternale infectie: condoom gebruik
  • Maternale screening in 13e zwangerschapsweek en evt. later nogmaals, gevolgd door behandeling
37
Q

Waaruit bestaat de behandeling van congenitale syfilis bij respectievelijk moeder en kind?

A
  • Zwangere: benzylpenicilline 2,4 miljoen IE i.m. op dag 1, 8 en 15
  • Congenitale syfilis: benzylpenicilline
38
Q

Wat is het klinisch beeld van een congenitale hepatitis B infectie?

A
  • +/- 4% klinische symptomen
  • +/- 0,4% fulminante hepatitis rond de 3e levensmaand, vaak fataal
  • In de meest geïnfecteerde neonaten ontstaat een HBsAg dragerschap.
  • Indien onbehandeld overlijdt 30-35% van de chronische dragers tussen het 20e en 60e levensjaar aan de gevolgen van cirrose of HCC.
39
Q

Wat zijn de kenmerken van autoinflammatoire ziekten?

A

inflammatie:
- koorts
- huiduitslag
- gewrichtsklachten (arthralgie of artritis)
- verhoogde acute fase eiwitten

Maar zonder infectie!

40
Q

Wat zijn acute fase eiwitten?

A

eiwitten waarvan de concentratie met tenminste 25% stijgt of daalt gedurende inflammatie

41
Q

Noem 4 positieve acute fase eiwitten

A
  • BSE
  • CRP
  • SAA
  • ferritine
42
Q

Noem een voorbeeld van een negatief acute fase eiwit

A

albumine

43
Q

Wat is de behandeling van FMF?

A
  • Colchicine 2dd 0.5 mg
    o Non response: 5-10%
     Anti-IL-1 therapie
  • Diclofenac
44
Q

Wat zijn de symptomen van TRAPS?

A
  • koorts (vaak langdurig)
  • rash
  • spierpijn
  • conjunctivitis
  • artralgie
45
Q

Wat is triage?

A

prioriteren op basis van klachten/symptomen

46
Q

Wat is het doel van triage?

A
  • verminderen morbiditeit en mortaliteit door vertraging
  • omgaan met crowding
47
Q

Hoeveel stijgt de hartslag per graad omhoog?

A

10

48
Q

Hoeveel stijgt de ademhaling per graad omhoog?

A

5 bij jonge kinderen
1-2 bij oudere kinderen en volwassenen

49
Q

Wat zijn individuele voorspellers van een ernstig infectie?

A
  • cyanose
  • snelle ademhaling
  • slechte perifere circulatie
  • petechiën
50
Q

Welke drie vragen omvat safety netting?

A

1: Als ik het juist heb, wat verwacht ik dat er gebeurt?
2: Hoe weet ik dat ik het onjuist heb?
3: Wat moet ik dan doen?

51
Q

Wat zijn indicaties voor safety netting?

A
  • Diagnose is onzeker, ernstige infectie in DD
  • Aandoening heeft risico op complicatie(s)
  • Patiënt heeft vanwege comorbiditeit een verhoogd risico op complicaties.
52
Q

Wat zijn risicofactoren voor een ernstige dehydratie?

A
  • jonge leeftijd
  • heel veel diarree
53
Q

Wat zijn tekenen van weefselinvasie bij een uwi?

A
  • koorts
  • rillingen
  • algemeen ziekzijn
  • flank- of perineumpijn
  • acute (toename van) verwardheid / delier
54
Q

Wat is een bacteriurie?

A

aanwezigheid van bacteriën in de urine

55
Q

Wat is een significante bacteriurie?

A

minstens 100.000 kve/ml urine

56
Q

Wat is een asymptomatische bacteriurie?

A

significante bacteriurie zonder klachten of tekenen van infectie

57
Q

Wat zijn uropathogenen?

A

micro-organismen die uwi’s kunnen veroorzaken

58
Q

Wat zijn de belangrijkste uropathogenen in de huisartsenpraktijk?

A

Enterobacteriaceae
- E. coli
- Klebsiella spp.
- Proteus spp.

59
Q

Wat zijn predisponerende factoren (risicofactoren) voor het ontstaan van een urineweginfectie?

A
  • residuvorming
  • postmenopauzale atrofie tractus urogenitalis
  • blaas- of nierstenen
  • verblijfskatheters
  • verminderde weerstand
  • genetische factoren
  • anatomische afwijkingen
60
Q

Wat zijn klachten van een cystitis?

A
  • Dysurie: pijnlijke of branderige mictie
  • Pollakisurie: kleine beetjes plassen
  • Hematurie
  • Toegenomen mictiefrequentie
  • Pijn in rug of onderbuik
  • Afwezigheid van nieuw ontstane of veranderde vaginale afscheiding
61
Q

Wat zijn klachten van een cystitis van kinderen < 12 maanden oud?

A
  • slecht groeien
  • braken
  • koorts

gedurende minstens 3 dagen

62
Q

Wanneer is lichamelijk onderzoek geïndiceerd bij verdenking op uwi?

A
  • tekenen van weefselinvasie
  • vrouwen met recidiverende infecties (min 3x per jaar)
63
Q

Wat zijn valkuilen bij ‘sedimentje’/dipstick?

A
  • Leuko’s negatief: kans op UWI klein, maar weinig specifiek
  • Nitriet fout-negatief bij:
    o Bacteriën die geen nitraatreductase bezitten
    o Korte verblijfsduur urine in de blaas (daarom eerste ochtendurine opvangen)
  • Niet bruikbaar bij aanwezigheid urinekatheter
  • Alleen een positief sediment en geen klachten duidt op bacteriurie (en niet op UWI)
64
Q

Wat zijn indicaties voor een kweek + gevoeligheidsbepaling bij een (verdenking op) uwi?

A
  • 2x therapiefalen bij cystitis bij gezonde, niet zwangere vrouw
  • 1x therapiefalen bij cystitis bij kwetbsare oudere
  • cystitis bij pt. die antibiotische profylaxe gebruikt i.v.m. recidiverende uwi’s
  • cystitis bij pt. uit risicogroep, m.u.v. vrouwen met DM die verder gezond zijn en geen zieke indruk maken
  • cystitis bij kinderen < 12 jaar
  • uwi met tekenen van weefselinvasie
  • bij aanhoudend vermoeden van een uwi, terwijl urinedisptick en dipslide of sediment negatief blijven
65
Q

Wat is de behandeling van een ongecompliceerde uwi?

A

geen behandeling, i.v.m. bijwerkingen en risico op resistentie

66
Q

Wat is de empirische therapie van een cystitis?

A

1ste keus: nitrofurantoïne per os gedurende 5 dagen
* Therapeutisch actieve concentraties alleen in de urine
* Contra-indicaties: ernstige nierinsufficiëntie en G6PD deficiëntie
* Risicogroepen: langere behandelduur
* Komt niet goed in de weefsels, dus absoluut niet geven bij tekenen van weefselinvasie

2de keus: een gift fosfomycine (niet bij zwangeren, mannen, kinderen)
3de keus: trimethoprim (niet bij zwangeren en kinderen)

67
Q

Wat zijn bruikbare middelen bij een uwi met tekenen van weefselinvasie/

A
  • Quinolonen (cirpofloxacine)
  • Amoxicilline/clavulaanzuur (Augmentin)
  • Cotrimoxazol
68
Q

Wanneer verwijs je een patiënt met een uwi door naar de 2e lijn?

A

Volwassenen:
* Zwangeren met tekenen van weefselinvasie
* Patiënten met weefselinvasie die niet binnen 48 uur reageren op antibiotica
* Patiënten met vermoedelijke sepsis

Kinderen:
* Koorts indien < 1 maand, of tussen 1-3 maanden zonder focus;
* (vermoeden van) UWI en ernstig ziek en/of braken
* Niet binnen 48 uur verbeterend op antibiotica

69
Q

Wat is de behandeling van een urosepsis?

A

Empirisch beleid:
* Ceftriaxon IV + eenmalig gentamicine IV
* CAVE bekende resistentie op basis van oude kweekuitslagen
Behandeling stroomlijnen o.b.v. kweekuitslagen
Duur behandeling: 10-14 dagen
Switch naar oraal als mogelijk

70
Q

Waaruit bestaat het lichamelijk onderzoek bij verdenking op SOA?

A
  • Zonder klachten -> geen onderzoek nodig
  • Bij SOA gerelateerde klachten:
    o Inspectie anogenitale gebied
    o Speculumonderzoek
    o Vaginaal toucher
71
Q

Wat zijn risicogroepen voor een SOA?

A
  • MSM
  • Sekswerkers en klanten
  • Personen met veel wisselende seksuele contacten
  • Personen met partner uit 1 van voorgaande groepen
72
Q

Waarop test je patiënten uit een hoog-risicogroep met klachten verdacht voor SOA?

A

Chlamydia trachomatis, gonorroe, syfilis, HIV en hepatitis B

73
Q

Waarop test je overige patiënten met klachten verdacht voor SOA?

A

o Chlamydia
o Vaginale klachten: Chlamydia, gonorroe (en Trichomonas)
o Urethritis man: Chlamydia en gonorroe
o Bij persisterende klachten: Trichomonas, M. genitalium?

74
Q

Hoe uit Chlamydia trachomatis serotype A, B, Ba en C zich?

A

trachoom (bindvliesontsteking oog)

75
Q

Hoe uit Chlamydia trachomatis serotype D-K zich?

A

urogenitale infecties

76
Q

Hoe uit Chlamydia trachomatis serotype L1, L2, L3 zich?

A

lymphogranuloma venereum
- een bijzondere vorm van Chlamydia
- ernstiger beloop
- lymfeklierzwelling lies en/of anale klachten

77
Q

Wat zijn complicaties van Chlamydia trachomatis infectie?

A
  • Ascenderende infecties:
    o Epididymitis
    o Endometritis
    o Salpingitis
    o PID
    o Fitz-Hugh-Curtis syndroom
  • Extra-uteriene graviditeit
  • Infertiliteit

Neonaten:
* Conjunctivitis
* Pneumonitis

78
Q

Welke infecties kunnen door gonococcen veroorzaakt worden?

A
  • Urethritis, cervicitis
  • Endometritis, epididymitis, PID (Pelvic inflammatory disease), Fitz-Hugh-Curtis syndroom
  • Proctitis, pharyngitis
  • Ophthalmia neonatorum
  • Gedissemineerde infectie: koorts, polyarthritis, tenosynodermatitis (veroorzaakt door immuuncomplexen)
79
Q

Wat is de belangrijkste diagnostiek bij een verdenking op een gonococcen infectie?

A
  • PCR Ct/NG
  • Eventueel kweek en gevoeligheid gonorrea (NB transport in speciaal medium en binnen 6 uur in lab)
80
Q

Is Treponema pallidum kweekbaar?

A

nee

81
Q

Wat is de belangrijkste diagnostiek bij Treponema pallidum?

A
  • Serologie
    o Screening middels ELISA: EIA IgG (vroeger met de hand: TTPA, TPHA; wordt bijna niet meer gedaan); blijft altijd positief
    o Confirmatie: immunoblot
    o Activiteit: VDRL / RPR (= non-treponemale test; anti-cardiolipine antistoffen)
     Super gevoelig, niet specifiek
  • PCR ulcus
  • Donkerveld microscopie ulcus
82
Q

Wat zijn de Amsel criteria?

A
  1. Dunne homogene grijs-witte fluor
  2. Vaginale pH > 4,5
  3. Positieve amine test, gedefinieerd als de aanwezigheid van een vislucht wanneer 10% KOH wordt toegevoegd aan de fluor
  4. Clue cells in fysiologisch zout preparaat