ZO week 10 Flashcards

1
Q

Welke twee auto-antilichamen komen vooral voor in RA en welke is uniek voor RA?

A

Reumafactor (RF) en antilichamen gericht tegen gecitrullineerde peptiden/eiwitten (ACPA = anti-citrullinated protein/peptide antibodies) bijvoorbeeld anti-CCP antilichamen.

ACPA (bijvoorbeeld anti-CCP antilichamen) zijn zeer specifiek voor RA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf kort de bijdrage van auto-antilichamen aan de pathogenese van RA

A

Autoantilichamen vormen immuuncomplexen (IC) en binden aan FcgammaReceptoren (FcgR) op bijvoorbeeld macrofagen / B cellen. Hierdoor worden deze cellen geactiveerd waarbij er proinflammatoire cytokinen vrijkomen. Complement bindende antilichamen zorgen voor activatie van het complement systeem dat bijdraagt aan het ontstekingsproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke combinatie van auto-antilichamen is het meest voorspellend voor de ontwikkeling en ernst van RA?

A

Anti-CCP antilichamen en RF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem drie pro-inflammatoire cytokinen die belangrijk zijn in de pathogenese van reumatoïde artritis.

A
  • TNF-α
  • IL-1β
  • IL-6
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem vier T cel subsets die betrokken zijn in de pathogenese van RA en beschrijf kort hun rol in dit proces (pro-inflammatoir/destructief/beschermend/regulerend).

A
  • Th1: pro-inflammatoir
  • Th2: beschermend
  • Th17: pro-inflammatoir/destructief
  • Treg: regulerend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn reumafactoren?

A

voornamelijk IgM antistoffen gericht tegen het Fc gedeelte van IgG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welk principe berust de reumafactor bepaling?

A

Op het principe dat reumafactoren de eigenschap hebben te binden aan het Fc-gedeelte van humaan IgG en vaak ook aan IgG van diverse diersoorten. Klassiek worden reumafactoren bepaald met de agglutinatiereactie. Meer recentelijk zijn voor de bepaling van reumafactoren ELISA’s uitgewerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke van de onderstaande verschijnselen past het best bij het klinisch beeld van RA?
a Asymmetrische oligo-artritis van knie en enkel
b Mono-artritis van MTP 1 gewricht
c Symmetrische artritis van DIP gewrichten aan de vingers
d Symmetrische artritis van PIP gewrichten aan de vingers

A

D: symmetrische artritis van de PIP gewrichten aan de vingers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rondom welke leeftijd presenteert SLE bij kinderen zich vooral?

A

tussen het 10e en 14e jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk soort ontstekingen is op kinderleeftijd met name geassocieerd met een reactieve artritis?

A
  • gastro-enteritis (Yersinia, Salmonella, Shigella)
  • bovenste luchtweginfecties (meestal postviraal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk type koorts is kenmerkend voor een JIA systemische vorm?

A

een normale ochtendtemperatuur met tegen de avond hoge piekende koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In de differentiaal diagnose heb je ook nog artritis bij een lokale maligniteit staat.
Welk onderzoek doe je om deze diagnose uit te sluiten?

A

X-foto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke kenmerken passen bij acuut reuma?
a.symmetrische polyartritis
b.aften in de mond
c.een verspringende artritis
d.een erythema marginatum
e.lage rugklachten
f.chorea
g.cardiale betrokkenheid
h.mononeuritis multiplex
i.recente pharyngitis in de anamnese

A
  • symmetrische polartritis
  • een verspringende artritis
  • een erythema marginatum
  • chorea
  • cardiale betrokkenheid
  • recente pharyngitis in de anamnese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Na infectie met welk soort micro-organisme kan acuut reuma optreden?

A

Bèta haemolytische streptokok groep A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Moet een patiënt na een doorgemaakte acuut reuma antibiotische profylaxe blijven gebruiken tot het 18e levensjaar?

A

ja, continu tot het 18e levensjaar omdat alleen met continue gebruik van antibiotische profylaxe het risico op een hartklepafwijking fors verminderd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het pathogenetisch mechanisme achter de klinische verschijnselen van acuut reuma?

A

molecular mimicry

17
Q

Welke laboratoriumbepaling(en) zou je kunnen verrichten om een streptokokkeninfectie aannemelijk te maken?

A

Anti-DNAse B

AST (anti-streptolysine titer)

18
Q

Welke aanvullend onderzoek doe je bij een verdenking op een reactieve artritis?

A
  • BSE (bezinking), CRP (C reactive protein)
  • Volledig bloedbeeld
  • Leverbiochemie, nierfunctie
  • Urine op leucocyten en erytrocyten
  • HLA B-27-antigeenbepaling
  • Onderzoek gewrichtsvloeistof:
  • aantal leucocyten, gram en kweek
  • Urinekweek
  • Faeceskweek, in geval van diarree
  • Kweek van uitstrijk van urethra en cervix
  • Keeluitstrijk, in geval van keelklachten
19
Q

Wat is de behandeling van een reactieve artritis?

A
  • behandel onderliggende infectie
  • NSAIDs
  • soms intra-articulair steroïden
  • fysiotherapie om contracturen te voorkomen en spieren te versterken
20
Q

Wat zijn de belangrijkste twee verschillen tussen reactieve artritis en bacteriële (septische) artritis?

A

Bij een septische/bacteriële artritis zijn levende micro-organismen aanwezig in het gewricht, bij een reactieve artritis niet. Reactieve arthritis is meestal geassocieerd met HLA-B27, bacteriële artritis niet.

21
Q

Op welke manier veroorzaakt de bacterie in reactieve artritis een gewrichtsontsteking?

A

De microbiële infectie elders in het lichaam veroorzaakt een systemische immunissatie waardoor gesensitiseerde T-cellen gericht tegen bacteriële antigenen ontstaan. Deze T-cellen kunnen vervolgens door het hele lichaam circuleren en dus ook de gewrichten bereiken. Vanuit de infectie-haard vindt tevens verspreiding van bacteriële antigenen plaats. Wanneer deze antigenen de gewrichten bereiken kunnen ze ter plaatse de gesensitiseerde T cellen activeren, waarna een ontsteking volgt.

22
Q

Noem twee verschillen tussen reactieve artritis en spondylitis ankylopoietica (ankylosing spondylitis, Bechteref)

A
  • bij reactieve artritis voornamelijk (grotere) beengewrichten aangedaan, bij spondylitis ankylopoetica met name pijnlijke ontstekingen en tenslotte vervorming van gewrichten van de wervelkolom
  • bij reactieve artritis wel associatie met voorafgaande infectie
23
Q

Noem twee overeenkomsten tussen reactieve artritis en spondylitis ankylopoietica (ankylosing spondylitis, Bechteref)

A

Beide ziekte-beelden behoren tot de familie van de spondylartropathiën.
Beiden vertonen associatie met HLA-B27.