HC4 Cluster B: psychopathie en antisociale persoonlijkheidsstoornis Flashcards

1
Q

Antisociale persoonlijkheidsstoornis
- DSM-5 criteria

A

A. Een pervasief patroon van minachting voor en schending van de rechten van anderen, sinds de leeftijd van 15 jaar, zoals aangegeven door drie (of meer) van de volgende criteria:
1) Falen om zich te conformeren aan de sociale normen over wat volgens de wet is toegestaan, zoals blijkt uit het herhaaldelijk verrichten van handelingen die aanleiding geven tot arrestatie.
2) Bedrieglijkheid, zoals blijkt uit herhaaldelijk
iegen, het gebruik van schuilnamen of het oplichten van anderen voor persoonlijk gewin of plezier.
3) Impulsiviteit of onvermogen om vooruit te plannen.
4) Prikkelbaarheid en agressiviteit, zoals blijkt uit herhaalde fysieke gevechten of aanvallen.
5) Roekeloze minachtig voor de veiligheid van zichzelf en anderen.
6) Consequente onverantwoordelijkheid, zoals blijkt uit herhaaldelijk nalaten om consequent te werken of het niet nakomen van financiële verplichtingen.
7) Gebrek aan wroeging/ spijt, zoals blijkt uit onverschilligheid voor of rationalisering van het kwetsen, mishandelen of stelen van een ander.
B. Het individu is tenminste 18 jaar.
C. Er is bewijs van een gedragsstoornis met een begin voor 15 jarige leeftijd.
D. Het optreden van antisociaal gedrag is niet uitsluitend tijdens het verloop van schizofrenie of bipolaire stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ontstaan DSM citeria voor antisociale persoonlijkheidsstoornis

A

Psychopathie is een van de eerst beschreven stoornissen met 16 criteria
- kunnen een stoornis hebben, maar normaal lijken
- egosyntoon (persoon is tevreden met zichzelf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

16 criteria voor psychopathie

A
  1. oppervlakkige charme en (boven) gemiddelde intelligentie
  2. afwezigheid van waanideeën en irrationeel denken
  3. afwezigheid van angst en neurotische manifestaties; aanzienlijk zelfvertrouwen, kalmte en verbale vaardigheid
  4. onbetrouwbaarheid, onverantwoordelijkheid
  5. leugenachtigheid, onoprechtheid
  6. onvoldoende gemotiveerd en slecht gepland antisociaal gedrag
  7. gebrek aan spijt en schaamte
  8. slecht beoordelingsvermogen en falen om van ervaring te leren
  9. pathologische egocentriciteit, onvermogen tot liefde en gehechtheid
  10. beperkt in belangrijke affectieve reacties
  11. gebrek aan echt inzicht in zichzelf
  12. niet responsief in algemene interpersoonlijke relaties, zoals vertrouwen
  13. fantastisch en aanstootgevens gedrag, na het drinken en soms zelfs zonder te drinken
  14. zelfmoord zelden uitgevoerd
  15. onpersoonlijk, triviaal en slecht geïntegreerd seksleven
  16. falen van het volgen van een levensplan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Psychopathy checklist revised

A

Checklist van Hare gebaseerd op 16 criteria van Cleckley
- score van > 30/40 geeft psychopathie aan en > 25 geeft aanwijzingen voor aan
- gebrek aan angst wordt niet meegenomen
- 2 factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Factor 1

A

Primaire psychopathie bestaand euit een arrogante en bedrieglijke interpersoonlijke stijl samen met een gebrekkig affectieve ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Factor 2

A

Secundaire psychopathie bestaande uit een onverantwoordelijke levensstijl samen met een antisociaal gedrag, wat wijst op een sociale afwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Interpersoonlijke stijl (factor 1)

A
  • gladde prater/oppervlakkige charme
  • opgeblazen gevoel eigenwaarde
  • pathologisch liegen
  • manipulerend gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Affectieve ervaring (factor 1)

A
  • gebrek aan wroeging/schuldgevoel
  • oppervlakkige emoties
  • kil/gebrek aan empathie
  • geen verantwoordelijkheid eigen gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Levensstijl (factor 2)

A
  • prikkelhonger/neiging tot verveling
  • parasitaire levensstijl
  • ontbreken realistische lange termijn doelen
  • impulsiviteit
  • onverantwoordelijk gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Antisociaal gedrag (factor 2)

A
  • gebrekkige gedragsbeheersing
  • gedragsprblemen jonge leeftijd
  • jeugdcriminaliteit
  • schending voorwaarden
  • veelsoortige criminaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Activatie prefrontale kwaab - cold cognition
- psychopathisch breinproces

A

Psychopaten hebben een koude cognitie, waardoor enkel de prefrontale kwab geactiveerd wordt om alleen de letterlijke betekenis op te nemen. Verder kunnen ze goed de boodschap goed begrijpen, maar hebben geen emotionele betekenis of herineering bij bijv. het woord moeder. De amygdale wordt niet geactiveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lage hartslag in stressituaties
- psychopathisch breinproces

A

Mensen met pscyhopathie hebben vaak een uitzonderlijk laag angstniveau, vooral in extreme situaties. Mensen kunnen dan heldendaden verrichten, omdat ze minder angst hebben, maar hierdoor kunnen ze juist ook hele verschrikkelijke dingen doen. Hun hartslag gaat omlaag in stresssituaties, waardoor ze rustig worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Minder gebruik van spiegelhormonen
- Psychopathisch breinproces

A

Door gebrek aan empathie: als je een ander ziet lachen heb je de neiging om zelf ook te lachen. Als je een ander ziet huilen dan voel je vaak emt hen mee. Psychopaten zien wel dat iemand verdrietig is, maar ze voelen niet met de persoon mee. Spiegelneurnen zijn niet of nauwelijks aanwezig bij deze mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verschillen antisociale persoonlijkheidsstoornis en psychopathie (en criminaliteit)

A

Worden als synoniem gebruikt, maar verschillen wel van elkaar
- APS komt vaker voor dan psychopathie (2-3x)
- iedereen met psychopathie heeft APS, maar niet andersom (25%)
–> beide veel overlap met criminaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom staat psychopathie niet in DSM-5
–> problemen met DSM-5

A
  • hedendaagse maatschappelijke standpunten beïnvloeden wat we als afwijkend ervaren
  • er is sprake van culturele en gendervooroordelen in de DSM
  • de DSM is enkel gebaseerd op consensus/overeenkomst, niet op empirisch bewijs
  • politiek en lobbyisten spelen een rol bij het ontstaan van stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Antisociale reactie/stoornis (DSM-1)

A
  • individuen die ongesocialiseerd zijn en wiens gedrag conflict brengt in de maatschappij.
  • Niet in staat tot significante loyaiteit aan individuen, groepen of sociale waarden. - Egoïstisch, ongevoelig, onverantwoordelijk, impulsief en niet in staat schuldgevoelens te hebben of te leren van ervaring en straf.
  • Lage frustratietolerantie
  • neiging andere de schuld te geven of plausibele rationalisaties van gedrag te bieden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Dissociale reactie (DSM-2)

A
  • kunnen niet geclassificeerd worden als antisociale personsoonlijkheden
  • roofzuchtig, criminele bezigheden nastreven; afpers, oneerlijke gokkers, prostituees en drugsdealers
  • geen psychiatrische stoornis maar ontwikkeld door omgeving
    –> DSM-1: sociopathische persoonlijhiedsstoornis, dissociaal type
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Antiscoale persoonlijkheidsstoornis DSM-3

A
  • Robert Leopold Spitzer
  • bekeken vanuit psychoanalytische hoek
  • gedrag in plaats van theorieën
  • empirisme tegenover rationalisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Consequenties huidige ASPS in DSM

A
  • stigma: path dependency voor ASPS en psychopathie
  • ASPS komt 6x vaker voor in achterstandswijken
  • sociale problemen worden bestempeld als stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Robert Spitzer over DSM-3

A

Sociale context moet worden meegenomen in de diagnosticering van personen.
~snap je dit: armoede opgroeiing heeft effect~

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Etiologie

A
  • genen (50%): agressie en impulsief temperament
  • gedeelde omgevingsfactoren (20%): laag familie inkomen, één-ouderhuishouden, slechte ouderlijke supervisie, deliquente familieleden –> buurt en gezin
  • niet gedeelde omgevingsfactoren (30%): deliquente vrienden, academische moeilijkheden, fysiek misbruik –> netwerk
22
Q

Gen-omgevingsinteractie en ASPS

A
  • agressief, impulsief temperament
  • niet leren/verwerven van prosociale normen, verantwoordelijkheid
  • ontwikkeling van een schema dat wordt gekenmerkt door verlating, wantrouwen, onvoldoende zelfbeheersing, rechten, leidend tot vervulling van interpersoonlijke behoeften door dominantie, macht
23
Q

Gen-omgevingsinteractie en psychopathie

A
  • zelfde mechanismes als voor ASPS, maar ook:
  • hoge niveaus van ongevoelig-emotionele eigenschappen die worden gekenmerkt door proactieve agressie, lage niveaus van angst en gebrek aan shuldgevoelens en wroeging bij het kwetsen van anderen
  • over het algemeen zijn bij psychopaten hersenafwijkingen gemeld in een entwerk van hersengebieden die samen het ‘sociale’ of ‘morele’ brein vormen
  • biologische afwijkingen spelen een rol, het brein werkt op een andere manier
24
Q

Psychopathie

A

Ontwikkeld in de eerste jaren van het leven. Het is een product van de interactie tussen biologie/ natuur (brein connecties en genen) en omgeving (misbruik en verlating)
- vooral biologie/nature

25
Q

Sociopathie/ASPS

A

Is vooral een product van omgeving, zoals herhaaldelijk misbruik, meestal voor de puberteit. Genen spelen hierbij minder een rol
- vooral sociaal/omgeving/nurture

26
Q

Waarom moet psychopathie van ASPS onderscheden worden

A

Bij psychopathie is de emotionele oppervlakkigheid (afwezigheid van empathie en schuldgevoel) kenmerkend
Bij ASPS zou de nadruk meer liggen op het antisociale gedrag

27
Q

Pathways naar antisociaal gedrag

A

Kijkt naar de onderliggende dynamieken
- waarom gedragen mensen zich prosociaal

28
Q

Waarom prosociaal gedrag?

A

Komt voort uit overlevingsstrategie van collectief altruïsme gebaseerd op vertrouwen en reciprociteit
- individu is bereid om een ander een dienst te verlenen, wanneer het individu weet dat het hiervoor op een later tijdstip een wederdienst van verwachten, of op dat moment zelf die wederdienst bewijst

29
Q

Randvoorwaarden voor vertrouwen en reciprociteit

A
  • je moet in staat zijn om de ander te vertrouwen; de bedoelingen van de ander moeten ook goed zijn
  • je moet in staat zijn tot wederkerigheid: je moet een idee hebben wat de behoeften zijn en je moet bereid zijn hieraan te voldoen
30
Q

Antisociaal gedrag en vertrouwen

A
  • trauma en affectieve verwaarlozing komen veel voor bij jongeren met ASPS, door angetast vertrouwen
  • huidige sociale milieu van ASPS is vijandig en competitief –> onveilig voor vertrouwen
  • hyperalert op dreiging en vijandigheid
31
Q

Dreiging perceptie bij ASPS

A
  • een beetje boosheid wordt sneller opgemerkt door ASPS en zij reageren hier direct op (vaak door trauma)
  • mannen staan vaak met rug tegen de muur om dreiging te verminderen
32
Q

Antisociaal gedrag en wederkerigheid

A
  • emotionele verwaarlozing onder jongeren met ASPS leidt tot slechter mentaliserend vermogen
  • een subgroep kan emoties van anderen niet goed inschatten
  • impulsiviteit heeft een negatieve invloed op het inschatten van emotionele behoeften van andere mensen
33
Q

Mentaliserend vermogen

A

Het kunnen inschatten van emotionele toestanden bij jezelf en anderen

34
Q

Pathway 1: gebrek aan vertrouwen

A

Negatieve cognitief-affectieve schema’s –> wantrouwen –> vijandige attributiebias (hypermentalisatie onder dreigingscues) –> reactief antisociaal gedrag (= fysieke en verbale agressie)

35
Q

Pathway 2: gebrek aan wederkerigheid

A

Hypomentalisatie door gebrek aan cognitieve en affectieve mentalisatie –> gebrek aan wederkerigheid –> reactief en proactief antisociaal gedrag (= fysieke en verbale agressie, sociale agressie en normoverschrijdend gedrag)

36
Q

Pathway 3: gebrek aan de wil voor wederkerigheid en te mentaliseren
–> psychopathie

A

Hypomentalisatie door gebrek aan affectieve mentalisatie –> gebrek aan de wil en de vaardigheid voor wederkerigheid –> proactief antisociaal gedrag (= fysieke en verbale agressie, sociale agressie en normoverschrijdend gedrag)

37
Q

Behandeling van ASPS en psychopathie

A

Geen evidence-based behandelingen
- Dialectische gedragstherapie (DBT)
- Mentalization based treatment (MBT)
- schema focused therapy (SFT)
- cognitieve gedragstherapie (CBT)

38
Q

Interventies pathway 1 (wantrouwen)

A
  • ik vertouw je niet dus ik val je aan –> EMDR om arousal te verminderen
  • aanval is de beste verdediging –> schema-therapie om realistisch beeld van de dreiging te creeëren
  • antisociaal –> CBT
39
Q

Interventies pathway 2 (wederkerigheid)

A
  • ik snap jouw gevoelens niet, dus ik gedraag me verkeerd –> sociale cognitie training om emoties te leren
  • onvoldoende mentalisatie –> MBT
  • geen rekening met grenzen houden –> ILC (impulsive lifestyle counseling)
40
Q

Interventies pathway 3 (harteloos en gevoelloos)

A
  • ik zie hoe je je voelt, maar het boeit me niet –> CBT om de langetermijngevolgen van gedrag in te zien
  • misdaad loont –> externe structurenende behandeling om risico’s in te schatten
  • beschermende factoren, behandeling van deelproblematiek (verslacing, trauma, agressie etc) en cogniteve hersteltraining
41
Q

Motivatie om ASPS te behandelen

A

Veroorzaken negativiteit in de maatschappij
- lokken de volgende emoties uit: afgewezen, gedomineerd, gemanipuleerd, uitgebuit, in shock, vijandig, moralistisch verontwaardigd, gehaat, angstig en hulpeloosheid
–> veroorzaakt therapeutisch Nihillisme

42
Q

Therapeutisch nihillisme

A

De gedachte dat niets helpt en het geen zin heeft om deze mensen te helpen

43
Q

Problemen die ook problemen voor anderen veroorzaken

A
  • agressie –> huiselijk geweld
  • verslaving –> criminaliteit
  • PTSS –> mentale problemen
  • Angst –> financiële gevolgen
  • depressie, suïcide, werkeloosheid en echtscheidingen
44
Q

Wantrouwen en kritische houding tegenover therapeuten

A
  • je bent gek als je naar de psycholoog moet
  • psychologen zijn gevaarlijk
  • te ingewikkeld voor therapeuten
  • weinig interesse van therapeuten
45
Q

Sensitiviteit voor afwijzing en stigmatisering

A
  • naar de klok kijken tijdens sessie
  • bevooroordelend over zelf veroorzaakte problemen
  • afwijzing van hulpinstanties zorgt voor meer problemen
46
Q

Open houding, betrokkenheid en oprechtheid

A
  • normaal menselijk contact is belangrijk
  • hoe ver wil je als psycholoog gaan
  • voel je als psycholoog niet superieur aan anderen
47
Q

Respect, autonomie en gelijkheid

A
  • geen oplossingen geven, maar samen zoeken
  • niets opdringen
  • normaal en menselijk doen
  • liever sterven dan een ander zijn zin geven
48
Q

Behoefte aan standvastigheid en duidelijkheid

A
  • iemand die weet waar die het over heeft
  • niet te voorzichtig en onzeker
  • weet of je ASPS aankan
49
Q

Fasering en timing: geleidelijke opbouw van confrontatie en diepgang

A
  • mensen met ASPS zijn explosiever, dus neem je tijd
  • laat de spanning niet te hoog oplopen
  • geef tijd om een vertrouwensrelatie te ontwikkelen
50
Q

Geschikte therapeut voor ASPS

A
  • een open onbevooroordeelde houding
  • wees streng maar vriendelijk
  • consistentie, voorspelbaarheid en duidelijkheid
  • flexibiliteit; zoek een alternatieve route
  • zelfvertrouwen