Hoofdstuck 4- Koken Flashcards
(41 cards)
1
Q
langzaam
A
slow
2
Q
de vriend
A
the friend
3
Q
mijn vriend
A
my (boy) friend
4
Q
het schatje
A
the darling
5
Q
organiseren
A
to organize
6
Q
de familie
A
the family
7
Q
het etentje
A
the dinner
8
Q
het feestje
A
the party
9
Q
een eindje
A
a small distance
10
Q
het jongetje
A
the small boy
11
Q
het spel
A
the game
12
Q
de vrienden
A
the (girl)friend
13
Q
de hoek
A
the corner
14
Q
de kroeg
A
the café
15
Q
het biertje
A
the beer
16
Q
de woning
A
the house
17
Q
de pauze
A
the break
18
Q
het papier
A
the paper
19
Q
de bril
A
the pair of glasses
20
Q
een kwart
A
a quarter
21
Q
het zeeniveau
A
the sea level
22
Q
de Nederlander
A
the Dutch citizen
23
Q
de helft
A
the half
24
Q
religieus
A
religious
25
bijna
almost
26
bestaan (uit)
to consist (of)
27
het water
the water
28
de bloembol
the flower bulb
29
de wereld
the world
30
spannend
thrilling
31
de bal
the ball
32
rond
round
33
mannelijk
masculine
34
vrouwelijk
feminine
35
moeilijk
difficult
36
de bus
the bus
37
onzijdig
neuter
38
het podium
the stage
39
het orkest
the orchestra
40
het paard
the horse
41
de wei
the grasslands
