Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Wat zijn de thematische gebieden binnen de ontwikelingspsychologie

A

› Fysieke ontwikkeling
› Cognitieve ontwikkeling
› Sociaal-emotionele ontwikkeling
› Persoonlijke ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de leeftijdsgroepen volgens ontwikkelingspsychologie

A

› Prenatale periode->van conceptie tot geboorte
› Babytijd->van geboorte tot twee jaar
› Peuter-en kleutertijd->van twee tot zes jaar
› Schooltijd->van zes jaar tot twaalf jaar
› Adolescentie->van twaalf tot twintig jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

normatieve gebeurtenissen

A

= gebeurtenissen die zich voor de meeste mensen binnen een groep op dezelfde manier voltrekken
- kunnen historisch, leeftijdsgebonden of sociaal-cultureel bepaald zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

niet-normatieve gebeurtenissen

A

= specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van een bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hier niks mee te maken krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fysieke ontwikkeling

A

Ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het lichaam zoals de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cognitieve ontwikkeling

A

Ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele vermogens, zoals denken, leren, geheugen en probleemoplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Persoonlijke ontwikkeling

A

Ontwikkeling van duurzame gedragingen en (karakter)-eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale constructie

A

Een idee over de realiteit dat weliswaar breed geaccepteerd is, maar afhangt van de maatschappij en cultuur op een bepaald moment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Opkomende volwassenheid

A

Term van psycholoog Jeffrey Arnett om aparte levensfase aan te duiden, die loopt van de late tienerjaren tot midden twintig. In deze fase zijn mensen niet langer adolescenten, maar hebben ze evenmin de verantwoordelijkheden van de volwassenheid volledig op zich genomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cohort

A

Een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cohorte-effecten

A

Invloeden van cohorten op de ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Historisch bepaalde invloeden

A

Omgevingsinvloeden en biologische invloeden die verbonden zijn aan een specifiek historisch moment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leeftijdsgebonden invloeden

A

Zijn biologische en omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of wanneer ze opgroeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociaal-culturele invloeden

A

Invloeden zoals etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van subcultuur etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Continue verandering

A

Geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op een bepaald niveau voorvloeien uit die op de vorige niveaus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Discontinue verandering

A

Ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in een eerder stadia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

kritieke periode

A

Een specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste- en zelfs onomkeerbare gevolgen heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Stimuli

A

Prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving waarop een organisme reageert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

plasticiteit

A

De mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur veranderbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Maturatie

A

Het proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Nature

A

Verwijst naar eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders erven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Nurture

A

Verwijst naar de omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Plato

A

bijzondere talenten vroeg opsporen zodat opvoeding en scholing op ontwikkeling ervan gericht kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Aristoteles

A

tabula rasa - mens wordt geboren als onbeschreven blad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

John Locke

A
  • empirisme
  • werkt tabula rasa idee verder uit
  • ontwikkeling gebeurt onder invloed van de omgeving die vorm geeft aan het gedrag van het kind -> “ iedereen kan alles worden “
26
Q

Jean-Jacques Rousseau

A
  • nativisme
  • kinderen worden geboren met inherent potentieel en talenten, die zich ontvouwen naarmate ze opgroeien
  • rol van opvoeding: begeleiding geven aan maturiteitsniveau, gelegenheid tot exploratie bieden, aanmoediging om natuurlijke interesse te volgen.
27
Q

Charles Darwin

A
  • evolutietheorie ( obviously ;)
  • parallel tussen ontwikkeling van individuen binnen een soort en hoe de soort zelf ontwikkeld is
  • schreef een babybiografie over het eerste levensjaar van zijn zoon
  • systematische observatie van kinderen
28
Q

Stanley Hall

A
  • geïnspireerd door Darwin: ontogenese als herhaling van fylogenese
  • ontwikkeling als rijpingsproces ( reeks genetisch bepaalde gebeurtenissen die zich automatisch ontvouwen als een bloem)
    -“ men kan de typische wildheid van kinderen maar beter toelaten tot een jaar of twaalf”
  • adolescentie periode ‘’ storm en stress”
  • stichter Child study movement
  • eerst gebruik van vragenlijsten, normatieve benadering
29
Q

Arnold Gesell

A
  • leerling van Stanley Hall
  • formuleerde de eerste meetmethode om baby’s met een abnormaal ontwikkelingspatroon te onderscheiden van baby’s met normaal ontwikkelinspatroon ( ontwikkelingsquotiënt)
  • bijnaam “ father of child development”
  • bestuurde 10 000 kinderen via observatie en ouderinterviews
  • ” als we effectieve hulpmiddelen gebruiken, onthult kind zichzelf aan iedereen die stopt en luistert naar wat het zegt en die met ziende ogen kijkt naar wat het doet”
  • Gesell Development Schedules
  • informeerde ouders over wat op welke leeftijd verwacht kan worden
30
Q

Alfred Binet

A
  • franse psycholoog
  • eerste intelligentietest op vraag van minister van onderwijs
  • stimuleerde interesse in individuele verschillen in ontwikkeling
31
Q

› Fysieke ontwikkeling
› Cognitieve ontwikkeling
› Sociaal-emotionele ontwikkeling
› Persoonlijke ontwikkeling

A

Wat zijn de thematische gebieden binnen de ontwikelingspsychologie

32
Q

› Prenatale periode->van conceptie tot geboorte
› Babytijd->van geboorte tot twee jaar
› Peuter-en kleutertijd->van twee tot zes jaar
› Schooltijd->van zes jaar tot twaalf jaar
› Adolescentie->van twaalf tot twintig jaar

A

Wat zijn de leeftijdsgroepen volgens ontwikkelingspsychologie

33
Q

= gebeurtenissen die zich voor de meeste mensen binnen een groep op dezelfde manier voltrekken
- kunnen historisch, leeftijdsgebonden of sociaal-cultureel bepaald zijn.

A

normatieve gebeurtenissen

34
Q

= specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van een bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hier niks mee te maken krijgen.

A

niet-normatieve gebeurtenissen

35
Q

Ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het lichaam zoals de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap.

A

Fysieke ontwikkeling

36
Q

Ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele vermogens, zoals denken, leren, geheugen en probleemoplossing.

A

Cognitieve ontwikkeling

37
Q

Ontwikkeling van duurzame gedragingen en (karakter)-eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden.

A

Persoonlijke ontwikkeling

38
Q

Een idee over de realiteit dat weliswaar breed geaccepteerd is, maar afhangt van de maatschappij en cultuur op een bepaald moment.

A

Sociale constructie

39
Q

Term van psycholoog Jeffrey Arnett om aparte levensfase aan te duiden, die loopt van de late tienerjaren tot midden twintig. In deze fase zijn mensen niet langer adolescenten, maar hebben ze evenmin de verantwoordelijkheden van de volwassenheid volledig op zich genomen.

A

Opkomende volwassenheid

40
Q

Een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren.

A

Cohort

41
Q

Invloeden van cohorten op de ontwikkeling

A

Cohorte-effecten

42
Q

Omgevingsinvloeden en biologische invloeden die verbonden zijn aan een specifiek historisch moment.

A

Historisch bepaalde invloeden

43
Q

Zijn biologische en omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of wanneer ze opgroeien.

A

Leeftijdsgebonden invloeden

44
Q

Invloeden zoals etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van subcultuur etc.

A

Sociaal-culturele invloeden

45
Q

Geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op een bepaald niveau voorvloeien uit die op de vorige niveaus.

A

Continue verandering

46
Q

Ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in een eerder stadia.

A

Discontinue verandering

47
Q

Een specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste- en zelfs onomkeerbare gevolgen heeft.

A

kritieke periode

48
Q

Prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving waarop een organisme reageert.

A

Stimuli

49
Q

De mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur veranderbaar is.

A

plasticiteit

50
Q

Het proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie

A

Maturatie

51
Q

Verwijst naar eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders erven.

A

Nature

52
Q

Verwijst naar de omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen.

A

Nurture

53
Q

bijzondere talenten vroeg opsporen zodat opvoeding en scholing op ontwikkeling ervan gericht kunnen worden

A

Plato

54
Q

tabula rasa - mens wordt geboren als onbeschreven blad

A

Aristoteles

55
Q
  • empirisme
  • werkt tabula rasa idee verder uit
  • ontwikkeling gebeurt onder invloed van de omgeving die vorm geeft aan het gedrag van het kind -> “ iedereen kan alles worden “
A

John Locke

56
Q
  • nativisme
  • kinderen worden geboren met inherent potentieel en talenten, die zich ontvouwen naarmate ze opgroeien
  • rol van opvoeding: begeleiding geven aan maturiteitsniveau, gelegenheid tot exploratie bieden, aanmoediging om natuurlijke interesse te volgen.
A

Jean-Jacques Rousseau

57
Q
  • evolutietheorie ( obviously ;)
  • parallel tussen ontwikkeling van individuen binnen een soort en hoe de soort zelf ontwikkeld is
  • schreef een babybiografie over het eerste levensjaar van zijn zoon
  • systematische observatie van kinderen
A

Charles Darwin

58
Q
  • geïnspireerd door Darwin: ontogenese als herhaling van fylogenese
  • ontwikkeling als rijpingsproces ( reeks genetisch bepaalde gebeurtenissen die zich automatisch ontvouwen als een bloem)
    -“ men kan de typische wildheid van kinderen maar beter toelaten tot een jaar of twaalf”
  • adolescentie periode ‘’ storm en stress”
  • stichter Child study movement
  • eerst gebruik van vragenlijsten, normatieve benadering
A

Stanley Hall

59
Q
  • leerling van Stanley Hall
  • formuleerde de eerste meetmethode om baby’s met een abnormaal ontwikkelingspatroon te onderscheiden van baby’s met normaal ontwikkelinspatroon ( ontwikkelingsquotiënt)
  • bijnaam “ father of child development”
  • bestuurde 10 000 kinderen via observatie en ouderinterviews
  • ” als we effectieve hulpmiddelen gebruiken, onthult kind zichzelf aan iedereen die stopt en luistert naar wat het zegt en die met ziende ogen kijkt naar wat het doet”
  • Gesell Development Schedules
  • informeerde ouders over wat op welke leeftijd verwacht kan worden
A

Arnold Gesell

60
Q
  • franse psycholoog
  • eerste intelligentietest op vraag van minister van onderwijs
  • stimuleerde interesse in individuele verschillen in ontwikkeling
A

Alfred Binet