Hoofdstuk 11 Flashcards
passieve taalontwikkeling
het leren begrijpen van de taal ( comprehensie, receptieve taalontwikkeling )
actieve taalontwikkeling
het zelf praten ( productie )
foneem
klank die binnen een taal een betekenis onderscheidende functie heeft
een lettergreep of syllabe
samenvoeging van fonemen
-> een woord bestaat uit één of meer lettergrepen
morfeem
kleinste betekeniseenheid in een taal
sociale glimlach
De glimlach van een baby in reactie op een
andere persoon
eenwoordzin of holofrase
één woord staat voor een volledige zin, met betekensi afhankelijk van de context
telegramstijlfase
woorden die niet cruciaal zijn voor de boodschap worden weggelaten.
fast mapping
nieuw woord na korte kennismaking verbinden met onderliggend concept
Afasie
Een taalstoornis waarbij je taalvermogens aangetast zijn of verdwenen als gevolg van een hersenletsel.
-> anders dan bij bijvoorbeeld dementie, worden de geestelijke vermogens van de patiënten in de regel niet aangetast.
dyslexie
Specifieke leerstoornis gekenmerkt door hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau.
Metalinguïstisch bewustzijn
Het begrijpen van het eigen taalgebruik.
Logopedie
Zorg ( behandeling, voorlichting, preventie en onderzoek) die nodig is als er problemen zijn met stem, spraak, taal, gehoor en/of slikken.
Taalontwikkelingsstoornis (TOS)
Stoornis waarbij een afwijkende ontwikkeling van het begrip of de productie van een gesproken, geschreven en/of ander symboolsysteem optreedt.
sociaal taalgebruik
Taalgebruik dat gericht is tegen een ander en bedoeld is om door die ander te worden begrepen.
pragmatiek
Het aspect van taal dat betrekking heeft op effectief en toepasselijk communiceren met anderen.
innerlijke taal
Niet-uitgesproken interne dialoog, waarmee een persoon zichzelf aanstuurt.
Egocentrisch taalgebruik (Piaget) of private taal ( Vygotsky)
Gesproken taal die niet bedoelt is voor anderen
Grammatica
Het systeem van regels dat bepaalt hoe gedachten kunnen worden uitgedrukt.
Babytaal
Een manier van praten tegen baby’s die bestaat uit korte, eenvoudige zinnetjes, een hoge toonsoort en een zangerige intonatie.
Taalverwerkingsmechanisme ( language acquisition device, LAD)
Een neuraal systeem in de hersenen dat ervoor zou zorgen dat mensen de structuur van een taal begrijpen.
Universele grammatica
Chomsky’s theorie dat alle talen eenzelfde onderliggende structuur hebben.
modelleren
leren vanuit het nadoen van gedrag van anderen
referentiële stijl
spreekstijl waarbij taal primair wordt gebruikt om objecten te benoemen