Hoofdstuk 10 - Peuter/kleuter - sociaal-emotioneel en persoonlijkheidsontwikkeling Flashcards

(94 cards)

1
Q

Van wie is de psychosociale theorie en wat zegt die over de ontwikkeling van mensen?

A

Erikson
De psychosociale ontwikkeling omvat veranderingen in hoe individuen zichzelf, de betekenis van gedrag van anderen en hun eigen gedrag leren begrijpen. Erikson meent dat cultuur en maatschappij mensen het hele leven voor bepaald uitdagingen plaatsen, die per leeftijd verschillen. Volgens hem doorloopt elk mens 8 stadia, waarin die steeds een bepaald crisis of conflict op moet lossen. Op basis van de oplossingen voor deze conflicten ontwikkelt de persoon een positiever of negatiever zelfbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zegt Erikson over de ontwikkeling van peuters en kleuters?

A

Er zijn twee stadia in de psychosociale ontwikkeling waar peuters mee te maken krijgen:
1. Stadium van autonomie versus schaamte-twijfel (12/18 mnd tot 3 jaar)
2. Stadium van initatief vs schuld (3 tot 6 jr)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het stadium van autonomie versus schaamte-twijfel? Wat is se rol van ouders? Waar komt dit vandaan?

A

Periode waarin kinderen van 12/18 mnd tot 3 jaar zelfstandigheid en autonomie ontwikkelen als hun ouders hun verkenningsdrang stimuleren, en schaamte en zelftwijfel ervaren als ouders te veel of te weinig verwachten

Komt uit de psychosociale theorie van Erikson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het stadium van initiatief vs schuld? waar komt dit vandaan?

A

Periode van het 3de tot het 6de jaar, waarin kinderen te maken krijgen met conflicten tussen verlangen om initiatief te nemen en in het middelpunt te staan en het schuldgevoel dat voortvloeit uit de onbedoelde consequenties van hun acties.
Ze staan voor een uitdaging om balans te vinden tussen aan de ene kant initiatief nemen en aan de andere kant de dingen die ze nog niet kunnen of weten plus de eisen van de omgeving.
Bijv een kleuter wil iets graag zelf doen maar voelt zich schuldig als dat dan toch niet lukt.

Komt uit de psychosociale theorie van Erikson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe beinvloedt de periode van initiatief vs schuld het zelfbeeld?

A

Als ouders positief reageren op de overgang naar onafhankelijkheid dan kunnen ze hun kinderen helpen de negatieve gevoelens het hoofd te bieden. Ouders die hun kinderen helpen zelfstandig te handelen kunnen het initiatief van kinderen stimuleren. Ouders die dat dwarsbomen zullen bij hun kinderen een schuldgevoel bevorderen dat het hele leven blijft bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke theorie is een goede aanvulling op de psychosociale theorie toegepast op de peuter/kleutertijd? Wat zegt deze theorie en waarom is het een goede aanvulling?

A

De zelfdeterminatietheorie. Competenties, autonomie en verbondenheid vormen de drie basisbehoeften die bevredigd moeten worden voor een kind om zich optimaal te ontwikkelen. Frustratie van een basisbehoefte zou een voorspeller zijn van functioneringsproblemen (net als in Eriksons theorie van een conflict)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een zelfbeeld?

A

De opvattingen die iemand heeft van zichzelf als persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zit het met het zelfbeeld van peuters en kleuters? Hoe komt dat?

A

Het zelfbeeld van peuters en kleuters is niet erg accuraat, ze overschatten zichzelf op alle gebieden. Daardoor is hun toekomstbeeld rooskleurig.

Ze overschatten zichzelf omdat ze zichzelf nog niet met anderen vergelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe heeft cultuur invloed op het zelfbeeld van peuters en kleuters?

A

Peuters en kleuters die in een individualistische cultuur opgroeien zullen een onafhankelijk beeld van hun ik ontwikkelen. Ze leggen meer nadruk op aspecten die hen van anderen onderscheiden - op wat hen uniek maakt. Peuters en kleuters leren dat ze moeten proberen de aandacht van anderen te trekken door zicht te onderscheiden en hun behoeften kenbaar te maken.
Peuters en kleuters die in een collectivistische cultuur opgroeien zullen een afhankelijk zelfbeeld ontwikkelen. Ze leggen meer nadruk op aspecten van de wij-groep. Peuters en kleuters leren dat een kind niet moet opvallen, dienstbaar moet zijn aan de familie en goed zijn best moet doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een individualistische cultuur?

A

Denk-en leefwijze waarin de nadruk ligt op persoonlijke identiteit, de eigenheid van het individu en het persoonlijk belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een collectivistische cultuur?

A

Denk- en leefwijze waarin de nadruk ligt op onderlinge en wederzijdse afhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat ontwikkelen peuters en kleuters in het kader van wie ze zijn?

A
  1. Een zelfconcept - een denkbeeld over de eigen ik. Daarin is het belangrijk op welke manier ouders het kind ondersteunen in conflicten volgens de psychosociale theorie van Erikson.
  2. Een zelfbeeld dat niet erg accuraat is omdat kinderen zichzelf nog niet vergelijken met anderen
  3. Een genderidentiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke manieren manifesteren de genderidentiteit zich tijdens de peuter/kleutertijd?

A
  • Kinderen geven consistente labels voor mannelijk en vrouwelijk
  • Kinderen spelen vaker op genderspecifieke manieren
  • Kinderen van hetzelfde aangewezen gender beginnen steeds meer met elkaar te spelen
  • Ontwikkelen rigide stereotype verwachtingen over passend gedrag voor mannen en vrouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe zien de genderverwachtingen van peuters en kleuters eruit? Welke eigenschappen dichten ze mannen en vrouwen toe?

A

Zij dichten mannen vaak eigenschappen toe die als mannelijk gezien worden - competentie, onafhankelijk, kracht en concurrentiedrang
Vrouwen bezitten eigenschappen als warmte, expressiviteit, zorgzaamheid en onderworpenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op welke manieren kun je genderontwikkeling in de peuter/kleutertijd verklaren?

A

Vanuit een biologisch perspectief
Vanuit het psychoanalytisch perspectief
Vanuit de sociale leertheorie
Vanuit de cognitieve theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke biologische verklaringen zijn er voor genderverschillen bij peuters en kleuters?

A
  1. Er zijn onderzoeken gedaan waaruit blijkt dat mannelijke hormonen correleren met meer stereotype mannelijk gedrag en vrouwelijke hormonen meer met vrouwelijk gedrag. (fysiologische verklaring)
  2. Er zijn ook biologische verschillen tussen de hersenen van mannen en vrouwen, zoals het corpus callosum dat bij vrouwen groter is dan bij mannen. Het is echter onduidelijk of het verschil in corpus callosum ander gedrag veroorzaakt of dat het andere gedrag een verandering van het corpus callosum veroorzaakt. (neurale verklaring)
  3. Er zijn ook theoretici die stellen dat verschillen tussen mannen en vrouwen een evolutionaire verklaring hebben om de overleving van de soort te bevorderen -sterke mannen waren beter in staat vrouwen aan te trekken die hen van sterk nageslacht kon voorzien, zorgende vrouwen waren beter partners omdat ze hun kinderen in leven hielden (evolutionaire verklaring)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de psychoanalytische verklaring voor genderverschillen bij peuters en kleuters?

A

Identificatie met de ouder van dezelfde sekse, waardoor gedrag wordt doorgegeven. Die identificatie volgt uit een soort seksuele aantrekking tot de ouder van de andere sekse, en dan een soort van rivaliteit met de ouder van dezelfde sekse, die wordt onderdrukt waarna kinderen zich gaan identificeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het Oedipuscomplex?

A

Psychoanalytisch concept waarbij jongens een erotische binding voelen met hun moeder en hun vader als concurrent zien. (hier is geen bewijs voor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is identificatie (volgens de psychoanalytische traditie)?

A

Psychisch proces waarbij iemand zich eigenschappen, houdingen en waarden van de ander eigen maakt en zichzelf geheel of gedeeltelijk transformeert naar het model van de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het Elektracomplex?

A

Psychoanalytisch concept waarbij meisjes een obsessieve liefde ontwikkeling voor hun vader, waarbij rivaliteit en afstand tov hun moeder ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Reflecteer of de psychoanalytisch theorie van Freud/Jung in de peuter/kleutertijd.

A

Er is geen wetenschappelijk bewijs voor deze theorie
Kinderen leren gendereigenschappen veel eerder dan 5/6 jaar en dat leren vindt ook plaats in 1oudergezinnen
Seksistisch - penisnijd
De meeste deskundigen stellen dat genderontwikkeling beter kan worden verklaard door andere processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zegt de sociale leertheorie over genderverschillen bij peuters en kleuters?

A

De theorie stelt dat genderverschillen worden aangeleerd. Kinderen kijken naar gedrag van mensen om hen heen en zien welk gedrag wordt aangemoedigd en welk niet, ook speelgoed, boeken en media spelen hierbij een rol. En het aanleren kan ook directer plaatsvinden doordat bij het kind zelf bepaalde aspecten worden bekrachtigd (lief meisje, grote jongen) (lerende verklaring)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zegt de cognitieve theorie over genderverschillen bij peuters en kleuters?

A
  • Kinderen vormen al vrij vroeg een genderschema en deze vormen een filter waardoor ze de wereld zien. Die zijn erg rigide.
  • Rond het 4e/5e jaar ontwikkelen kinderen een begrip van genderconstantie
    (cognitieve verklaring)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarom zijn genderschema’s bij kinderen rigide voordat ze begrip krijgen van genderconstantie?

A

Kohlberg zegt hierover dat jonge kinderen denken dat sekseverschillen zijn gebaseerd op verschijning en gedrag waardoor ze erg rigide zijn in hun denken. Pas als ze een begrip van genderconstantie ontwikkelen begrijpen ze dat het niet uitmaakt wat je aan hebt voor je gender.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is een genderschema?
Een cognitief raamwerk waarbinnen genderrelevante informatie wordt geordend
26
Wat is genderconstantie?
De overtuiging dat mensen permanent mannelijk of vrouwelijk zijn als gevolg van vaste, onveranderlijke biologische factoren
27
Wat is transgender?
Wanneer de genderidentiteit niet overeenkomt met het geboortegeslacht
28
Wat is cisgender?
Wanneer de genderidentiteit overeenkomt met het geboortegeslacht
29
Wat is genderexpressie?
De manier waarop iemand de genderbeleving via gedrag naar buiten brengt
30
Wat is genderdysforie?
Als een genderidentiteit verschilt van het geboortegeslacht en degene die het betreft dat als een psychisch probleem ervaart
31
Hoe werkt genderdysforie bij peuters en kleuters?
Kinderen kunnen dit al op zeer jonge leeftijd aangeven, geschat wordt dat ongeveer 3% van jongens en 5% van meisjes zulke gevoelens hebben, bij de meest verdwijnen die gevoelens na verloop van tijd, bij een klein gedeelte blijven ze bestaan. Daarom wordt hier op jonge leeftijd nog niets mee gedaan en moeten kinderen alle ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Daarbij kunnen ze soms hulp gebruiken.
32
Wat zijn non-binaire personen?
Mensen die zich niet thuis voelen in de binaire gendercategorieen man en vrouw en zich daarom beter voelen bij een niet-binaire genderidentiteit zoals een die mannelijke en vrouwelijke kenmerken combineert
33
Wat is genderdiversiteit?
Aandacht voor verschillen tussen en verscheidenheid in genderidentiteiten, -rollen, en -expressies.
34
Wat is het gevolg van het feit dat de klassieke rolpatronen van mannen en vrouwen vaak niet meer aan de dagelijkse realiteit van genderdiversiteit beantwoorden?
Er is steeds meer aandacht voor genderbewust opvoeden - dat we kinderen meegeven dat er niet slechts 1 juiste manier bestaat om een jongen of meisje, beide of geen van beide te zijn, omdat er allerlei invullingen mogelijk zijn. Genderneutraal opvoeden en genderneutraliteit zijn hieraan gerelateerd.
35
Wat gebeurt er in de peuter/kleutertijd op het gebied van seksualiteit?
Peuters en kleuters ontdekken verschillen tussen mannen en vrouwen en gaan daarbij onderzoeken hoe hun ouders of andere volwassenen en leeftijdsgenootjes eruit zien. Ze leren bewust hun eigen lichaam kennen - waaronder ook aanraken van eigen geslachtsdelen. Ze kunnen gaan testen waar de grenzen van volwassenen liggen. Kleuters gaan spelletjes spelen zoals vadertje en moedertje of doktertje, ze worden ook nieuwsgierig naar de voortplanting.
36
Waar zijn de relaties van 3 jarige met volwassenen en met vriendjes op gebaseerd (vriendschappen)?
Relaties met volwassenen zijn gebaseerd op de behoefte voor verzorging, bescherming en begeleiding. Relaties met vriendjes zijn gebaseerd op de behoefte om iemand te hebben om mee te spelen en plezier mee te maken.
37
Hoe ontwikkelen vriendschappen zich als de peuters kleuter worden?
Naarmate ze ouder worden gaan kinderen vriendjes meer zien als stabiele relaties met wie ze in de toekomst leuke activiteiten kunnen ontplooien ipv alleen maar in het moment. Vriendschappen van 3-jarigen zijn vooral gericht op samen dingen doen en samen spelen. Oudere kleuters besteden meer aandacht aan vertrouwen, steun en gemeenschappelijke interesses, samen spelen blijft echter een belangrijk aspect.
38
Welke spelcategorieen voor peuters en kleuters worden genoemd in het boek? Leg uit.
Functioneel spel - Spelvorm die bestaat uit eenvoudige, zich herhalende activiteiten Constructief spel - Spelvorm waarbij kinderen object manipuleren om iets te produceren of te bouwen
39
Hoe ontwikkelen spelvormen zich voor peuters/kleuters en wat is het doel?
Peuters houden zich bezig met functioneel spel, dan speelt het kind alleen om actief te zijn. De functie van het spel, is het spel zelf. Als ze 4 jaar zijn gaat dat over in constructief spel waarbij kinderen hun beginnende cognitieve en fysieke vaardigheden testen en hun fijne motoriek oefenen. Ze ervaren hoe objecten in elkaar passen, in welke volgorde ze iets moeten doen en ze leren met anderen samenwerken.
40
Welke sociale spelvormen zijn er in de peuter/kleutertijd?
Solospel Parallel spel Toekijkend spel Associatief spel Coorperatief spel
41
Wat is solospel?
Spelvorm waarbij een kind alleen speelt, ogenschijnlijk zonder anderen op te merken
42
Wat is parallel spel?
spelvorm waarbij kinderen naast elkaar met hetzelfde materiaal spelen zonder wezenlijke interactie
43
Wat is toekijkend spel?
Spelvorm waarbij kinderen naar het spel van anderen kijken zonder zelf mee te doen
44
Wat is associatief spel?
Spelvorm waarbij 2 of meer kinderen de interactie aangaan door speelgoed of matieraal uit te wisselen of te lenen, hoewel ze niet hetzelfde doen
45
Wat is cooperatief spel?
Spelvorm waarbij kinderen echt met elkaar spelen, ze wisselen elkaar af, doen spelletjes of bedenken wedstrijdjes
46
Hoe ontwikkelen de sociale spelvormen zich in de peuters/kleutertijd? Waar hangt dit mee samen?
Jonge peuters houden zich met name met solospel bezig. Ze spelen graag in de buurt van anderen en doen ook aan parallel spel. Op alle leeftijden doen ze ook aan toekijkend spel. Als ze ouder worden gaan ze zich bezighouden met associatief en cooperatief spel. De manier van spelen hangt sterk af van de sociale interacties die kinderen hebben gehad in de peuter/kleutertijd. Hoe meer sociale interacties hoe eerder ze associatief en cooperatief gaan spelen. Ook oudere kleuters doen nog aan solospel en toekijkend spel, vaak in een situatie waarin ze uiteindelijk mee willen doen.
47
Hoe zit het met fantasiespel in de peuter/kleutertijd? Wat zegt Vygotsky hierover?
Fantasiespel wordt steeds minder realistisch, doordat ze niet alleen maar realistische objecten gebruiken maar ook andere objecten. Vygotstky stelde dat fantasiespel vooral als dat sociaal van aard is, een belangrijke manier om cognitieve vaardigheden te verbeteren. Via fantasiespel kunnen ze activiteiten oefenen die in hun cultuur van belang zijn. Zo vergroten ze hun inzicht in hoe de wereld werkt.
48
Wat zegt de Canadese ontwikkelingsonderzoeker Diamond over spel bij peuters/kleuters?
Dat het kinderen zelfdiscipline kan bijbrengen, doordat ze leren hoe belangrijk het is om hun impulsen te beheersen. Als een strategie moeten uitstippelen, leren ze het belang van vooruitdenken en het beheersen van hun emoties.
49
Wat is een natuurlijke behoefte van kleuters in relatie tot spel?
Behoefte om constant in beweging te zijn en zo de wereld te ontdekken, ze leren door spelen en bewegen, waarbij de spraak- en taalontwikkeling, cognitieve, sociaal-emotionele en de motorische ontwikkeling hand in hand gaan.
50
Hoe ontwikkelt de theory of mind van peuters en kleuters zich?
Als kinderen 3 of 4 jaar zijn weten ze het verschil tussen mentale voorstellingen (doen alsof, fantasie) en fysieke realiteit. Peuters en kleuters begrijpen dat mensen redenen hebben voor hun gedrag. Dankzij dit begrip worden kinderen sociaal vaardiger. Als kinderen 6 zijn leren ze ook dat andere mensen andere overtuigingen kunnen hebben dan zijzelf.
51
Wat is theory of mind?
De (cognitieve) vaardigheid om aan jezelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeen en intenties toe te schrijven en op basis daarvan te anticiperen op het gedrag van anderen
52
Welke processen liggen aan de basis van de ontwikkeling van theory of mind bij peuters en kleuters?
- door rijping van de hersenen - ontwikkeling van taalvermogen, en begrip van woorden zoals denken en weten. - sociale interacties en fantasiespel - culturele verschillen bepalen of er meer dispositionele of situationele attributies worden gemaakt
53
Hoe heet een test waarmee bij kinderen wordt gekeken of ze begrijpen dat iemand anders andere overtuigingen kan hebben?
False belief test/ foute overtuigingsopdracht
54
Wat is de relatie tussen ToM en autisme?
In het verleden werd gedacht dat problemen met ToM een kernkenmerk van autisme was, dat bleek niet waar. Er zijn mensen met autisme die geen ToM hebben en dit niet kunnen ontwikkelen, maar ook die dit wel hebben of kunnen. Er zijn nu nieuwe theorieen voorgesteld die problemen met ToM bij mensen met autisme als gevolg zien van afwijkingen in de onderliggende competentie om sociale stimuli te verwerken
55
Wat zijn risico’s van een diagnostiek en behandelingsplanning die sterk door theorieën geleid wordt?
Als theorieën bijdragen aan het ontstaan van vooroordelen over een groep van mensen (bijv.: mensen met autisme kunnen niet empathisch zijn), is er een risico voor stereotypering en stigmatisering. Als het geobserveerde probleem gelijk wordt gezien met de theoretische verklaring (autisme is gelijk met ToM-problemen), worden alternatieve verklaringen voor de geobserveerde problemen mogelijk genegeerd. Er is een risico dat relevante aspecten/problemen/symptomen die niet in lijn zijn met de theorie gemist worden als de theorie belangrijker wordt gezien dan de werkelijke ervaringen van een cliënt/patiënt.
56
Hoe kunnen theorieën zinvol gebruikt worden in diagnostiek en behandelingsplanning?
Theorieën leveren ideeën voor mogelijke verklaringen van de geobserveerde problemen. Theorieën leveren ideeën voor andere belangrijke aspecten die met een probleem geassocieerd kunnen zijn, maar door een cliënt/patiënt niet werden genoemd. Uit theorieën kunnen mogelijkheden voor interventies worden afgeleid. Theorieën moeten niet absoluut gezien worden, maar als aanvulling op de ervaringen van de cliënt/patiënt.
57
Hoe relateert de thuissituatie met de relaties met vrienden voor peuters/kleuters?
Sterke positieve relaties tussen ouders en kinderen zijn stimulerend voor het aangaan van relaties met andere kinderen
58
Welke type ouderschap worden in het boek uitgelicht?
- autoritaire opvoedingsstijl - permissieve opvoedingsstijl - autoritatieve opvoedingsstijl - onverschillige opvoedingsstijl
59
Wat is een autoritaire opvoedingsstijl? Wat is het effect (over het algemeen) op kinderen?
Manier van opvoeden die zich kenmerkt door controlerend, streng, star en koud gedrag, en waarbij sprake is van vaak straffen en het eisen van strikte gehoorzaamheid van kinderen Kinderen zijn teruggetrokken en weinig sociaal. Niet erg vriendelijk en ongemakkelijk in de aanwezigheid van leeftijdsgenoten. Te grote afhankelijkheid of vijandigheid tegen ouders komt voor.
60
Wat is een permissieve opvoedingsstijl? Wat is het effect (over het algemeen) op kinderen?
Manier van opvoeden die zich kenmerkt door het stellen van weinig eisen en grenzen aan kinderen en waarbij sprake is van een warme en verzorgende houding. Kinderen zijn afhankelijk, nukkig, en weinig sociaal, weinig zelfbeheersing.
61
Wat is een autoritatieve opvoedingsstijl? Wat is het effect (over het algemeen) op kinderen?
Liefdevolle en emotioneel ondersteunende manier van opvoeden, die zich enerzijds kenmerkt door het hanteren van duidelijke en consistente regels en anderzijds door het uitleggen aan kinderen waarom zij zich op een bepaalde manier moeten gedragen. Kinderen doen het het best, onafhankelijk, vriendelijk, assertief en cooperatief. Sterk gemotiveerd om te presteren en succesvol een aardig. Reguleren hun gedrag op een effectieve manier.
62
Wat is een onverschillige opvoedingsstijl? Wat is het effect (over het algemeen) op kinderen?
Manier van opvoeden die zich kenmerkt door het niet of nauwelijks tonen van belangstelling voor het kind en door ongeinteresseerd, afwijzend en emotioneel afstandelijk gedrag Slechts af, kan emotionele ontwikkeling ontwrichten, voelen zich ongeliefd en zijn emotioneel afstandelijk. Kan invloed hebben op fysieke en cognitieve ontwikkeling.
63
Hoe heeft cultuur invloed op opvoedstijlen?
De cultuur beinvloed de manier van opvoeden en hoe succesvol die manier is. In individualistische culturen ligt focus op de individu en keuzevrijheid, dus ook bij het kind. In collectivistische culturen ligt focus op de groep, familie, en gaat dat boven keuzevrijheid van het kind.
64
Wat is morele ontwikkeling?
De ontwikkeling van iemands rechtvaardigheidsgevoel en van zijn besef van goed en kwaad
65
Welke theorieen worden in het boek genoemd als uitleg van de morele ontwikkeling van peuters/kleuters?
- Piagets visie - Kohlbergs stadia - Sociale leertheorie - Empathie
66
Hoe beschrijft Piaget de morele ontwikkeling van kinderen?
Piaget stelde dat de morele ontwikkeling van kinderen in drie stadia verloopt: - Moreel realisme - Beginnende cooperatiestadium - Autonome cooperatiestadium
67
Wat is moreel realisme?
Het stadium van morele ontwikkeling waarin kinderen regels als vast en onveranderlijk beschouwen (van 4 tot 7 jaar) Ook wel heteronome moraliteit genoemd. Kinderen houden nog geen rekening met intenties en ze geloven in immanente rechtvaardigheid.
68
Wat is het beginnende cooperatiestadium?
Het stadium van morele ontwikkeling waarin kinderen gedeelde regels leren tijdens sociale spelletjes en deze regels nog steeds als grotendeels onveranderlijk beschouwen. (van 7 tot 10 jaar)
69
Wat is het autonome cooperatiestadium?
Het stadium van morele ontwikkeling waarin kinderen zich ervan bewust worden dat formele spelregels kunnen worden gewijzigd als de mensen die het spel willen spelen het daarmee eens zijn. (vanaf 10 jaar)
70
Wat is immanente rechtvaardigheid?
Het idee dat het overtreden van de regels direct bestraft dient te worden, zelfs als niemand het heeft gezien.
71
Reflecteer op Piagets visie op morele ontwikkeling
Zat op het juist spoor, maar hij onderschatte de leeftijd waarop kinderen morele capaciteiten ontwikkelen. Kinderen rond hun derde jaar begrijpen al intentionaliteit.
72
Wat stelde Kohlberg over de morele ontwikkeling van kinderen?
Hij stelde dat de morele ontwikkeling van kinderen in drie stadia verloopt: 1. Het preconventionele niveau 2. Conventioneel niveau 3. Postconventioneel niveau
73
Wat is het preconventioneel niveau, waar komt het vandaan?
Eerste niveau uit Kohlbergs theorie over morele ontwikkeling De persoon is gericht op externe autoriteit, straf krijgen of beloond worden is de maatstaf voor wat niet en wel mag. Primitieve vorm van moreel besef, maar eigen behoefte staan centraal. Loopt van 0 tot 10 a 12 jaar
74
Wat is het conventionele niveau, waar komt het vandaan?
Tweede niveau uit Kohlbergs theorie over morele ontwikkeling De persoon is gericht op wat mensen van diegene verwachten en wat de groep of meerderheid goed vindt. Kinderen kunnen zelf beseffen dat zij iets fout hebben gedaan en spijt hebben, ook zonder straf. (van 10 a 12 jaar tot 18 jaar)
75
Wat is het postconventionele model, waar komt het vandaan?
Derde (laatste) niveau uit Kohlbergs theorie over morele ontwikkeling Persoon is gericht op in overleg overeengekomen afspraken en eigen en universele morele principes (vanaf 18 jaar)
76
Wat is prosociaal gedrag?
Behulpzaam gedrag dat ten goede komt aan anderen
77
Wat zegt de sociale leertheorie over de morele ontwikkeling van peuters en kleuters?
Dat peuters en kleuters moreel gedrag leren door positieve bekrachtiging (behavioristisch). Daarnaast specifiek dat kinderen prosociaal gedrag modelleren door gedrag van anderen te observeren en te imiteren en het uiteindelijk in verschillende situaties toepassen door abstract modeling.
78
Wanneer zijn personen als modellen effectiever gesteld volgens de sociale leertheorie?
- Liefdevolle en vriendelijke volwassenen - Competente of prestigieuze modellen
79
Wat is abstract modeling
Proces waarbij kinderen algemene regels en principes ontwikkelen die ten grondslag liggen aan het gedrag dat ze observeren
80
Wat stellen sommige ontwikkelingsdeskundigen over empathie in relatie tot morele ontwikkeling van kinderen?
Dat empathie, begrijpen wat de ander voelt, de kern vormt voor bepaalde soorten empathie. Dat groeiende empathie, samen met andere positieve emoties zoals sympathie en bewondering, kinderen ertoe aanzet zich moreel te gedragen.
81
Wat stelt Freud mbt morele ontwikkeling van kinderen, welke kern daarvan is waar?
Freud stelt dat negatieve emoties de morele ontwikkeling bevorderen, dat klopt volgens recenter onderzoek.Peuters gedragen zich soms moreel omdat ze negatieve gevoelens willen vermijden. Freud stel t ook dat het superego zich ontwikkelt doordat kinderen het Oedipuscomplex overkomen, hier zijn de meeste mensen het met hem oneens.
82
Waarom is zelfcontrole en -regulatie nog niet volledig ontwikkelt bij peuters en kleuters?
Omdat de prefrontale cortex nog in ontwikkeling is.
83
Wat is externaliserend gedrag?
Op een extreme manier emoties uiten richting de buitenwereld (bijv. schreeuwen schelden, dreigen en agressie, vaak als gevolg van een tekort aan zelfcontrole)
84
Wat is agressie?
Grensoverschrijdend gedrag dat iemand inzet om - bewust of onbewust - iets kapot te maken, een ander schade te berokkenen, en/of duidelijk te maken wat diegene wel of niet wil
85
Wat is instrumentele agressie en wanneer komt dat met name voor bij kinderen?
Agressie die wordt gemotiveerd door de wens om een concreet doel te bereiken. Dit komt vaak voor in de vroege peuter- en kleutertijd, waarbij kinderen bijv. agressief zijn om een speeltje af te pakken. Instrumentele agressie is geen reactie maar een actie.
86
Wat is expressieve agressie?
het agressief uiten van ongenoegen, vaak niet gericht op een andere persoon maar op een bepaalde situatie
87
Wat kun je zeggen over agressie bij peuters en kleuters?
Dit zou af moeten nemen naarmate peuters en kleuters ouder worden, vanwege verbeterde emotionele zelfregulatie. Vanaf 2 jaar zijn kinderen in staat hun gevoelens aan te passen tot een gewenst niveau. Als ze ouder worden, wordt hun zelfbeheersing groter en ontwikkelen hun sociale vaardigheden. Door ontwikkelen van taal, kunnen ze steeds beter hun wensen kenbaar maken en onderhandelen. Extreme vormen van externaliserend gedrag zijn redenen tot zorg, want de meest agressieve peuters zullen ook de meest agressieve volwassenen zijn.
88
Wat is relationele agressie?
Niet-fysieke agressie die is bedoeld om een ander psychisch te kwetsen
89
Wat kun je zeggen over verschillen tussen jongens en meisjes als het gaat om agressie in de peuter/kleutertijd?
Jongens zullen eerder fysieke agressie laten zien, meisjes eerder relationele.
90
Wat voor soort verklaringen zijn er voor agressie bij peuters en kleuters?
- Evolutionaire - Sociale leertheorie - Cognitieve
91
Hoe verklaart de sociale leertheorie agressie bij peuters en kleuters?
Deze theorie stelt dat agressie wordt aangeleerd doordat peuters en kleuters anderen zien die zich agressief gedragen en dit gedrag kopieren, en doordat agressief gedrag bekrachtigd wordt als het ze helpt een doel te bereiken.
92
Welke kritiek is er op het Bobo-pop experiment van Bandura?
1. Dat het onduidelijk is of dit ook op lange termijn agressie oproept, of dat het alleen direct kopieren is 2. Er is daarna nog een onderzoek gedaan met de Bobo-pop en kinderen die de Bobo-pop al kennen waren 5x minder geneigd om agressief gedrag te laten zien, dus mogelijk had de uitkomst van het experiment ook te maken met de nieuwheid van de pop.
93
Wat is de cognitieve verklaring van agressie?
Sommige kinderen zijn eerder geneigd om gedrag als provocatie te interpreteren en zich daardoor agressief te gedragen dan anderen. Zij zijn niet in staat om aandacht te besteden aan de juiste aanwijzingen en kunnen het gedrag in bepaalde situaties niet correct inschatten. Er is echter geen verklaring waarom sommige kinderen dit doen en anderen niet. Het helpt wel om interventies te bepalen door peuters en kleuters te helpen om situaties beter in te schatten.
94
Wat zegt onderzoek over de gevolgen van geweld in de media op het agressieniveau bij peuters en kleuters?
Er is een effect op de agressie bij peuters en kleuters van het kijken van agressie in de media, maar dat effect is klein. Om het effect nog kleiner te maken is het nuttig om mee te kijken en gesprekken te voeren over goed en fout met de kinderen.