Hoofdstuk 12 Intern milieu Flashcards

(43 cards)

1
Q

Homeostase

A

In stand houden van een dynamisch evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat een regelkring

A

Receptoren, regelcentrum, effectoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat doen receptoren

A

meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat doet het regelcentrum

A

beslist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat doen de effectoren

A

lossen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe voorkomt het regelcentrum dat je kerntemperatuur daalt

A

Het laat je slagaders vernauwen zodat minder bloed naar je schil gaat en je gaat klappertanden en rillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benoem het process van koorts

A

Hypothalamus verandert de norm van 37 naar 41 graden -> Hoe hoger de temperatuur hoe meer afgifte afweerstoffen -> norm gaat weer terug -> lichaamstemperatuur is nog rond de 40 graden dus ga je zweten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet de lever

A

vet- eiwit- en koolstofwisseling, rode bloedcellen opruimen, ontgiften, stoffen opslaan, bloed leveren en gal vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe werkt het opruimen van rode bloedcellen

A

Hb -> Heem -> biliverdine -> bilirubine
-> Fe2+ -> Ferritine (Fe3+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe werkt de afbraak van alcohol

A

Ethanol wordt door alcoholdehydrogenase omgezet tot Ethanal, wat door aldehydedehydrogenase omgezet wordt tot Acetaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem het proces van het opslaan van glucose

A

Spier- en vetcellen nemen onder invloed van insuline glucose op, in de lever wordt glucose omgezet in glycogeen (=opslagvorm). Als het niet mee opgeslagen kan worden zet je lichaam het om in vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Benoem het process van verbranden van glucose

A

Glycogeen wordt in de lever omgezet tot glucose door middel van glucagon. als dit teveel moeite kost maakt de lever ook glucose uit aminozuren en vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vetstofwisseling in de lever

A

Lever kan verzadigde en onverzadigde vetzuren ombouwen tot elkaar. het kan geen essentiële vetzuren maken -> die krijg je binnen via voedsel. Vetten worden vervoerd door lipoproteïnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe gebeurt het ombouwen van aminozuren

A

Via transaminering. Overtollig aminozuur ruilt NH2 groep met de keto (=O) groep van ander molecuul. Het molecuul waar de vetogroep van kwam wordt het nieuwe aminozuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe worden aminozuren afgebroken

A

Door deaminering. De NH2 groep wordt omgebouwd tot ammoniak (NH3). NH3 reageert met CO2, er ontstaat ureum. Ureum gaat via het bloed en de nieren naar de urine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke weg legt lucht af door je lichaam

A

Mond/neus -> luchtpijp -> twee hoofdbronchiën -> bronchiën met kraakbeenringen -> bronchiolen zonder kraakbeenringen -> longblaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de wet van Fick

A

n = D x A x deltaX/deltac

D = diffusiecoëfficient (37 graden)
A = diffusie oppervlak (70-80m^2)
deltaX = diffusieafstand (1 cellaag 0.1 um)
deltac = concentratieverschil (in longblaas hoge pO2 en lage pCO2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoezo is ademen door je neus beter dan door je mond

A

De route langs je neus is langer. Er is meer warmte en vocht en verlaagt dus de kans op het uitdrogen van longblaasjes. Door je neus komt het lucht in contact met het neusslijmvlies waaraan stof en ziektekiemen plakken blijven. Je slikt het slijm onbewust door en je zure maag rekent af met de bacteriën.

19
Q

Beschrijf hoe astma een invloed heeft op je lichaam

A

De slijmvliezen in bronchiolen ontsteken en produceren meer slijm. Hierdoor is er de diffusie afstand groter. Tijdens een astma aanval trekken je gladde spieren rond de bronchiolen samen en kan lucht lastig je longblaasjes bereiken. Astma is erfelijk en komt door een allergische reactie op een stof

20
Q

Wat is COPD en wat doet het

A

COPD = chronische bronchitis en longemfyseem. Chronische bronchitis = slijm hoopt zich op in de bronchiolen en de verversing van lucht vermindert. Longemfyseem = een aantal longblaasjes is kapot waardoor het oppervlak kleiner is. Dit komt vaker door roken

21
Q

Hoe werken ventilatiebewegingen

A

De Longen volgen de beweging van je borstkas. De borstkas en het middenrif zijn via bindweefsel verbonden aan het longvlies, wat om het longweefsel heen zit. De interpleurale ruimte is een ruimte tussen je longvlies en borstvlies welke gevuld is met een dunne laag vloeistof. Hierdoor kunnen de vliezen soepel langs elkaar bewegen

22
Q

Hoe werkt rustig inademen

A

Middenrif spieren + buitenste tussenribspieren trekken samen -> middenrif is plat, borstkas gaat omhoog en naar voren -> borstvlies trekt het longvlies mee in dezelfde richting -> groter longvolume -> lucht in longblaasjes daalt tot under de druk buiten -> lucht stroomt de longen in

23
Q

Hoe werkt diep inademen

A

middenrif spieren + buitenste tussenribspieren + nekspieren + kleine borstpier trekken samen -> nek + borstspieren trekken de borstkas nog verder omhoog -> onderdruk neemt toe -> meer lucht komt van binnen naar buiten

24
Q

Hoe werkt rustig uitademen

A

middenrif spieren + buitenste tussenribspieren ontspannen -> middenrif gaat bol staan -> de borstkas gaat omlaag -> longvolume verkleint -> bovendruk in de longen -> lucht stroomt naar buiten

25
Hoe werkt diep uitademen
buikspieren + binnenste tussenribspieren spannen aan -> buikspieren duwen via de darmen het middenrif verder omhoog -> binnenste tussenribspieren helpen de borstkas verder omlaag -> extra overdruk -> meer lucht uit je longen
26
Wat is je vitale capaciteit
de vitale capaciteit is het maximale andemvolume. het bepaalt hoeveel zuurstof je longen maximaal kunnen leveren aan je bloed
27
Wat is de dode ruimte
het is een deel van de luchtwegen die je alleen gebruikt voor aan- en afvoer van lucht en dus niet voor gaswisseling
28
wat gebeurt er met het rendement van gaswisseling tijdens duiken
omdat er een grotere dode ruimte is tijdens het duiken wordt het rendement van de gaswisseling kleiner
29
Wat is je totale longcapaciteit
dat is de totale hoeveelheid lucht in je longen. Bij vrouwen is deze rond 4.2L en bij mannen rond de 6.0L. Je ademt niet alle lucht uit, er blijft altijd sowieso wel 1L achter, anders klappen je longen in elkaar.
30
Hoe werkt het ademhalingscentrum
Het bevat de norm voor de pCO2 en de pO2.
31
Wat doen chemoreceptoren en drugreceptoren en waar zitten ze
Chemoreceptoren zitten in de halsslagaders en drugreceptoren zitten in de aorta. Zij geven bij een stijgende pCO2, een dalende pH en een veel te lage pO2 signalen aan het ademhalingscentrum om sneller + dieper te gaan ademen. Hoe hoger de pCO2 hoe hoger de ademhaling
32
Welke weg leggen vloeistoffen in je nieren af
Nierslagaders -> nierschors (zijtakken van aorta) -> niermerg (bewerken van de voorurine)-> nierbekken (urine verzamelen) -> urineleiders -> urineblaas -> urinebuis -> WC
33
Waaruit bestaat een Niereenheid en wat is het
Een niereenheid is een nefron en bestaat uit een nierbuisje, een kapsel van Bowman en de glomerulus. Het kapsel van Bowman zit om het nierbuisje en de glomerulus heen
34
Wat is de glomerulus en wat doet het
De glomerulus is een bunder speciale haarvaten met extra poriën, waardoor ultrafiltratie mogelijk is
35
Welke weg legt de voorurine na de glomerulus af en wat gebeurt er
De voorurine stroomt via het eerste gekronkelde nierbuisje -> lis van Henle -> tweede gekronkelde nierbuisje. Aan het einde blijft de urine over. In de nierbuisjes gaan stoffen terug vanuit de voorurine naar het bloed
36
Stap 1 voorurine tot urine (ontstaan voorurine)
Voorurine ontstaat in kapsel van Bowman. Glomerulus heeft een grotere diameter dan de slagader => bloeddruk verhoogt met factor 3 -> ultrafiltratie. Hoge aantal poriën werkt als een zeef, grote eiwitten en bloedcellen worden eruit gefilterd
37
Stap 2 voorurine tot urine (terugresorptie)
terugresorptie. Glucose, aminozuren, vitaminen, hormonen, ureum, K+, Na+ en Cl- gaan terug naar je bloed vanuit de voorurine -> water volgt door osmose (80% gaat terug). Wantcellen nemen NH3 op in voorurine, samen met protonen vanuit bloed vormt
38
Stappen 3 + 4 voorurine tot urine (lis van Henle)
Dit gebeurt in de dalende en stijgende lis van Henle. In het dalende deel zitten waterkanalen -> deze laten geen ionen door. Volume daalt -> osmotische waarde stijgt -> osmotische waarde het hoogst in de bocht van lis van Henle. In het dalende deel worden ionen afgegeven -> osmotische waarde daalt -> eerst passier, later actief -> Cl- en Na+ volgen automatisch -> Het onderstelt deel geeft actief ureum af aan weefselvloeistof -> osmotische waarde weefselvloeistof stijgt -> voorurine geeft water af
39
Stap 5 voorurine tot urine (ionregeling)
Aldosteron (hormoon) bepaalt hoeveel ionen je uitplast. Het zorgt ervoor dat K+ in het 2e gekronkelde nierbuisje naar voorurine gaat. Na+ en Cl- gaan terug naar je bloed. H+ wordt afgegeven en HCO3- gaat naar je bloed
40
Stap 6 voorurine tot urine (waterregeling)
ADH (hormoon) regelt hoeveel water je uitplast. Hoe meer ADH, hoe meer water uit de voorurine gaat en dus hoe minder water je uitplast. Ach zorgt er ook voor dat een beetje ureum uit de voorurine gaat
41
Stap 7 voorurine tot urine (definitieve urine)
Definitieve urine bevat: Water, ureum, ammonium, ionen en andere stoffen
42
43