Hoofdstuk 2 vwo 4 Flashcards
(57 cards)
Wat zijn de 10 organisatie niveaus
- molecuul
- cel
- weefsel
- orgaan
- orgaan stelsel
- organisme
- populatie
- levensgemeenschap
- ecosysteem
- systeem aarde
Wat is een emergente eigenschap
een eigenschap die voorkomt door de samenwerking van meerdere onderdelen
wat zijn de levenskenmerken
-beweging
-groei en ontwikkeling
-voortplanting
-stofwisseling
-waarnemen van een reageren op prikkels
symptomen hyper glucosegehalte
plassen, dorst, vermoeidheid
symptomen hypo glucosegehalte
zweten, trillen, duizeligheid, honger
wat doen stamcellen
differentiëren tot gespecialiseerde cellen
eigenschappen plantaardige cel
celkern, vacuole, cytoplasma, celwand, grondplasma
eigenschappen dierlijke cel
celkern, cytoplasma, celmembraan
functie celkern
bevat DNA
functie ribosoom
bevat rRNA
functie endoplasmatisch reticulum (ER)
Ruw -> bewerkt en transporteert eiwitten
glad -> maakt vetachtige stoffen en giftige stoffen onschadelijk
functie transportblaasjes
eiwitten transporteren
functie golgisysteem
bewerkt, sorteert en stopt stoffen in transportblaasjes
functie mitochondrium
afbraak glucose tot ATP
functie lysosomen
blaasjes met verteringsenzymen om versleten organellen en opgenomen stoffen binnen de cel af te breken
functie cycoskelet
structuur van cel en transport van organellen
functie centriolen
eiwitdraden voor DNA-splitsing hechten hieraan
eigenschappen bacteriën
prokaryoot, flagel voor bewegen, vaak heterotroof
eigenschappen schimmels
eukaryoot, heterotroof, celwand uit chitine
waaruit bestaat het celmembraan
fosfolipiden
waaruit bestaan fosfolipiden
een hydrofiele kop en een hydrofobe staart
waarvoor zorgt cholesterol in het membraan
stabiliteit van het membraan
welke stoffen kunnen wel/niet door celmembraan
H2O oplosbare stoffen niet, vetachtige stoffen wel
wat is diffusie
het verplaatsen van moleculen door een celmembraan zodat de concentratie aan beide kanten gelijk is