Hoofdstuk 15: Groepen in context Flashcards

1
Q

ecologie van een groep

A

bestudeert de interacties tussen de levende (de groep en haar leden) en de levenloze (fysieke setting) componenten van de omgeving van een groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

attention restoration theory (ART) (Kaplan)

A

Stelt dat cognitieve resources zoals aandacht en zelfregultatie naar cognitive overload weer aangevuld kunnen worden door interactie met een natuurlijke omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Remote zone

A

Mensen bevinden zich op andere plekken en hebben elektronische communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

5 interpersoonlijke zones

A
  1. intieme zone
  2. Persoonlijke zone
  3. sociale zone
  4. Publieke zone
  5. Remote zone
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

equilibrium model van communicatie

A

hoeveelheid oogcontact en intimiteit van het onderwerp in interpersoonlijke settings, de hoeveelheid benodigde persoonlijke ruimte voor de groepsleden bepaalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Crowding

A

Psychologische reactie die ontstaat wanner individuen het gevoel hebben dat ze niet genoeg ruimte om zich heen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dichtheid intensiteit hypothese (over situaties)

A

een hoge dichtheid + onplezier = situatie nog meer oncomfortabel
hoge dichtheid + plezier = situatie nog beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Societale ruimtes

A

ruimte die zo ingericht is dat sociale interactie tussen groepsleden wordt verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sociofugale ruimtes

A

ruimte die interactie tussen groepsleden juist verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Steinzor effect

A

neiging van leden van een groep om te reageren op de persoon die tegenover je zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoofd-van-de-tafel effect

A

leiders zitten meestal aan het hoofd van de tafel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

drie typen territoria

A
  • primair
  • secondair
  • publieke
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

thuisvoordeel

A

neiging van individuen en groepen om voordeel over anderen te verkrijgen als ze interacteren in hun thuissituatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gedragssettings

A

voorgeschreven acties en gedragingen, die men hoort te doen als men zich in de fysieke situatie bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gedragssettings

A

voorgeschreven acties en gedragingen, die men hoort te doen als men zich in de fysieke situatie bevindtsyno

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

synomorphie

A

kwaliteit van de fit tussen de mensen en de fysieke situatie

16
Q

Staffing theorie (Wicker)

A

ecologische analyse van gedragssettings die stelt dat zowel onder als overbezetting schadelijk kan zijn voor het werk

17
Q

Vier typen basis configuraties van werk en hun ideale ruimtelijke plekken

A
  • netelroos (hives): werken individueel en aan routine taken. Weinig interactie. (callcenterS)
  • cellen: leden werken aan complexe lange termijn en relatief geïndividualiseerde projecten die prive werkplekken vereisen. miss ook vanuit huis (advocaten bijv)
  • Hol (dens): leden met dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden, werken samen aan een collectieve taak of project. open ruimte nodig. interacteren veel (finance support teams)
  • clubs: leden zijn getalenteerd, succesvol en goed getraind. Werken vaak aan verschillende taken en projecten. hun werkplek moet flexibel zijn, maar ook privacy bieden (creatieve teams, high anatomy en interaction)