Hoofdstuk 2 Flashcards
(16 cards)
Systeem
Een samenstel van elementen en van betrekkingen tussen die elementen, dat als geheel functioneert door de onderliggende afhankelijkheid van de elementen en dat voor de betrokken elementen bepaalde functies vervalt.
Totaliteit/systeemsamenhang
Als er een verandering optreedt in een deel van het systeem heeft dat zijn weerslag op het gehele systeem. Deze verandering zal ook veranderingen in andere delen van het systeem teweeg brengen.
Niet-optelbaarheid
Verwijst naar het karakter en de eigenschappeb van het systeem die niet herleidt kunnen worden tot de eigenschappen van de individuele leden van het systeem.
Gedrag in tweeheid/folie a deux
Het gedrag van de één veronderstelt het gedrag van de ander vice versa.
Subsyteem
Een willekeurige samenstelling van twee of meer leden van het systeem.
Coalitie
Een subsysteem van twee of meer leden van het systeem dat wordt gekenmerkt door gemeenschappelijke intenties en belangen en door gemeenschappelijke inspanningen om deze intenties te verwezenlijke.
Homeostase
Een toestand van dynamisch evenwicht die gekenmerkt wordt door veelvuldige onderling afhankelijke acties van de leden van het systeem, die erop gericht zijn de doelen of normen die voor het betreffende systeem gelden, te realiseren. Impliceert trouw aan een norm en veronderstekd de samenwerking met betrekking tot het realiseren van die norm.
Lenigheid van het systeem
Het vermogen van het systeem om zich aan te passen aan ingrijpende veranderingen die binnen of buiten het systeem plaatsvinden.
Systeemomgeving
Samenstel van:
1. alle objecten buiten het systeem die van invloed zijn op dat systeem.
2. alle elementen buiten het systeem waarvan de kenmerken worden veranderd door het gedrag van dat systeem.
Input
Open systemen voeren grondstoffen en informatie in vanuit de omgeving.
Throughput
Open systemen transformeren het materiaal en de informatie die ze binnenkrijgen.
Output
Open systemen leveren hun producten op een gegeven moment af aan de omgeving.
Cyclisch proces
Het herhaalt zich steeds weer, maar verloopt syeeds weer net iets anders.
Organisaties
De ordenende en structurende kracht van het systeem waardoor het in staat is te overleven door middel van structuur, ordening, aanpassing en flexibiliteit.
Differentiatie
Het proces waarin systemen zich proberen aan te passen aan nieuwe situaties door nieuwe subsystemen, taken en functies te creeren.
Zeven uitgangspunten systeemtheorie:
- Het is niet mogelijk niet te communiceren.
- Elke communicatie bezit een inhouds- en een betrekkingsniveau. Het betrekkingsniveau bepaald het inhoudsniveau.
- Problemen in- of tussen beide niveau’s.
- Het karakter van de betrekking is afhankelijk van de interpunctie.
- Mensen communiceren zowel analoog als digitaal.
- Elke uitwisseling van communicatie is of symmetrisch of complementair.
- Tegenstrijdigheden en paradoxen in de communicatie.