Hoofdstuk 3: Verstandelijke beperkingen Flashcards
(44 cards)
Twee vraagtekens bij de heterogeniteit van de groep
- Enerzijds vallen personen met niet aangeboren hersenletsel en dementerende mensen officieel buiten de doelgroep van personen met mentale beperking
- Anderzijds worden ze wel vaak met dezelfde problematieken geconfronteerd
Drie elementen om van een verstandelijke beperking te kunnen spreken
- Beperkingen in het algemeen intellectueel functioneren
- Beperkingen in adaptieve vaardigheden
- Voor 18 jaar
! Het is geen persoonlijkheidskenmerk, maar een beschrijvende term
Beperkingen in het algemeen intellectueel functioneren
We meten algemene intelligentie (‘g’) met intelligentietests
Intellectueel functioneren moet twee standaarddeviaties onder gemiddelde (100) liggen → zit marge op
Beperkingen in adaptieve vaardigheden
Verschillende vaardigheidsdomeinen:
1. Conceptuele vaardigheden: taal, lezen, schrijven, …
2. Sociale vaardigheden: interpersoonlijk contact, verantwoordelijkheidsbesef, houden aan regels, …
3. Praktische vaardigheden: activiteiten dagelijks leven, gebruik van telefoon
Vier soorten intellectueel functioneren
- Retared, maar adaptief: geen verstandelijke beperking
- Not retared, maar adaptief: geen verstandelijke beperking
- Not retarded; niet adaptief: geen verstandelijke beperking (bv. mensen met autisme)
- Retarded, niet adaptief: verstandelijke beperking
Drie opmerkingen bij de definitie van een verstandelijke beperking
- Gaat uit van enkelvoudige algemene intelligentiefactor
- Beperking in adaptieve vaardigheden kan te maken hebben met het niet verwerven van de waardigheid, maar ook met het niet kunnen toepassen ervan
- Verstandelijke beperking is een ontwikkelingsstoornis en wordt onderscheiden van andere stoornissen verworven op latere leeftijd
Twee soorten benaderingen met onderverdeling
- Individuele benaderingen: biomedisch en functioneel
- Sociale benaderingen: omgevings en mensenrechten
Individuele benaderingen
Gebaseerd op positivistisch paradigma
Gericht op primaire preventie
Beperking = beperkt functioneren in vergelijking met wie geen beperking heeft
Integratie was nihil en niet de bedoeling
Inclusie is private verantwoordelijkheid, niet van samenleving/omgeving
Biomedische benadering
Nadruk op defect als gevolg van stoornis
Verbeteren: gericht op medische of genetische preventie
Focus: de beperking
Diagnostiek: ernst in kaart brengen, bepaalt mede toegang tot middelen
Mensen met verstandelijk beperking waren minderwaardig
Functionele benadering
Nadruk op beperking als gevolg van mentale of fysieke conditie
Doel: functionele korten wegwerken
Vaardigheden voor dagelijks leven aanleren
Persoon met beperking past zich aan
Sociale benaderingen
Beperking als gevolg van sociale structuur
Prioriteit aan politieke, sociale en gebouwde omgeving
Secundaire preventie
Stoornis: gaat enkel om een verschil, geen afwijking
Participatieproblemen: gevolg interactie tussen persoon en omgeving
Omgevingsbenadering
Inrichting van omgeving is oorzaak van beperking
Doel: aanpassen van omgeving en ondersteuning → participatie mogelijk maken
Mensenrechtenbenadering
Beperking als gevolg van sociale oorzaken: komt vooral door discriminatie
Brede systeemfactoren zijn de oorzaak en leiden tot discriminatie
Empowerment: mensen met verstandelijke beperking sterker maken
Prevalentie
1% van de bevolking
Prevalentie grootst op schoolleeftijd
Prevalentie BINNEN de groep personen met een verstandelijke beperking
Lichte verstandelijke beperking: 85%
Matige verstandelijke beperking: 10%
Ernstige verstandelijke beperking: 3-4%
Diepe verstandelijke beperking: 0,6%
Drie factoren voor een hogere prevalentie
- Geneeskunde: mensen met verstandelijke beperking die vroeger niet zouden overleven, doen dit nu wel
- Oudere moeders: verlating van leeftijd waarop vrouwen eerste kind krijgen
- Complexere maatschappij
Twee factoren voor een lagere prevalentie
- Prenatale diagnostiek en afgebroken zwangerschappen
- Vaccinaties en beheersen van infectieziekten
Drie vlakken voor oorzaken van verstandelijke beperkingen
- Prenataal
- Perinataal
- Postnataal
Prenatale oorzaken van verstandelijke beperkingen
Biologisch: genetisch, metabool, problemen ontwikkeling hersenen, omgevingsinvloeden
Gedrag: risicogedrag moeder
Sociaal: armoede, huiselijk geweld, geen toegang tot prenatale zorg
Opvoeding: onvoldoende voorbereiding, ouders met verstandelijke beperking, tienermoeders
Perinatale oorzaken van verstandelijke beperkingen
Biologisch: zuurstoftekort, hersenbloeding, …
Gedrag: afwijzing baby (hechtingsproblemen)
Sociaal: onvoldoende ondersteuning
Opvoeding: gebrek aan adequate zorg
Postnatale oorzaken van verstandelijke beperkingen
Biologisch: infecties en vergiftigingen
Gedrag: mishandeling, verwaarlozing, ongevallen
Sociaal: deprivatie, ongunstige levensomstandigheden, …
Opvoeding: tekort aan stimulatie, inadequate responsiviteit, …
Primaire preventie
Voorkomen, vermijden van de stoornis
Genetisch advies, prenatale diagnostiek, vaccinaties, voorlichtingscampagnes
Secundaire preventie
Ontwikkeling van stoornis voorkomen → lagere prevalentie
Vroegtijdige onderkenning en interventie door middel van medische aanpak of ontwikkelingsstimuleringsprogramma’s
Tertiaire preventie
Negatieve gevolgen beperken door aangepaste (be)handeling
Gezin extra steun bieden zodat kind kan opgroeien tot zelfstandige volwassene